Abonneer Log in

Wie betaalt wat gratis is?

Samenleving & Politiek, Jaargang 10, 2003, nr. 7 (september), pagina 14 tot 22

There’s no such thing as a free lunch, is het bekende citaat van Milton Friedman dat telkens weer als antwoord op het gratisverhaal van Steve Stevaert wordt bovengehaald. Zowel progressieve als conservatieve politici liepen storm tegen het voorstel om het openbaar vervoer gratis te maken, of tegen de afschaffing van het Kijk- en Luistergeld. Van de rechterzijde kan je dat nog enigszins begrijpen, de aanvallen van links zijn ideologisch minder goed te verklaren. Want gratis is goed.

Gratis is Goed

In een interview na de verkiezingen heeft Jos Geysels het nog steeds moeilijk om het gratisverhaal aan solidariteit te koppelen. ‘Ik ben er niet zo zeker van dat het gratisverhaal een progressief verhaal is. Progressieven moeten durven wijzen op solidariteit, ook als de wind even tegenzit. Het is dat voortdurend wijzen op what’s in it for me? dat mij niet aanstaat’ zegt de Agalev-topman.

Als we deze zin even ontleden is volgens (sommige?) (groene?) progressieven ‘gratis’ niet progressief, niet solidair en wel egoïstisch. Merkwaardig. Het is niet echt duidelijk wat de basis van die kritiek precies is. Soms lijkt van beide kanten het verwijt niet méér te zijn dan dat Stevaert een misleidend begrip gebruikt heeft omdat hij niet duidelijk maakte dat gratis niet helemaal gratis is. Of dat men overheidsmiddelen besteden aan openbaar vervoer minder zinvol vindt dan aan pakweg gehandicaptenzorg of leefmilieu. Of dat men wel zoveel in openbaar vervoer mag stoppen, maar dan liever in bijkomende trams dan in bijkomende passagiers.

Iemand moet de factuur toch betalen? Dat klopt uiteraard, en het is ook nooit een geheim geweest wie de factuur van het gratis openbaar vervoer betaalt. Dat is uiteindelijk de belastingbetaler. En in die zin is het woord ‘gratis’ even toepasselijk als bij de ‘gratis Beyblade’ die uw kinderen in het pakje chips vinden, of de gratis koffiebeker die ik deze week bij een halve kilo Douwe Egberts toegestopt kreeg. Ik heb die uiteindelijk ook betaald. Ik betaal zelfs mee voor iedereen die in de supermarkt proletarisch gaat winkelen omdat de winkeliers de winkeldiefstal gewoon in hun marges incalculeren. Het is zelfs veel meer gratis dan het ‘gratis internet’ dat je een jaar of twee geleden overal kreeg toegestopt. Pas bij de eerste telefoonrekening werd de kostprijs van een uurtje gratis surfen pijnlijk duidelijk. Dat soort ‘gratis’ is nochtans zelden als bedrieglijk aangeklaagd. Dan is het ‘gratis’ openbaar vervoer van Stevaert eigenlijk nog een stuk eerlijker. En het klinkt ongetwijfeld wervender dan een of ander juridische of administratieve term. ‘Because a spoonful of sugar helps the medicine go down’, zong Mary Poppins al.

Gratis is niet nieuw in een overheidsbeleid. Onze parken zijn gratis, ons onderwijs zou het moeten zijn, politie is gratis, landsverdediging ook. Met de gratis autowegen die iedereen meebetaalt, ook wie geen wagen heeft, werd aan de bedrijven een stevig logistiek netwerk gratis ter beschikking gesteld. Wat dan weer voor economische groei enerzijds en een ecologisch probleem anderzijds zorgde, maar dit even terzijde. Uiteraard worden die diensten via de fiscaliteit gefinancierd. Maar dienen belastingen niet net om maatschappelijke goederen voor iedereen ter beschikking te stellen? Niet iedereen vindt dat. Voor de rechterzijde gaat de afbouw van de publieke sector hand in hand met de mogelijkheid om belastingen te verlagen. Een van de verantwoordingen voor het cijnskiesrecht waarbij enkel wie belastingen betaalde stemrecht had, was net dat het parlement over de besteding van hun belastingen besliste. Het principe no taxation without representation werd even vrolijk omgekeerd zodat de representation afhankelijk werd gemaakt van de taxation.

Het herverdelingsmechanisme van de fiscaliteit is een links begrip. En een beginsel dat niet zonder meer als verworven moet beschouwd worden, al zijn er in België zelf nog weinigen die de radicaal rechtse visie op fiscaliteit durven verdedigen. In die rechtse visie moeten met zo weinig mogelijk belastingen, enkel de hoogstnodige openbare diensten gefinancierd worden. Law en order scoren daarbij hoog, sociale programma’s zeer laag. Het typevoorbeeld van de liberale staat zijn uiteraard de Verenigde Staten, maar het IMF promoot die visie zeer actief bij elk land dat komt aankloppen voor een lening. De afbouw van de publieke sector geeft immers mogelijkheden voor de bedrijven om een stuk van die markt in te pikken. De strategie van Bush om nu een enorme overheidsschuld op te bouwen door belastingsverlaging en oorlogsuitgaven garandeert nog voor decennia een vleugellamme Amerikaanse overheid.2 Achter de discussie over gratis gaat in wezen een ideologische strijd over sociale rechtvaardigheid en publieke dienstverlening schuil. En het zijn tot nu toe zelden de consumenten die zich bevrijd voelen in de geliberaliseerde en geprivatiseerde markt van openbaar vervoer, post, energie of media.

Men moet een en ander vooral toch ook in perspectief blijven zien. Er is zo goed als geen enkele overheidsdienst of gemeenschapsvoorziening die tegen kostprijs wordt verkocht. Alhoewel de neoliberale ideologen Hayek, Friedman, Boudewijn Bouckaert en de ‘vorige’ Verhofstadt daar wel voor gepleit hebben. Een van hun recepten was: laat iedereen op een vrije markt het volle pond betalen voor onderwijs en geef aan de zwakkeren een onderwijscheque om die toch ook wat te helpen. Maar tot vandaag wordt elke overheidsdienst zwaar gesubsidieerd en zijn de eigen inkomsten doorgaans relatief marginaal. Gratis is dus eigenlijk ook niet méér dan het afkopen van die particuliere bijdrage en deze herfinancieren via fiscale weg.

Er zijn een zeer groot aantal openbare diensten waar de burger toch voor betaalt: gezondheidszorg, opera, huisvuilophaling, … De ratio achter die bijdrage is doorgaans letterlijk een remgeld. Men wil het medisch verbruik, de afvalproductie beperken door de burgers zelf mee te laten betalen. Verder zijn er de prestaties waarvoor een retributie wordt geheven. Zo is er niet veel reden om iedereen te laten meebetalen voor uw reispas, of voor de afhandeling van een bouwdossier.

Voor culturele diensten is het soms iets moeilijker de verantwoording te vinden. De Gentse musea zijn gratis voor de Gentenaars omdat die reeds betalen via hun belastingen. Ze zijn nu ook op zondagmorgen voor iedereen gratis om méér mensen de weg naar de tentoonstellingen te laten vinden. Waarom moeten ze dan überhaupt nog inkomgeld vragen om niet-Gentenaars op weekdagen te ontmoedigen? En waarom moet ik als Vlaamse belastingbetaler dan nog betalen voor de Vlaamse musea? In een aantal gevallen brengt de loketbediende wellicht niet eens z’n eigen wedde op. Dan kan je die toch maar beter laten kijken of er niemand met de Rechtvaardige Rechters aan de haal gaat. In de opera dient het inkomgeld wellicht om het plebs buiten te houden.

Er is alle reden om die gemeenschapsdiensten die universeel zijn én maatschappelijk gewenst gedrag stimuleren, uitsluitend via fiscale weg te financieren. Een eigen bijdrage is dan enkel aanvaardbaar in de mate dat dit een overconsumptie van die diensten kan tegengaan. Maar dan ook al in het besef dat een forfaitaire bijdrage voor de ene veel zwaarder weegt dan voor de andere. Er zijn eigenlijk twee criteria voor een rechtvaardige belasting. Het eerste principe is de ability to pay waarbij men bedoelt dat overheidsdiensten die de hele samenleving ten goede komen, gefinancierd worden in verhouding tot de mogelijkheid voor de belastingbetaler om die taksen te betalen. In de economische literatuur worden progressieve belastingen evident als de meest rechtvaardige beschouwd. Forfaitaire belastingen gaan hier recht tegen in, aangezien daar de laagste inkomens relatief de zwaarste last dragen. Het andere criterium is het benefits-received principle waarbij men voor overheidsdiensten betaalt in verhouding tot het gebruik dat men er van maakt. Zo is het redelijk dat wie veel water verbruikt meer betaalt dan iemand die er zuinig mee omspringt. Maar even redelijk dat de minimale basisbehoefte aan water gratis is, zoals dit in Vlaanderen reeds voor een stukje voor energie werd gerealiseerd.

Indien de bovenstaande redenering radicaal zou toegepast worden, komen er nog een flink aantal diensten in aanmerking voor gratis. De rem hierop is eerder van psychologische aard. Alles gratis vraagt een vrij hoog belastingsniveau. Zelfs als je hiermee tientallen diensten voortaan gratis krijgt, zou de doorsnee inwoner zich wellicht meer ergeren aan zijn belastingsaanslag, dan vreugdevol zijn dat hij voortaan zonder betalen op de trein, in het theater of naar school kan, geen postzegels meer moet plakken op een brief of enkel nog voor het verkwistend gedeelte van het waterverbruik moet betalen. Ook al omdat de kniesoren onder ons, nooit buiten komen. En men eindeloos kan doorjammeren over voordelen die een ander krijgt omdat men die zelf niet wil.

Gratis openbaar vervoer

Het verzet tegen gratis openbaar vervoer vanuit beide hoeken van het politiek spectrum is opmerkelijk. Agalev heeft er altijd al moeilijkheden mee gehad, hoewel het in 1985 al in haar eigen economisch programma stond. Het verzet van de rechterzijde tegen gratis openbaar vervoer ligt meer voor de hand. Haar achterban heeft doorgaans enkel met de tram te maken als ze nog eens een keertje de BMW op de sporen heeft geparkeerd. Maar investeren in openbare diensten is vooral tegen het geloof van de rechterzijde. Je moet daar immers belastingen voor heffen, en die worden in theorie alvast meer door rijken betaald. Eigenlijk zouden we de fiscus nog meer als een moderne Robin Hood moeten voorstellen: we halen het geld bij de rijken en geven het aan iedereen.

In de mate dat men het gebruik van het openbaar vervoer als maatschappelijk gewenst gedrag beschouwt, is het toch vreemd dat men daar een remgeld wil op heffen en een busticketje wil laten betalen door wie de bus neemt (en dus niet door de automobilisten). Dat de autosnelwegen omgekeerd wel al vijftig jaar meegefinancierd worden door de mensen die geen auto bezitten is dan een eerder spijtig toeval. Rekeningrijden zal dat wel oplossen zeker? Of misschien enkel tijdens de spitsuren voor de losers die op tijd op hun werk moeten zijn. De baas komt wel om vijf na negen aangezoefd.

Door openbaar vervoer gratis te maken, laat men eigenlijk niet-gebruikers nog meer meebetalen voor de bussen, trams of treinen. Eigenlijk is het dan gewoon rationeel om de bus op te stappen, je hebt er toch al voor betaald. Openbaar vervoer is overigens maatschappelijk bijzonder gewenst. Om deel te nemen aan het sociaal-maatschappelijk en aan het cultureel leven moet een mens zich kunnen verplaatsen. Ouderen dreigen te vereenzamen wegens gebrek aan sociaal contact met anderen, door het gebrek aan verplaatsingsmogelijkheden. Uit het eerste experiment in Hasselt bleek al dat het een positief effect had op het ziekenhuisbezoek. Maar ook op het algemeen welbehagen van de Hasselaren.

Uit onderzoeken van Waege, Swyngedouw en Elchardus blijkt dat sociale relaties van bijzonder groot belang zijn voor het verminderen van het onveiligheidsgevoel en het gevoel van onbehagen. ‘De onveiligheidsgevoelens zijn lager bij mensen met een hoge graad van cultuurparticipatie. Dit sluit aan bij de vaststelling dat sociale isolatie het gevoel van bedreiging, kwetsbaarheid en hulpeloosheid vergroot. De onveiligheidsgevoelens zijn immers ook lager bij mensen die frequent contact hebben met vrienden en/of aan vrijwilligerswerk doen.’3 Het gratis openbaar vervoer was wellicht de meest effectieve maatregel in het beleidsdomein Welzijn.

Tegelijkertijd doen we ook iets aan het mobiliteitsprobleem. Het is duidelijk dat we moeten proberen om mensen te doen overstappen van de auto naar de bus. Het vrijetijdsautoverkeer blijft onverminderd toenemen. Op deze manier kunnen we ook hier een stuk tegengewicht aan geven en een oplossing bieden door het uitbouwen van een aantrekkelijk en goedkoop openbaar vervoer. En openbaar vervoer is ook aanzienlijk veiliger dan het autoverkeer.

Uiteraard waren de nieuwe gebruikers niet enkel mensen die nu de auto lieten staan. Als het regent spring je toch ook vlot de gratis bus op. So what? In sommige commentaren lijkt het haast alsof er goede en slechte busreizigers zijn. Wie z’n ticket zelf betaalt of een auto geparkeerd laat staan is een keurige burger. En mag zich voor de prijs van dat ticketje mateloos ergeren aan gepensioneerden die op basis van een antieke hoffelijkheidregel nog een gratis zitplaats durven innemen.

Het gratis stads- en streekvervoer is een zegen voor De Lijn gebleken. Het aantal reizigers steeg van 215 miljoen in 1997 naar 318 miljoen in 2002. Een stijging van liefst 48% in een periode van vijf jaar, waarbij de sterkste stijging in de laatste drie jaar ligt. Uiteraard hebben de tariefmaatregelen een ontvangstenverlies veroorzaakt bij de VVM. In 1997 bedroegen de eigen inkomsten van de VVM: 112 miljoen euro. Er bestonden toen geen tarieftussenkomsten van de overheid, omdat er ook nog geen tariefmaatregelen waren genomen. In 2002 waren die eigen ontvangsten gedaald tot 105 miljoen. De tarieftussenkomst van de overheid ter compensatie van de gratis reizigers bedroeg echter bijna 20 miljoen euro. Het management van De Lijn heeft het dus zeker niet zoveel moeilijker gekregen om het bedrijf te runnen. Er wordt af en toe wel eens vanuit oppositiekringen dramatisch gedaan over dreigende tekorten, maar die problematiek stelt zich vandaag niet anders dan 10 jaar geleden. Integendeel. De Lijn heeft vandaag een maatschappelijke en politieke positie verworven die voor gelijk welke regering incontournable is geworden.

Een minister van mobiliteit hanteerde vroeger een ‘aanbodpolitiek’. Men wou investeren in nieuwe bussen, nieuwe trams, nieuwe lijnen en hoopte zo de mensen naar het openbaar vervoer te lokken. Een minister van begroting wees dan traditiegetrouw op het lage aantal gebruikers van De Lijn en wees die investeringsvragen doorgaans af. Voor de komst van de grote Hermelijntrams in 1999 was het van 1973 geleden dat er nog een nieuwe tram was aangekocht.

Door het gratis openbaar vervoer geldt nu een ‘vraaggestuurd beleid’. De trams en bussen zitten vol, en er is dus een breed draagvlak voor bijkomende investeringen in personeel en materieel. De vele gepensioneerden op het platteland die een gratis vervoersbewijs kregen zijn de eerste gegadigden voor het inleggen van nieuwe belbussen. De jongeren die met de Buzzy Pas zeer voordelig op de bus kunnen, dringen aan op meer nachtbussen. Die trendbreuk kan geen regering meer ongedaan maken.

Het probleem lijkt me trouwens dat het gratis openbaar vervoer vandaag nog niet ver genoeg gaat. Net de groep die het verhaal vandaag relatief het meest helpt financieren moet nog steeds zijn ticketje betalen. En het is ook die groep van actieven tussen 25 en 65 jaar die de meest intensieve automobilisten telt. Als je een groter effect wil op mobiliteit, moet je dan maar het ticketje van die groep via fiscale weg solidariseren. De bijkomende kostprijs om elke inwoner van Vlaanderen gratis op tram of bus te laten stappen is zowat 110 miljoen euro per jaar. Of pakweg 22 euro per Vlaming per jaar. Dat is uiteindelijk nog steeds minder dan wat de Vlamingen vandaag aan de zorgverzekering betalen, en die bereikt nog geen 110.000 mensen. Een extra tram kost een kleine 2 miljoen euro. Daarmee vervoer je 250 passagiers per rit. Trams gaan minstens 36 jaar mee en zullen op die tijd zowat 50 miljoen reizigers vervoerd hebben. En doordat het ticketje gratis is, zijn we zeker dat die tram nu wel bijna altijd vol rijdt. Voor dat geld heb je nauwelijks 625 meter autosnelweg aangelegd, en die moet je dan nog om de 20 jaar vervangen. Iedereen gratis laten reizen met het openbaar vervoer is voor de overheid en de belastingbetaler dus eigenlijk veel goedkoper dan iedereen gratis op de autosnelweg.

Ook hogere inkomens (of pensioenen), die meer belastingen hebben betaald om gemeenschapsvoorzieningen te kunnen financieren, moeten van deze diensten kunnen gebruik maken. Het zou inderdaad te gek zijn om gratis diensten uitsluitend te voorzien voor de financieel zwakkeren. De sterkeren zouden immers twee keer de factuur betalen. En dat kan de bedoeling niet zijn. De sp.a wil die trendbreuk ook voor de NMBS invoeren. Het fileprobleem is bij uitstek een langeafstandsprobleem (pendel naar de grote steden) die meer door de trein dan door het regionaal verkeer kan opgelost worden. Als je mensen uit de auto wil halen moet je ze vooral ook in de trein krijgen.

Gratis elektriciteit

In 1999 besliste minister Steve Stevaert dat elk gezin in Vlaanderen vanaf 1 januari 2000 jaarlijks recht heeft op gratis 100 kilowattuur (kWh) elektriciteit. Nadien besliste de Vlaamse regering om deze maatregel vanaf 1 januari 2002 uit te breiden naar 100 kWh per gezin, plus 100 kWh per gezinslid. Op die manier zal een gemiddeld gezin met twee kinderen jaarlijks gratis 500 kWh (= 100 kWh + 4 x 100 kWh) of een financieel voordeel van 75 euro krijgen. De maatregel was beperkt tot 1 juli 2003 en wordt nu ook in de vrijgemaakte energiemarkt verder gezet, op initiatief van Bruno Tobback. De voornaamste kritiek op de gratis-kWh-maatregel is dat hij niet sociaal en niet ecologisch zou zijn. De sociaal zwakkeren zouden met de maatregel niet geholpen worden en het verschaffen van gratis elektriciteit zou in strijd zijn met het streven naar rationeel energie­gebruik en tegen het principe indruisen dat de vervuiler betaalt. Er zijn ook heel wat vragen over wie ervan profiteert en wie de kostprijs betaalt.

Maar deze maatregel is wel degelijk sociaal. Elektriciteit is een elementaire nutsvoorziening waarop iedereen recht heeft. Dat is vroeger al erkend door minimumleveringen te garanderen voor wanbetalers. Het voordeel is uiteraard relatief groter voor gezinnen met een laag elektriciteitsverbruik en met veel personen ten laste. Uit studies blijkt dat het elektriciteitsverbruik stijgt als het inkomen toeneemt (die pc, Amerikaanse diepvries en al die domotica werken niet op lucht). Gezinnen met een laag elektriciteitsverbruik, waarvoor het voordeel van de maatregel relatief groter is, zijn dan ook meestal gezinnen met een lager inkomen.

Het is bovendien een ecologische maatregel. Het voordeel van de gratis 500 kWh is namelijk relatief groter voor gezinnen die rationeel met elektriciteit omspringen. Elk gezin krijgt bovendien een prikkel om zijn elektriciteitsverbruik zo weinig mogelijk boven de gratis hoeveelheid elektriciteit te laten uitstijgen. Een daling van de kilowattuurprijs zou inderdaad een negatief effect hebben op de uitvoering van energiebesparingsmaatregelen en hernieuwbare energie­projecten (langere terugverdientijd!). De gratismaatregel vermindert de kilowattuurprijs evenwel niet waardoor de energiebesparingprikkel blijft. Het zou overigens wel helpen als je iets vlotter je eigen verbruik in de gaten kon houden. Erg moeilijk moet het toch niet zijn om de elektriciteitsmeter te laten signaleren wanneer je in het rood gaat?

De kostprijs van de gratis 500 kWh werd in het verleden betaald door de elektriciteitssector, als een soort extra belasting. De maatregel zorgde ervoor dat binnen de schoot van het Controlecomité voor de Elektriciteit en het Gas vroeger dan voorzien een tariefdaling werd doorgevoerd (gratis kWh in Vlaanderen, verlaging van de vaste term in Brussel en Wallonië). In de vrijgemaakte energiemarkt zullen we dat niet kunnen volhouden. De sector zal de kostprijs van de maatregel dan doorrekenen in de kWh-prijs. Maar ook dan blijft het nut van de maatregel behouden: het voordeel blijft relatief groter voor diegenen die weinig verbruiken.

Gratis Onderwijs

In het verleden zijn meermaals initiatieven genomen om het onderwijs te democratiseren. Indien wij een sociaal rechtvaardig beleid nastreven en de bestaande sociaal-maatschappelijke ongelijkheden willen wegwerken, dan moeten we dat onder meer doen via het onderwijs. Vandaag stellen wij echter vast dat op elk onderwijsniveau er drempels bestaan om te komen tot echt ‘democratisch onderwijs’. Langzamerhand ontwikkelt zich ook hier een duaal onderwijssysteem, waarbij sommige scholen en opleidingen om financiële redenen onbereikbaar worden voor de sociaal en economisch minder bedeelden. En dat terwijl de vroegere drempels inzake taalachterstand, socio-culturele achtergrond, het watervalsysteem, enz… nog lang niet weggewerkt zijn. Om maar enkele voorbeelden te noemen: het Vlaams regeerakkoord vermeldt dat vooral het basisonderwijs kosteloos moet zijn. Nochtans zijn er nog heel wat basisscholen die tot 50 euro en meer per trimester vragen voor normale schoolse activiteiten.

Voor het secundair onderwijs zegt het regeerakkoord dat facultatieve uitgaven die weinig met het lesprogramma hebben te maken, beperkt moeten worden. De geëigende participatieorganen moeten er over waken dat die uitgaven geen aanleiding geven tot uitsluiting. In de realiteit stellen we vast dat net in de technisch en de beroepssecundaire scholen de school of studiekost het hoogst is. Toch wordt daar niets aan gedaan. Iemand die studeert voor slager of bakker of iemand die hotelschool volgt, moet heel wat basisgereedschap aanschaffen (kledij, messen,...) waarvan de kostprijs hoog kan oplopen. Iemand die in een technische school zijn eindwerk moet maken heeft niet zelden zo’n 500 à 750 euro aan materialen nodig. Het meest ergerlijke is het fenomeen waarbij sommige scholen denken concurrentie te moeten voeren op basis van de bestemming van de jaarlijkse schoolreis. Waar reeds in de jaren 70 de Rome- en de Griekenland-reis hun intrede deden, worden nu ook schoolreizen georganiseerd naar de andere kant van de Atlantische oceaan. Je hoort ouders hier zelden openlijk over protesteren. Het staat niet goed als je moet toegeven dat het financieel moeilijk is om zo’n reis te betalen (zeker als je meerdere kinderen hebt) en bovendien willen ouders het beste voor hun kinderen en doen ze zich pijn om de reis betaald te krijgen. Een gelijkaardige situatie doet zich voor op de jaarlijkse sportdag. De tijd dat men zich beperkte tot voetballen, lopen of basketball lijkt lang voorbij. Sommige scholen lijken er een specialiteit van te maken om eerder dure sporttakken te promoten. De participatie aan zo’n sportdag kan dan ook vlug wat geld kosten.

En dan zijn er nog de Europese uitwisselingsprojecten: Europese en internationale uitwisseling wordt sterk gepromoot. Wanneer men echter gaat kijken wat één jaar studie van zoon of dochter in het buitenland voor de ouders kost, dan weet men dat dit systeem is voorbehouden aan de financieel sterkeren. Studietoelagen zijn zeker in het leerplichtonderwijs slechts een lapmiddel. Studietoelagen in het secundair onderwijs zijn om te beginnen triviaal laag. En alle studietoelagen zijn nog steeds wat in het bedje ziek dat ze toegekend worden aan mensen met een laag fiscaal inkomen, wat nog steeds niet hetzelfde is als een laag reëel inkomen. Uit gegevens van de afdeling studietoelagen krijgen we merkwaardige cijfers te zien over de toelageverdeling per socio-professionele groep.5

In het hoger onderwijs is de gemiddelde toelage 1.418 Euro. De gemiddelde toelage die een kind uit arbeiders- of bediendemilieu krijgt is echter slechts 1.088 Euro. Het is trouwens opvallend dat arbeiderskinderen in het secundair onderwijs nog 36% van de beurspopulatie uitmaken, in het hoger onderwijs slechts 24%. De democratisering van het hoger onderwijs heeft nog wel een eindje te gaan… De kinderen van handelaars hebben een beurs boven het gemiddelde, nl. 1.493 euro. En de ook al zo verpauperde vrije beroepen halen gemiddeld 1.357 euro uit de studietoelagenpot. 1.658 boerenzonen en -dochters krijgen 1.848 euro per jaar, net minder dan de groep van mensen die van een werkloosheidsuitkering moeten leven. Een en ander mag niet te veel verwondering wekken, aangezien de maximuminkomensgrens waarboven men geen beurs meer krijgt vrij laag ligt. Men duikelt sneller onder die grens met een paar goedgemikte belastingsaftrekken dan via de weinig tot de fiscale verbeelding sprekende aangiftes van een loontrekkende. Maar onthoud de cijfers nog even, we komen er op terug.

Het is een stuk efficiënter om voor het onderwijs te werken op de kostprijs, vooral omdat er zoveel ‘vermijdbare’ uitgaven tussen zitten. Een grondig onderzoek van wat er allemaal tussen de ‘facultatieve uitgaven’ zit, zou al flink wat oplossen. En wat wel noodzakelijk is voor de opleiding moet gesolidariseerd worden. Studieleningen zijn m.i. evenmin een optie. Ze wijzigen om te beginnen drastisch de achterliggende filosofie. Van een investering van de gemeenschap in de vorming van haar jeugd wordt onderwijs een individuele investering met een individueel rendement. En dat zou er vooral voor kunnen zorgen dat de studiekeuze nog meer wordt georiënteerd op die studierichtingen met een potentieel hoog rendement. Je zal maar een studielening moeten afbetalen met een diploma van kunstgeschiedenis of Afrikanistiek op zak. Vanuit democratisch oogpunt zijn er geen compromissen te sluiten inzake het gratis karakter van (minstens) het leerplichtonderwijs. Het is niet aanvaardbaar dat er een sluipende dualisering komt tussen de betere scholen waar ouders niets dan het beste kunnen kopen voor hun kind, en andere waar het er allemaal een beetje proletarischer aan toe gaat. En dan moeten we vooral niet de tweede klasse afschaffen: elk kind heeft recht op het beste onderwijs. Dat is voor onderwijs niet anders dan voor gezondheidszorgen.

Gratis brievenpost

Door de fraaie resultaten van de liberalisering van de postdiensten komt De Post binnenkort zeer zwaar onder druk te staan. Ze zal moeilijk de concurrentie aankunnen met privébedrijven die enkel de leuke en rendabele postdiensten willen overnemen. Steve Stevaert heeft al het voorstel gelanceerd om het net van postbodes in te zetten voor andere taken van openbare of sociale dienst, en daarvoor ook de factuur te betalen. Het zou voor een Minister van Welzijn geen slecht idee zijn om ‘gratis brieven’ te realiseren. Het is een beetje gek dat het tarief voor drukwerk goedkoper is dan dat voor handgeschreven brieven. Het eerste zijn doorgaans facturen en reclame, alvast niets waar ik ’s morgens zit op te wachten. Maar een handgeschreven brief van een vriend maakt je dag al goed van bij het ontbijt. Al is het een soort brief dat in onbruik raakt. Als sociaal contact maatschappelijk wenselijk gedrag is, zou het symbolisch mooi zijn als De Post dat soort persoonlijke brieven zou stimuleren.

Fiscaliteit

De achillespees van het gratisverhaal is de correcte fiscale inning. Het financieren van openbare diensten uitsluitend via fiscale weg is perfect verdedigbaar. Maar de absolute voorwaarde is dan wel dat iedereen correct zijn belastingen betaalt. Anders heb je een nog sterker probleem met free riders die letterlijk gratis mee de bus opstappen, maar op alle mogelijke manieren de fiscale factuur proberen te vermijden. Iedereen voelt met z’n ellebogen aan dat de cijfers inzake studietoelagen niet kunnen kloppen. Dat het moeilijk te geloven is dat de groep van de vrije beroepen relatief minder inkomen heeft dan de groep van de arbeiders. Of dat het niet veel verschil maakt of je landbouwer dan wel werkzoekende bent. Het netto fiscaal inkomen is dan ook geen weergave van het reëel beschikbare gezinsinkomen. Maar dat netto fiscaal inkomen is wél de berekeningsbasis van de belastingen, en dus van ieders bijdrage tot de gemeenschapsvoorzieningen. En het is tegelijk in veel gevallen het criterium waarop allerlei rechten worden beslist. Het Mattheus-effect is al 30 jaar gekend, maar het probleem lijkt me al die tijd alleen maar groter geworden te zijn.

Het sp.a-actieplan Wisselgeld is dan ook het noodzakelijke sluitstuk voor het gratisprincipe. Door alle mogelijke instrumenten in te zetten moet de overheid zeker zijn dat iedereen naar draagkracht bijdraagt. De redenering is overigens dat in dat geval, er zelfs ruimte is voor een belastingsverlaging. Zoals de producten in de supermarkt te duur zijn omdat de winkeldiefstal er in meegerekend is, vraagt de staat vandaag te veel belastingen om te compenseren voor alle fraude. Pech natuurlijk voor wie wel correct betaalt, zeg maar voor alle loon- en weddetrekkenden.

Het terugdringen van de fraude moet dus de belastingstarieven naar beneden krijgen (en/of nog meer publieke dienstverlening mogelijk maken). En het is een open deur instampen dat we andere vormen van fiscaliteit moeten krijgen. Nu haalt de staat zijn geld relatief te veel bij de kleine man die niet anders kan dan keurig z’n belasting betalen. Meer zelfs, bij de kleine man van wie het geld netjes vooraf aan de fiscus wordt gestort door de werkgever. En wie voldoende vermogen heeft om belastingspecialisten aan het werk te zetten om zoveel mogelijk belastingen te ontwijken, betaalt dan weer te weinig. Al zien die mensen dat natuurlijk zo niet.

Aangezien iedereen wel beroep doet op een of andere vorm van publieke dienstverlening, moet de factuur daarvan op rechtvaardige wijze over iedereen gespreid worden. Het herverdelend karakter van belastingen mag daarbij niet vergeten worden. En misschien moeten we dan ook maar eens durven kijken naar de grote erfenissen. Door de relatief lage successierechten wordt rijkdom van generatie op generatie gecumuleerd. Door de vergrijzing erven zestigers bovendien van tachtigers. En door allerlei maatregelen ten voordele van ouderen moet men steeds minder zijn vermogen aanspreken om de kosten van de oude dag te dragen. Door het mechanisme van de zorgverzekering financieren nu alle actieven boven de 24 jaar de niet-medische zorgen die met het ouder worden gepaard gaan. Het lijkt me niet geheel zinloos om een stuk van die factuur mede te laten dragen door verhoogde successierechten. We geven mensen de garantie dat ze zonder zorgen oud kunnen worden, en stellen de factuur uit tot na hun overlijden. Dat is toch niet onredelijker dan nu de kinderen op voorhand te laten betalen voor eventuele problemen later?

Fiscaliteit is alvast in meer dan een opzicht het fundament van de overheid en het politiek beleid. Het is alvast niet slecht dat de sp.a dat thema nu met veel meer aandacht claimt dan tien jaar geleden. Maar zoals de discussie over de fiscale amnestie al leert, een thema dat meer dan één evenwichtsoefening inhoudt.

Geert Mareels
Kabinetschef van Minister Vice-President Renaat Landuyt

Noten
1/ Interview in De Morgen van 24 mei 2003, blz. 50
2/ Zie bv. K,Greg Palast The best democracy money can buy, Pluto Books, 2002
3/ Elchardus, Smits : ‘Bedreigd, kwetsbaar en hulpeloos: onveiligheidsgevoel in Vlaanderen gepeild’, Administratie Planning en Statistiek, 6 mei 2003
4/ Met dank aan de input van mijn collega’s Gery Van Lommel en John De Plecker voor de stukjes over energie en onderwijs. Maar zij zijn uiteraard niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze tekst.
5/ Statistisch jaarboek van het Vlaams Onderwijs, schooljaar 2001-2002, Departement Onderwijs.

gratisverhaal - Steve Stevaert - gelijke kansen

Samenleving & Politiek, Jaargang 10, 2003, nr. 7 (september), pagina 14 tot 22

Abonneer je op Samenleving & Politiek

abo
 

SAMPOL ONLINE

40€/jaar

  • Je leest het magazine online
  • Je hebt toegang tot het enorme archief
MEEST GEKOZEN

SAMPOL COMPLEET

50€/jaar

  • Je ontvangt het magazine in de bus
  • Je leest het magazine online
  • Je hebt toegang tot het enorme archief
 

SAMPOL STEUN

100€/jaar

  • Je ontvangt het magazine in de bus
  • Je leest het magazine online
  • Je hebt toegang tot het enorme archief
  • Je krijgt een SamPol draagtas*
 

SAMPOL SPONSOR

500€/jaar

  • Je ontvangt het magazine in de bus
  • Je leest het magazine online
  • Je hebt toegang tot het enorme archief
  • Je krijgt een SamPol draagtas*

Het magazine verschijnt 10 keer per jaar; niet in juli en augustus.
Proefnummer? Factuur? Contacteer ons via info@sampol.be of op 09 267 35 31.
Het abonnementsgeld gaat jaarlijks automatisch van je rekening. Het abonnement kan je op elk moment opzeggen. Lees de Algemene voorwaarden.

Je betaalt liever via overschrijving?

Abonneren kan ook uit het buitenland.

*Ontdek onze SamPol draagtas.