De eurocrisis is geen muntcrisis. De waarde van de euro is evenwel gedaald, onder meer ten opzichte van de dollar, maar het vertrouwen in de euro als zodanig lijkt niet fundamenteel aangetast, zo niet zouden ook de Duitsers hun obligaties niet meer op de financiële markten kunnen slijten. De eurocrisis is des te meer een (1) banken- en (2) schuldencrisis. Dat is genoegzaam bekend. Wat veel minder aandacht geniet (omdat het zich onder de waterlijn afspeelt), is dat de eurocrisis ook een crisis is van (3) waarden, (4) nationale democratieën, (5) het Europese integratieproces, (6) de sociale cohesie en de solidariteit in onze samenleving en - dus - van (7) links.
DE METAFOOR VAN DE ZEVENKOPPIGE DRAAK
O, ironie: op de Griekse 2 euromuntstukken staat langs de nationale zijde de ontvoering van Europa afgebeeld. In het mythische verhaal verandert Zeus zichzelf in een stier, verleidt de bevallige vrouw, voert haar mee naar een afgelegen eiland om haar daar over te geven aan een andere man met wie ze samen moet instaan voor de gevolgen van deze escapade. Intussen keert Zeus terug naar het veilige vasteland. Bedrog, list, ontvoering… het lijkt allemaal naadloos toepasselijk op de situatie waarin Griekenland is verzeild geraakt. Het vooruitzicht van een zogenaamde Grexit vormt het voorlopige dieptepunt van de crisis die Europa nu sinds enkele jaren in haar greep heeft. Maar deze Grexit is niet meer dan een symptoom, weze het een zeer duidelijk en hardnekkig symptoom. Wellicht sluit de metafoor van de zevenkoppige draak beter aan bij de wijze waarop Europa de voorbije jaren strijd heeft geleverd tegen de crisis. De crisis heeft immers vele gedaanten en telkens wanneer het ene probleem enigszins onder controle lijkt, roept een ander probleem om aandacht of duikt er een nieuw op.
(1) BANKENCRISIS
Met de Europese banken is een en ander loos. Zo zijn de zogenaamde systemische banken too big to fail maar alleszins groot genoeg om de landen waarin ze actief zijn (en die hebben nagelaten controle uit te oefenen) in hun val mee te sleuren. Nationale toezichthouders zijn geen partij, zo is gebleken, en ook nationale overheden zijn een maatje te klein wanneer ze banken van de ondergang moeten redden, zeker wanneer tegelijk een zware saneringsoperatie wordt opgelegd. Spanje is hiervan slechts het meest recente voorbeeld. Vandaar dat een bankenunie door sommigen als oplossing naar voren wordt geschoven. Europese banken zouden dan op Europees vlak in de gaten gehouden worden en wanneer het alsnog fout loopt, kan op het niveau van de Europese Unie worden ingegrepen (met onder meer een algemene depositogarantie en een rechtstreekse kapitaalinjectie van noodlijdende banken). De vraag is nu of deze oplossing nog op tijd komt. Een van de lessen die uit de recente eurocrisis te trekken valt, is immers dat er oplossingen worden gevonden, weze het zeer traag, maar vooral dat ze slechts een antwoord bieden op gelijkaardige problemen die zich mogelijks in de toekomst stellen, niet op de problemen van vandaag.
(2) SCHULDENCRISIS
De meest frappante illustratie van deze les is ongetwijfeld het zogenaamde fiscal compact (voluit: Verdrag inzake stabiliteit, coördinatie en bestuur in de economische en monetaire unie) dat begin maart 2012 werd afgesloten tussen 25 EU-lidstaten. Dat twee lidstaten geen partij zijn, vormt geen onoverkomelijk probleem. Het Europa à la carte bestaat al (de eurozone, Schengen, opt-outs op vlak van defensie en sociaal beleid, enzovoort) en de integratie in de structuren van de EU is op middellange termijn voorzien (artikel 16). Het verhoogt alleen de coördinatiekost, de politieke prijs die de voorstanders van het verdrag - met name Duitsland - wensen te betalen om de begrotingsregels meer afdwingbaar te maken. Niet zozeer op juridisch vlak (want daarvoor bestond al een uitgebreid instrumentarium); vooral op politiek vlak: om de gemaakte afspraken kracht bij te zetten én om een eenduidige boodschap te verspreiden (in de eerste plaats ten aanzien van de Duitse publieke opinie). Of het ook een oplossing biedt voor de huidige begrotings- en schuldproblemen van een aantal landen van de eurozone, valt te betwijfelen. Zoals gezegd geldt het verdrag alleen voor toekomstige ontsporingen van de publieke financiën (het is dus hoofdzakelijk preventief) terwijl de huidige schuldencrisis vooral een oefening is in puinruimen en proberen de collateral damage zoveel mogelijk te beperken (curatief).
(3) CRISIS VAN WAARDEN
De slechte papieren waarin de banken verzeild geraakt zijn en de torenhoge schuldenlast die door de publieke overheden en vooral haar burgers worden gedragen, zijn er uiteraard niet zomaar gekomen. De omstandigheden (lage rente) waren gunstig gezind voor de acties van wie nu gebrandmerkt staan als malafide bankiers en onverantwoordelijke politici. Maar dat is slechts een deel van de verklaring. Want het geeft geen antwoord op de waaromvraag. Waarom hebben bankiers zich bezondigd aan casinokapitalisme en waarom hebben politici torenhoge schulden opgebouwd? Omdat de regels van het goede huisvaderschap bij het groot huisvuil werden gezet. Onmiddellijk winstbejag en hebzucht (greed) kwam in de plaats. Dat uitgerekend de Belgen het uitermate bont hebben gemaakt, met name in banken die hun oorsprong vinden in financiële coöperaties (Dexia en Ethias), is hemeltergend. Deze crisis is daarom ook een waardencrisis, van organisaties die blijkbaar de voeten hebben geveegd aan hun eigen principes: duurzaamheid, voorzichtigheid en matigheid. Iedereen die dat liet betijen (in de betrokken banken, in de toezichthoudende organen; als bankier, bestuurder of aandeelhouder) en daar ook financieel voordeel uit haalde, is medeverantwoordelijk voor dit debacle.
(4) CRISIS VAN NATIONALE DEMOCRATIEËN
De lidstaten van de eurozone zijn niet bij machte gebleken om de bankencrisis te voorkomen, noch om een afdoend antwoord te genereren. Nationale waakhonden hebben zich in slaap laten wiegen; politici in wetgevende en uitvoerende mandaten lieten begaan, het lange-termijnperspectief was net als in de financiële sector afwezig. Sterker, in een aantal EU-lidstaten was de heersende politieke klasse integraal deel van het probleem. In Griekenland werd daarom een technocraat op het schild gehesen, als alternatief voor de twee heersende partijen - PASOK en Nea Demokratia - die de boel jarenlang belazerden en het land regelrecht naar de afgrond brachten. En onder druk van de financiële markten werd de op een na rijkste man van Italië aan de kant geschoven ten voordele van de in Brussel erg geliefde Mario Monti. In een hele reeks andere landen werd het ‘normale’ spel van de democratie gespeeld en konden de burgers zich via de stembus over het gevoerde beleid uitspreken. In de meeste gevallen werd de zittende machtshebbers een gepeperde rekening gepresenteerd. Dat was zo in Denemarken, Slovenië, Slovakije, Portugal, Spanje en Frankrijk (minstens voor wat de presidentsverkiezingen betreft1). Voeg daar nog de lokale verkiezingen in Italië en het Verenigd Koninkrijk aan toe. De vraag is echter of, Frankrijk eventueel uitgezonderd, deze machtswissels veel zoden aan de dijk brengen. Met andere woorden: of dit ook een echte koerswijziging inhoudt. Heeft pakweg de nieuwe Portugese regering veel ruimte om haar stempel te drukken op een beleid dat haar - middels de trojka van IMF, ECB en Europese Commissie - door de financiële markten wordt opgelegd? Het lijkt meer dan een detail dat ook centrumrechtse formaties in de klappen delen maar dat in elk geval de burger uiteindelijk de pineut dreigt te worden. ‘Dankuwel om deel te nemen aan de verkiezingen maar feitelijk maakt uw stem niet zoveel uit.’ De te volgen koers ligt sowieso vast. Hoeft het te verbazen dat vooral populistische partijen ter linker- en rechterzijde garen spinnen bij de onmacht van de klassieke partijen om een afdoende antwoord te formuleren op de crisis? Om de bekende woorden van Abraham Lincoln te citeren: ‘You may fool all the people some of the time, you can even fool some of the people all of the time, but you cannot fool all of the people all the time.’ Het verwijt treft ook de zittende meerderheden, met name zij die nu oproepen tot le changement. Waar was Elio Di Rupo toen hij begin maart namens België zijn handtekening zette onder het fiscal compact?
(5) CRISIS VAN HET EUROPESE INTEGRATIEPROCES
De eurocrisis heeft ook de zogenaamde weeffouten in de economische en monetaire unie (EMU) blootgelegd. En alsof dat nog niet genoeg was: Europa had bovendien geen instrumentarium klaar om die weeffouten meteen te herstellen. Terwijl de vuurhaard zich steeds verder uitbreidde, beraadden de Europese leiders zich over het soort brandweerwagen dat voor het bluswerk zou worden ingezet. Net op het moment dat de Unie dacht een slopend decennium van institutionele hervormingen af te sluiten, bleek dat in het Verdrag van Lissabon een hoofdstuk over economic governance ontbrak. Gelukkig is er nu wel een permanente voorzitter van de Europese Raad (zo niet, dan was er elke zes maanden een nieuwe kopman opgestaan, dikwijls niet eens uit de eurozone, vanaf 1 juli: Cyprus, een euroland dat feitelijk failliet is) maar veel meer dan dat was er in de tool box van de EU niet te vinden. Dit betekent echter niet dat alle architecten van destijds schuld treft. Twintig jaar geleden was het Verdrag van Maastricht het politiek maximum haalbare. De toenmalige eurofederalisten die meer integratie wensten, onder meer op sociaal en economisch vlak, waren ontgoocheld in het nieuwe verdrag. Het waren toen ook al de Britten die dwars lagen, terwijl ze nadien mooi buiten de eurozone bleven en sindsdien op de eerste rij staan om kritiek te leveren. Tien jaar geleden was het niet anders. De werkgroep economic governance in de schoot van de Europese Conventie bleef, met name op Duits bevel, een lege doos. Ze hebben het zich sindsdien wellicht beklaagd. In Berlijn was men net zoals vandaag vooral beducht voor een Europees economisch beleid àla française. Maar de wetenschap dat het Verdrag van Maastricht alleen dankzij hineininterpretierung de EU met een manke monetaire unie heeft opgezadeld, ontheft de toenmalige politici niet volledig van hun verantwoordelijkheid. Met name de generatie tussen Maastricht en Lissabon kelderde vakkundig het Stabiliteits- en Groeipact (SGP), een pact dat het leven zag om de gebreken van Maastricht te corrigeren. Op de naleving van de gemaakte afspraken werd evenwel niet of nauwelijks toegezien, to say the least. De excessive decifit budget procedure, bijvoorbeeld, dateert al van Maastricht maar het is pas nu dat de sanctiemaatregelen geen dode letter blijven. De crisis van de Europese integratie is dus niet zozeer een crisis van treaty reform of van een gebrek aan gepaste maatregelen, maar van uitvoering en controle en de politieke moed die daarvoor bij het collectief leiderschap van de EU nodig is.
(6) DE CRISIS VAN DE SOCIALE COHESIE EN DE SOLIDARITEIT
De echte weeffout in het Europese integratieproces is fundamenteler, namelijk dat er een kloof bestaat tussen diegenen die genieten van de ‘weldaden’ van de Europese integratie en diegenen die dat niet of veel minder kunnen. Europa heeft immers heel wat in petto voor (studerende) jongeren, hoogopgeleiden, ondernemers, maar veel minder voor werklozen en uitkeringstrekkers, laaggeschoolden en arbeiders. Denk aan het succes van de Erasmusuitwisselingen, goedkope vliegtuigtickets, deregulering, enzovoort. De ongelijke verdeling tussen lusten en lasten van de economische globalisering (waarvan het proces van europeanisering een wezenlijk onderdeel is) lijkt nog versterkt te zijn door de financieel-economische crisis (‘de crisis treft in de eerste plaats de zwaksten’) en de nadruk op austerity (terwijl de sterkste schouders en de aanstokers van de financiële crash de dans lijken te ontspringen). Dit tast uiteraard de sociale cohesie en de solidariteit binnen een samenleving aan. Komt daarbij dat het beleid dat momenteel wordt gevoerd ook het vertrouwen tussen de verschillende Europese samenlevingen ondermijnt, dit terwijl een monetair en economisch systeem niet kan functioneren zonder een minimum aan wederzijds vertrouwen. Vanuit strategisch oogpunt zet een remedie voor een kwaal die de kwaal alleen maar erger maakt weinig zoden aan de dijk. Maar ook vanuit principiële overwegingen houdt dit weinig steek. Want het kan toch niet de bedoeling zijn dat de baten van het integratieproces en de kosten van de huidige crisis dermate onevenredig verdeeld zijn dat Europa een sluipend uitsluitingsmechanisme wordt. Daar was het de founding fathers (en alle generaties die na hen kwamen) niet om te doen, integendeel. Als bevolkingsgroepen nadelen ondervinden van bepaalde beleidskeuzes of zwaar in de klappen delen, dan mag men van de EU wel wat tegengas verwachten. Tot op zekere hoogte gebeurt dat ook (denk aan het Europese Globalisatiefonds of de recente pleidooien voor een groeistrategie) maar wellicht zijn de inspanningen alsook de (beoogde) resultaten onvoldoende. Het ligt voor de hand dat de sociaaldemocraten het voortouw zouden moeten nemen in het rechtzetten van dit grote euvel.
(7) CRISIS VAN LINKS
Dat is de voorbije jaren onvoldoende gebeurd. Links werd al te lang verblind door de ogenschijnlijke verzoening tussen neoliberalisme en sociaaldemocratie. Dat traditioneel links de voorbije jaren een groot deel van haar kiezerscorps is kwijtgespeeld, wijst op het failliet van de Third Way. De verkiezingsuitslagen in onder meer Frankrijk en Noordrijn-Westfalen kunnen erop wijzen dat de sociaaldemocraten opnieuw aansluiting vinden bij bredere lagen van de bevolking, ook diegenen die slachtoffer zijn van de globalisering en de financieel-economische crisis. Dankzij de blijde intrede van François Hollande kan de Europese sociaaldemocratie herademen maar enig voorbehoud is toch op zijn plaats. Een zwaluw maakt de lente niet, ook al komt die zwaluw uit een land dat traditioneel een sturende rol wil spelen in het Europese integratieproces en houdt zijn pleidooi voor meer groei steek. Waar die groei dan vandaan moet komen, is veel minder duidelijk. In elk geval blijft de lokroep van het linkse populisme aantrekkelijk en vergeten we ook niet dat Merkozy een gemakkelijke schietschijf was en een correctie ten aanzien van de uitzonderlijk dominante positie van centrumrechts sowieso onafwendbaar leek. (Maar daar dreigt ook meteen een prijs voor betaald te worden. Dat alle EU-instellingen door één politieke familie worden gedomineerd, heeft ook het voordeel van de duidelijkheid. En de eenduidigheid ten aanzien van diegenen die de levieten worden gelezen.)
Bovendien zitten niet alle sociaaldemocraten op dezelfde lijn. Er worden opmerkelijke inspanningen geleverd om de standpunten en de acties te coördineren, denk aan de campagnes van de PES in verband met de Financial Transaction Tax (FTT), de Renaissance for Europe zoals die door het FEPS2 wordt uitgedacht en uitgedragen en de bilaterale contacten tussen bijvoorbeeld de Franse PS en de Duitse SPD. Op dit vlak is een duidelijke trend in de richting van meer politisering merkbaar (en vanuit democratisch oogpunt ook wenselijk). Maar omdat alleen op Europees niveau een koerswijziging kans op slagen heeft, is het van cruciaal belang te weten waar de medestanders en waar de tegenstanders zitten. Hoeft het gezegd dat Labour, ondanks het meer linkse discours van Ed Miliband, afwezig blijft? Dat de SPD geenszins wil raken aan de onafhankelijkheid van de ECB? Dat de CDU-tandem Merkel-Schäuble àla limite voorstander is van een verregaande politieke unie (met onder meer één Europese minister van Financiën)? Oppositie tegen de besparingsdrift van de Duitse regering mag niet tot verblinding leiden. Zo houdt Merkel al geruime tijd een pleidooi, tot nu toe grotendeels tevergeefs, om de financiële sector zelf te laten opdraaien voor een aanzienlijk deel van de schade die ze aan de maatschappij hebben aangericht.
Met andere woorden, de kritiek van de sociaaldemocraten moet net zoals bij populistisch links fundamenteel genoeg zijn: ze moet de wijze waarop de financiële wereld vandaag nog steeds opereert grondig in vraag stellen; de sluipende economisering in talloze sectoren van de samenleving (onder meer het onderwijs waar alleen het economisch rendement echt van tel lijkt te zijn) een halt toeroepen; de noodzakelijke overdracht van soevereiniteit aan het Europese niveau bepleiten; de kosten en baten van de eurozone tussen en binnen de lidstaten herverdelen (eurobonds), enzovoort. Alleen op die manier kan de sociaaldemocratie de vervreemding van haar traditioneel kiespubliek stoppen. Maar in tegenstelling tot populistisch links moet de remedie gematigd zijn en de uitvoering realistisch. Elke kleine stap in de richting van een ander Europa moet in functie van dat ander Europa worden geduid en verantwoord. En ook, in tegenstelling tot populistisch links (en rechts): het antwoord kan alleen Europees zijn.
Steven Van Hecke 3
Antwerp Centre for Institutions and Multilevel Politics (ACIM),Universiteit Antwerpen
Noten
1/ Het artikel werd afgesloten vooraleer de uitslag van de Franse parlementsverkiezingen van juni 2012 bekend was.
2/ FEPS (Foundation for European Progressive Studies) is de officiële denktank van de PES.
3/ De auteur wenst Niels Morsink en Frederiek Vermeulen te danken voor hun suggesties en commentaren op een eerdere versie van dit artikel.
eurocrisis - sociaaldemocratie - Europese Unie
Samenleving & Politiek, Jaargang 19, 2012, nr. 6 (juni), pagina 4 tot 10
Abonneer je op Samenleving & Politiek
Het magazine verschijnt 10 keer per jaar; niet in juli en augustus.
Proefnummer? Factuur? Contacteer ons via
info@sampol.be
of op 09 267 35 31.
Het abonnementsgeld gaat jaarlijks automatisch van je rekening. Het abonnement kan je op elk moment opzeggen. Lees de
Algemene voorwaarden.
Je betaalt liever via overschrijving?
Abonneren kan ook uit het buitenland.
*Ontdek onze SamPol draagtas.