Abonneer Log in

Inloopplan van Groen! voor allochtonen in het onderwijs: een reactie

Samenleving & Politiek, Jaargang 12, 2005, nr. 9 (november), pagina 31 tot 37

Midden september lanceerden Groen!-ondervoorzitter Tine Van der Straeten en Vlaams volksvertegenwoordiger Mieke Vogels een inloopplan met 15 concrete voorstellen voor allochtonen in het onderwijs.1 Groen! vestigt hiermee de aandacht op de problematische onderwijssituatie van allochtonen. Allochtone jongeren vormen inderdaad een zeer kwetsbare groep in ons onderwijs. Dat blijkt onder meer uit de laatste PISA-2 en TIMSS-onderzoeken.3 Het Vlaamse onderwijssysteem valt in deze internationale vergelijkende studies op als één van de weinige dat een hoge kwaliteit met een grote ongelijkheid in onderwijskansen en -resultaten combineert. Sociale herkomst bepaalt in Vlaanderen nog altijd het onderwijsniveau dat iemand bereikt. Ook en vooral Vlamingen van allochtone afkomst krijgen onvoldoende kansen in ons onderwijs. Dat is uiteraard onaanvaardbaar. Komaf maken met die ongelijkheid is dan ook de grote ambitie van onderwijsminister Vandenbroucke. De titel van zijn beleidsnota onderwijs is niet toevallig ‘Vandaag kampioen in wiskunde, morgen ook in gelijke kansen’.4 Daarmee geeft hij aan met zijn beleid in Vlaanderen kwaliteitsonderwijs te willen blijven leveren, maar ook iedereen evenveel kansen te willen geven om daarvan de vruchten te plukken. Want als Vlaanderen er niet in slaagt om alle beschikbare talenten beter aan te boren - wat essentieel is als je het hebt over gelijke kansen - dan zal het binnenkort ook geen kampioen meer zijn in wiskunde. Daarom moet Vlaanderen een krachtig onderwijsbeleid voeren en rond gelijke onderwijskansen een brede maatschappelijke mobilisatie op gang brengen zodat straks leerlingen met minder kansen niet vlugger schoolse achterstand oplopen en evenredig aanwezig zijn in de diverse onderwijsvormen en studierichtingen. Maar in zo’n actief gelijke onderwijskansenbeleid past het plan van Groen! niet helemaal want er zijn zowel argumenten voor als tegen de 15 voorstellen.

Taalvaardigheidsonderwijs (1)

Groen! wijst terecht op het belang van taalvaardigheidsonderwijs. Heel wat kinderen kunnen niet ten volle profiteren van het onderwijs omdat ze niet over de taalvaardigheid beschikken die de school van hen verwacht. Het schooltaalprobleem doet zich overigens niet alleen voor bij kinderen voor wie het Nederlands de tweede taal is maar ook bij Vlaamse leerlingen die alleen een dialect of een tussentaal machtig zijn. Een grote taalvaardigheid in het Nederlands is dus voor alle leerlingen van groot belang. Groen! wil echter het taalvaardigheidsonderwijs stimuleren door in het Vlaamse basisonderwijs taalexperimenten op te zetten op eenzelfde manier als in Wallonië en Brussel. Daar wordt in het basisonderwijs geëxperimenteerd met andere talen in de vorm van taal- en taakgericht onderwijs. Vakken als wiskunde of wereldoriëntatie worden herhaald in een vreemde taal. Dit leidt er tot betere resultaten, een betere aansluiting in het secundair onderwijs, een beter abstractievermogen en een verbetering van de taalgevoeligheid. Groen! meent dat deze vorm van onderwijs ook een sociaal voordeel biedt: ‘alle kinderen vertrekken in die les van eenzelfde basis, de teller wordt dus op nul gezet.’ Volgens specialisten is immersieonderwijs (onderdompelingsonderwijs waarbij leerlingen niet alleen in taalvakken les krijgen in een vreemde taal) nochtans niet altijd geschikt voor kinderen van een taalminderheid.5 Bij allochtone leerlingen zijn de vier grote groepen variabelen die het succes van immersieprogramma’s verklaren immers niet altijd aanwezig: een hoge sociale status van de moedertaal en de cultuur van de kinderen, een hoge motivatie en ondersteuning van de kinderen van thuis uit, een communicatieve en interactieve aard van de programma’s en een gevorderde cognitieve ontwikkeling in de eigen moedertaal. Zelfs bij Vlaamse leerlingen zijn deze succesvariabelen niet verzekerd. Het immersiemodel garandeert dus niet voor iedereen maximale kansen en vereist daarom enige behoedzaamheid. Er moet zeker naar de succesvoorwaarden gekeken worden.
Hoewel Groen! hierover niets vermeldt, kan meertalig onderwijs in de vorm van moedertaalonderwijs voor anderstalige leerlingen daarentegen wel zinvol zijn. Het onderwijs in de eigen taal kan leerachterstanden helpen wegwerken. Het maakt de kloof tussen het thuis- en het schoolmilieu kleiner. Bovendien heeft een goede basis in de eerste taal een gunstige invloed op de tweede taal. Zo draagt moedertaalonderwijs bij tot het vlot leren van het Nederlands en het ondersteunt en verheldert ook andere leerinhouden die in het Nederlands worden aangebracht. Het project Onderwijs in eigen taal en cultuur (OETC) bestaat al jarenlang in Vlaanderen. Weinig scholen kiezen hier echter nog voor, onder meer omdat hun ervaringen met de door de ambassades aangestelde OETC-leerkrachten niet altijd positief zijn. Maar het loont wel de moeite om voor groepen allochtone leerlingen die goed vertegenwoordigd zijn in ons onderwijs een nieuw kader uit te tekenen voor de uitbouw van een kwaliteitsvol OETC.
Het allerbelangrijkste is echter dat er voldoende aandacht is voor alle aspecten van kwalitatief goed onderwijs: hoogstaand taalvaardigheidsonderwijs Nederlands, aandacht voor taal als instructietaal, betrokkenheid van de ouders, hoge verwachtingen naar en sterk geloof in de mogelijkheden van de kinderen, leren omgaan met verschillen,... Om de aandacht voor taalvaardigheidsonderwijs Nederlands te versterken, denkt minister Vandenbroucke eraan scholen taaltoetsen aan te bieden waarmee ze kunnen peilen hoe het op scharniermomenten met de kennis van het Nederlands van hun leerlingen (niet alleen allochtone!) gesteld is. Dat zal hen toelaten zichzelf beter te evalueren, tijdig achterstanden vast te stellen en te werken aan remediëring en vernieuwing.

Kleine klasjes van maximum 15 leerlingen in het lager onderwijs (2)

Groen! wil geen gelijke onderwijskansen (GOK)-leerkrachten meer in het lager onderwijs maar extra leerkrachten om kleine klasjes van maximum 15 leerlingen te realiseren. Dit voorstel komt uit het verkiezingsprogramma van Groen! en oogt misschien aantrekkelijk maar stuit bij nader inzien op een aantal bezwaren. Zo is er de hoge kostprijs terwijl de gemiddelde Vlaamse klas eigenlijk al tot de kleinste behoort. Het internationaal gemiddelde voor wiskunde en wetenschappen ligt op 26 leerlingen per klas en het Vlaamse gemiddelde op 20 leerlingen. In ons vierde leerjaar lager onderwijs zit 43% van de leerlingen in zeer kleine klassen (1 tot 19 leerlingen), 50% in middelgrote klassen (20 tot 26 leerlingen) en slechts 6% in grote klassen (27 tot 32 leerlingen).6 Overal heel kleine klasjes maken vergt meer leerkrachten, bijkomende werkingsmiddelen en zelfs extra klaslokalen. Van het huidige gemiddelde van 20 leerlingen per klas overschakelen naar een klasgemiddelde van 15 leerlingen betekent een meerkost van 1/3 van het totale budget voor het lager onderwijs, ongeveer 478 miljoen euro. Enorm veel middelen dus die dan versnipperd in plaats van selectief worden ingezet.
Bovendien betekent dit een grote inperking van de autonomie van scholen zonder dat dit een kwaliteitsverbetering garandeert. Nu beslissen schoolbesturen zelf hoe ze hun onderwijs organiseren. Ook in de aanwending van de extra GOK-uren zijn scholen vrij, zolang ze deze maar gebruiken voor gelijke onderwijskansen. Scholen kunnen dus met GOK-lestijden klasgroepen splitsen àls dit past binnen hun visie rond gelijke onderwijskansen en hun zelfgekozen doelstellingen op dat vlak. Het Steunpunt Gelijke Onderwijskansen wijst er wel op dat leerlinggericht onderwijs veel meer gaat over hoe je met leerlingen werkt, dan over met hoeveel leerlingen je werkt. Dat onderwijs in kleine klassen automatisch beter werkt is namelijk een hardnekkig misverstand. Uit diverse onderzoeken blijkt immers dat er geen aanwijzingen zijn dat kleine klasjes een gunstig effect hebben op gelijke kansen noch op prestaties. Zo weten we uit de laatste TIMSS-studie dat er geen direct verband is tussen klasgrootte en prestaties, integendeel. De vier bestpresterende Aziatische landen tellen gemiddeld 32 tot 38 leerlingen in één klas. De minst goede resultaten komen uit de kleinste klassen. Voorstanders van kleinere klassen gaan er meestal zonder meer van uit dat hoe kleiner de klas is, hoe meer ruimte er is voor creativiteit en individuele begeleiding, hoe gunstiger het leerproces. Maar dit strookt niet met de werkelijkheid. De Duitse onderzoekster Grit Arnhold stelde onlangs vast dat kleine klassen in de praktijk niet beter werken en ze verklaart ook waarom: ‘Over het algemeen laten leerkrachten de kansen die kleinere klasgroepen bieden, onbenut liggen.’7 Of er nu 20 of 27 leerlingen in de klas zitten, de leerkracht blijft dezelfde methode hanteren. Bij de traditionele klassikale aanpak met de leerkracht die aan het bord spreekt, maakt het niet uit of er 15 of 30 leerlingen zitten luisteren. Hoewel leerkrachten in kleinere groepen er de tijd voor hadden, speelden ze niet beter in op de mogelijkheden van hun zwakke en sterke leerlingen. Ze pasten de leerstof niet aan bij de individuele leermogelijkheden, differentieerden niet en benaderden de leerlingen niet apart. Ook het idee dat in kleinere klassen geen onrust en chaos voorkomen, klopt niet met de bevindingen van de onderzoekster. In kleinere klassen komt het even vaak voor dat er de eerste vijf minuten van het lesuur niets gebeurt, hangen de leerlingen evenzeer onderuitgezakt in hun banken en zijn ze effectief of in gedachten met iets anders bezig. Of deze analyse ook voor Vlaanderen geldt is niet bekend, maar de eerste Vlaamse onderzoeksresultaten van de derde kleuterklas tonen géén verband tussen klasgrootte en de mate waarin de leerkracht bezig is met voorbereidend rekenen en lezen of met de wijze van omgaan met anderstalige kleuters. In kleinere kleuterklassen wordt ook niet meer gedifferentieerd dan in grotere.
Alle lagere scholen in Vlaanderen verplichten klasjes van maximaal 15 leerlingen te vormen, vergroot tenslotte ook de kans dat de zwakkere en sterkere leerlingen in homogene groepjes worden ondergebracht. Volgens onderzoek hebben nochtans alle leerlingen baat bij de aanwezigheid van sterkere leerlingen in hun klas en bieden heterogene groepen de zwakkere leerlingen zeker meer voordeel dan dat het de sterksten eventueel benadeelt.8 In gemengde groepen is het leren immers uitdagender. In homogene groepen daarentegen creëer je grote problemen bij de zwakkere leerlingen. Dan krijg je schoolmoeë, gedemotiveerde jongeren aan wie het erg moeilijk lesgeven is. Om al deze redenen zijn wij ervan overtuigd dat het veel effectiever is om met het nieuwe financieringssysteem van het leerplichtonderwijs de middelen selectiever toe te kennen aan scholen met veel kinderen uit socio-economische zwakke milieus, de scholen een zekere autonomie te laten in het besteden van die middelen om alle kinderen gelijke kansen te geven en ze te toetsen op de resultaten en de leerwinst van hun leerlingen.

Graadklassen in het lager onderwijs (3) en secundair onderwijs (6)

Groen! wil overal afstappen van het jaarklassensysteem en overstappen naar een modulair systeem in de vorm van graadklassen. Het voorstel is identiek voor zowel het lager onderwijs als het secundair onderwijs (in feite heeft Groen! dus geen 15 maar 14 voorstellen) en houdt geen rekening met de verschillende situaties van deze onderwijsniveaus. Het komt wel opnieuw neer op een inperking van de autonomie van scholen zonder dat dit een verbetering garandeert. Onderwijs op maat is prima maar dit kan ook op andere manieren. Of er voldoende gedifferentieerd wordt hangt vooral af van de leerkracht, ook in graadklassen. In het basisonderwijs is het jaarklassensysteem al sinds het decreet basisonderwijs van 1997 afgeschaft. Sindsdien zijn de schoolbesturen van het lager onderwijs vrij in hun keuze van indeling in leerlingengroepen. Die indeling moet wel in het schoolwerkplan vastgelegd worden zodat ouders weten wat ze kunnen verwachten. In het lager onderwijs zijn er geen eindtermen per graad. De eindtermen moeten daar pas bereikt worden op het einde van het zesde leerjaar en laten dus ook andere indelingen dan jaar- of graadklassen toe. Zo zijn er lagere scholen waar leerlingen in groepjes zitten met drie leeftijden door elkaar. In het secundair onderwijs bestaat er wel nog een jaarklassensysteem. Alleen in de scholen die participeren aan het experimenteel secundair onderwijs volgens modulair stelsel wijkt de structuur af van de opbouw uit graden en leerjaren. De bedoeling van dit project is juist lessen te trekken uit een experiment met vrijwillige scholen vooraleer het modulair systeem in te voeren in het hele onderwijs. Groen! loopt hier dus vooruit op de evaluatie van het experiment modularisering (voorzien tegen 2007) en dringt zelf al een bepaald model op dat misschien nog een te strak een keurslijf is om echt flexibele en gedifferentieerde leerwegen te kunnen realiseren.

Extra inspanningen in ASO (4)

Scholen die er zich toe verbinden extra inspanningen te doen om de slaagkansen van allochtone leerlingen in het algemeen secundair onderwijs te vergroten, krijgen van Groen! extra middelen. Dit vereist een aanpassing van de huidige GOK-criteria voor de 2e en 3e graad secundair onderwijs. Het is inderdaad nodig dat ook in het ASO leerlingen in aanmerking kunnen komen voor extra ondersteuning. Ook sp.a heeft er bij het GOK-decreet voor gepleit om voor de 2° en 3° graad van het secundair onderwijs socio-economische indicatoren te hanteren. Maar de belangrijkste kritiek van sp.a luidde dat in plaats van een beperkt GOK-budget het hele financieringssysteem van het leerplichtonderwijs in functie van gelijke kansen hoorde te staan. Dit principe is nu in het Vlaams regeerakkoord en de beleidsnota onderwijs 2004-2009 opgenomen en betekent een veel fundamenteler hervorming. Vreemd dat Groen! hier met geen woord over rept!

Een talentencentrum voor hoger onderwijs per provincie en in de steden (5)

Een overkoepelend talentencentrum moet volgens Groen! de doorstroming van allochtone leerlingen naar het hoger onderwijs helpen bevorderen. Maar per provincie en in de steden zo’n centrum oprichten is duur en roept vragen over de efficiëntie op. Een campagne met allochtone voorbeeldfiguren kan wel doeltreffend zijn maar waarom dit aan elk centrum afzonderlijk overlaten? Waarom ook een talentencentrum voor hoger onderwijs beperken tot allochtone jongeren terwijl ook andere groepen ondervertegenwoordigd blijven in het hoger onderwijs, zoals kinderen van laaggeschoolde ouders en studenten met een handicap? Is het überhaupt nuttig om nog een aparte structuur bij te creëren? Inzake studiekeuzebegeleiding hebben immers zowel de scholen als de centra voor leerlingenbegeleiding al een opdracht. Volgens sp.a is het nu effectiever om ook de hogescholen en universiteiten via een honorering in het financieringssysteem aan te sporen om extra inspanningen te doen voor jongeren die ondervertegenwoordigd zijn in het hoger onderwijs.

Stimulansenkrediet voor allochtone jongeren (7)

Omdat er in het secundair onderwijs geen jokerbeurs bestaat, wil Groen! allochtone scholieren een extra stimulansenkrediet toekennen. Maar in tegenstelling tot wat Groen! lijkt te denken, is het niet zo dat zittenblijvers in het secundair onderwijs geen beurs meer kunnen krijgen. Zolang ze leerplichtig zijn en voltijds onderwijs volgen, kunnen leerlingen in het secundair onderwijs altijd - ook bij zittenblijven - een beurs krijgen. Wanneer ze niet meer leerplichtig zijn, kan dit nog steeds mits ze tijdens de niet-leerplichtige periode niet meer dan één schooljaar dubbelden en ze bij zittenblijven dit doen op advies van de school. Tot aan de leerplichtleeftijd van 18 jaar heeft schoolachterstand dus geen effect op een studiebeurs. Alleen na de leerplichtige leeftijd moet een beursgerechtigde scholier voldoen aan enkele voorwaarden die aantonen dat hij het potentieel heeft om zijn studies succesvol te beëindigen. De kans dat een talent verloren gaat omwille van het niet meer krijgen van een beurs is dus al miniem. Als een stimulansenkrediet zonder studievoorwaarde die kans nog zou kunnen verkleinen, waarom dit dan alleen voorbehouden voor allochtone jongeren? Groen! heeft wel een punt waar het de onbekendheid van studiebeurzen bij allochtone ouders betreft. Daar moeten inderdaad nog extra inspanningen worden geleverd. De automatische toekenning van de studiebeurzen zal hiervoor uiteindelijk de beste oplossing zijn. Verder komt het erop aan werk te maken van kosteloosheid in het leerplichtonderwijs.

Multiculturaliteit in de lerarenopleiding (8) extra aandacht voor taalvaardigheidsonderwijs in de lerarenopleiding (9) en meer intercultureel lesmateriaal (10)

De maatregelen die Groen! bepleit voor de lerarenopleiding zijn terecht. Doelstellingen betreffende intercultureel onderwijs zitten wel in de eindtermen en zowel intercultureel als taalvaardigheidsonderwijs zijn in het GOK-decreet opgenomen als mogelijke domeinen waaraan scholen kunnen werken. De Vlaamse onderwijsraad organiseert daarom in samenwerking met het Steunpunt gelijke onderwijskansen studiedagen waar leerkachten kunnen leren hoe de school aan gelijke kansen kan werken op vlak van taalvaardigheidsonderwijs, intercultureel onderwijs, socio-emotionele ontwikkeling, doorstroom en oriëntering, leerlingen- en ouderparticipatie. Maar het kunnen omgaan met verschillen is een echte basiscompetentie van de leerkracht. Interculturele vorming moet dus intrinsiek deel uitmaken van de lerarenopleiding. Alle leerkrachten moeten ook weten hoe taal werkt en zich bewust zijn van de instructietaal die ze hanteren. Het lesmateriaal zou zeker meer intercultureel mogen worden, maar dat is de bevoegdheid van de inrichtende machten. Die kunnen daarvoor beroep doen op het intercultureel lesmateriaal dat het Steunpunt Intercultureel Onderwijs heeft ontwikkeld.

Een inhaaloperatie voor allochtone leraren (11)

Het is absoluut nodig dat er meer allochtone leraren komen maar of die kans verhoogt met een stimulansenkrediet voor allochtone studenten die een lerarenopleiding aanvatten, is twijfelachtig. De voornaamste drempel is immers niet zozeer van financiële dan wel van socio-culturele aard. Voor de financiële drempels bestaan reeds studiebeurzen en sociale toelagen. Belangrijker is dat de instellingen zich meer gaan inspannen voor deze doelgroep en allochtone studenten een gepaste begeleiding bieden. De hogere onderwijsinstellingen zouden daartoe best een stimulansenkrediet krijgen. Minstens even belangrijk is echter dat er maatregelen komen nà de opleiding tot leraar, bij de intrede van de onderwijsarbeidsmarkt. Het decreet evenredige arbeidsparticipatie moet zeker ook in het onderwijs worden uitgevoerd. De Vlaamse regering zal minimale richtlijnen uitwerken voor het opstellen van een actieplan en ervoor zorgen dat de voorgestelde acties concreet en resultaatgericht zijn. De betrokkenen werden al in het Vlaams Parlement uitgenodigd voor een hoorzitting over de allochtone vertegenwoordiging in het onderwijsvak.

Informatiecampagne voor en door de allochtone gemeenschap (12)

De zelforganisaties hebben inderdaad een grotere rol te spelen in de emancipatiebeweging van hun achterban. Zij kunnen hun achterban stimuleren om verantwoordelijkheid op te nemen en actief te worden in scholen en ouderverenigingen. Ze kunnen migrantenouders wijzen op het belang om hun kinderen al vanaf 2,5- of 3-jarige leeftijd regelmatig naar de kleuterschool te laten gaan en om zelf Nederlands te leren. Ook in de lokale overlegplatforms (LOP’s) van het gelijke onderwijskansendecreet hebben ze een belangrijke rol te vervullen. Daar kunnen ze de belangen van hun mensen verdedigen en samen met de andere partners naar oplossingen zoeken. Ze kunnen er ook voor zorgen dat de ouders van schoolgaande kinderen goed geïnformeerd zijn over het nieuwe gelijke onderwijskansendecreet. Zo kunnen ze migrantenouders op de hoogte brengen over de start van de inschrijvingen van scholen en van aparte inschrijvingsperioden voor kinderen met minder kansen. In het LOP kunnen ze scholen er ook toe bewegen om zo’n aparte inschrijvingsperiode te organiseren. Verder kunnen ze ouders van wie een kind onterecht door een school wordt geweigerd, aanmoedigen om klacht in te dienen bij de Commissie leerlingenrechten in Brussel.

Initiatieven in het kader van de buitenschoolse opvang (13)

Groen! pleit ook voor een uitbreiding van de naschoolse opvang in wijken met veel GOK-leerlingen. Meer kwalitatieve naschoolse begeleiding voor allochtone kinderen is zeker wenselijk. Het versterkt hun sociale vaardigheden en onderwijskansen. Maar het al spelenderwijs stimuleren en ondersteunen van taal- en andere vaardigheden gebeurt best al zo vroeg mogelijk. Om achterstand te voorkomen zijn dus vooral ook voorschoolse stimuleringsprogramma’s nodig. Samenwerkingsprojecten tussen het kleuteronderwijs, Kind en Gezin en instanties die dicht bij de ouders staan, kunnen voor en tijdens het kleuteronderwijs aan achterstandspreventie doen. Bovendien moet vroege en regelmatige participatie aan het kleuteronderwijs beslist opgedreven worden.

Praktijktests om discriminaties op de arbeidsmarkt in kaart te brengen (14)

Het is hoog tijd dat werkgevers hun verantwoordelijkheid opnemen en ervoor zorgen dat hun werkplaatsen de bevolking weerspiegelen. In de sectorconvenanten moeten er dringend striktere afspraken inzake streefdoelen over het aantal allochtonen komen. Discriminatie op de werkvloer moet aangepakt worden. De praktijktests waar het centrum voor gelijke kansen en Groen! voor pleiten, zijn reeds voorzien in de met grote meerderheid gestemde federale antidiscriminatiewet maar wachten nog steeds op hun uitvoeringsbesluiten. Inmiddels beweegt er wel al wat op Vlaams niveau. De naamloze sollicitatie via de website van de VDAB is een eerste stap. In het onderwijs en door informatiecampagnes moet discriminatie nog meer in de aandacht kunnen komen. Het belangrijkste is echter de ondersteuning en de begeleiding van de werkzoekende. Het is de bedoeling om door het realiseren van de zogenaamde ‘sluitende aanpak’ iedere werkzoekende een aangepast begeleidingsaanbod richting werk te geven. Een kwalitatieve reguliere trajectwerking en een gespecialiseerde trajectwerking voor specifieke doelgroepen moeten resulteren in een evenredige arbeidsparticipatie van alle kansengroepen.

School in de buurt en buurt in de school (15)

Het concept van de brede school kan inderdaad extra kansen bieden aan achtergestelde groepen. Ook wij streven naar een school die buiten haar grenzen treedt en op zoek gaat naar partners om de alsmaar groter wordende maatschappelijke verwachtingen van het onderwijs te helpen invullen. De school moet trachten in te spelen op de noden en behoeften van ouders, buurt en kinderen en hen daarbij zoveel mogelijk betrekken. Schoolopbouwwerk is hierin voor ons een evident vertrekpunt, maar het netwerk rond de school moet breder zijn: basis- of volwasseneneducatie, naschoolse opvang, kunsteducatie, sport- en jeugdclubs,… kunnen alle een belangrijke rol opnemen.

Katlijn Schroyens
Stafmedewerker onderwijs sp.a-studiedienst

Noten
1/ Inloopplan voor allochtonen in het onderwijs. Groen! Lanceert 15 voorstellen voor gelijke kansen voor allochtonen, http://www.politics.be/persmededelingen/9774/
2/ Programme for International Student Assessment, zie Leren voor de problemen van morgen - De eerste resultaten van PISA 2003, www.ond.vlaanderen.be/onderwijsstatistieken/
3/ Trends in Mathematics and Science Study, zie Vlaanderen in TIMSS 2003, www.ond.vlaanderen.be/onderwijsstatistieken/
4/ Beleidsnota Onderwijs en Vorming 2004-2009, http://www.ond.vlaanderen.be/beleid/archief/
5/ Hoorzitting over twee- en meertalig onderwijs van 19 maart 2003. Verslag namens de Commissie voor Onderwijs, Vorming en Wetenschapsbeleid uitgebracht door de heer Julien Demeulenaere. Stuk 1621 (2002-2003) - Nr.1
6/ Vlaanderen in TIMSS 2003,www.ond.vlaanderen.be/onderwijsstatistieken/
7/ ‘Kleine klassen werken niet’, De Standaard, 9 september 2005 en ‘Klein ist noch nicht fein’, Die Zeit, 1 september 2005, http://www.zeit.de/2005/36/B-Klassengr\_9a\_a7e.
8/ Vanderhoeven Johan, L. Positief omgaan met verschillen in de leeromgeving: een visie op differentiatie en gelijke kansen in authentieke middenscholen. Antwerpen, uitgeverij Garant, 2004.

allochtonen - onderwijs - Groen-Groen!

Samenleving & Politiek, Jaargang 12, 2005, nr. 9 (november), pagina 31 tot 37

Abonneer je op Samenleving & Politiek

abo
 

SAMPOL ONLINE

40€/jaar

  • Je leest het magazine online
  • Je hebt toegang tot het enorme archief
MEEST GEKOZEN

SAMPOL COMPLEET

50€/jaar

  • Je ontvangt het magazine in de bus
  • Je leest het magazine online
  • Je hebt toegang tot het enorme archief
 

SAMPOL STEUN

100€/jaar

  • Je ontvangt het magazine in de bus
  • Je leest het magazine online
  • Je hebt toegang tot het enorme archief
  • Je krijgt een SamPol draagtas*
 

SAMPOL SPONSOR

500€/jaar

  • Je ontvangt het magazine in de bus
  • Je leest het magazine online
  • Je hebt toegang tot het enorme archief
  • Je krijgt een SamPol draagtas*

Het magazine verschijnt 10 keer per jaar; niet in juli en augustus.
Proefnummer? Factuur? Contacteer ons via info@sampol.be of op 09 267 35 31.
Het abonnementsgeld gaat jaarlijks automatisch van je rekening. Het abonnement kan je op elk moment opzeggen. Lees de Algemene voorwaarden.

Je betaalt liever via overschrijving?

Abonneren kan ook uit het buitenland.

*Ontdek onze SamPol draagtas.