Wim Vermeersch
26 september 2014
Volgens De Tijd (25/09) zullen de federale regeringsonderhandelaars dit weekend pogen te landen; anderen zien 14 oktober als ultieme deadline. Er wachten nog een aantal lastige begrotingshordes, maar over één zaak is al - een tijdje - overeenstemming bij ‘de Zweden’: de lineaire verlaging van de werkgeversbijdragen van 33 naar 25 procent, die de meeste bestaande gerichte loonlastenverlagingen van Di Rupo I moet afschaffen. Logisch, want een droommaatregel voor rechts: een cadeau voor de ondernemingen, een middel om het mes te zetten in de sociale voorzieningen én een terugdraaien van ‘socialistisch’ beleid.
Links en rechts eens, of toch niet?
Dat er iets moet gebeuren met onze loonlast is voor iedereen duidelijk. Ook ter linkerzijde. Toch tekent deze discussie zich sterk af langs duidelijke ideologische lijnen. Twee elementen zijn hier van belang. Een. Hoe moeten we die lastenverlaging betalen? Doen we dat door te besparen op onze sociale zekerheid, een slankere overheid, een doorgedreven kosten-batenanalyse van gemeenschappelijke diensten en een tax shift richting hogere accijnzen en btw, zoals nu voorliggen? Of spreken we daartoe bijvoorbeeld de grote vermogens aan? (volgens een studie van de Hoge Raad van Financiën van augustus 2014 kan een meerwaardebelasting op aandelen bijna 4 miljard euro opbrengen). Twee. Moet de korting op de werkgeversbijdrage lineair dan wel gericht gebeuren? Rechts pleit voor het eerste; links voor het tweede. Het bestaande studiemateriaal hierover is nochtans duidelijk; een exhaustief overzicht.
Lineaire lastenverlaging: geen economische keuze...
Uit simulaties in “De terugverdieneffecten van een lastenverlaging op arbeid” (november 2013) van Koen Breemersch en Joep Konings, beiden verbonden aan Vives, blijkt dat een lastenverlaging voor laaggeschoolden zorgt voor de hoogste creatie aan jobs en voor de hoogste terugverdieneffecten. Hun conclusie is duidelijk: “Een arbeidsmarkt met een hogere werkloosheidsgraad van hoger geschoolden (cfr., in België NIET het geval) zal sterker reageren op een algemene lastenverlaging dan diegene waar de gecreëerde arbeidsplaatsen oningevuld blijven vanwege een tekort aan gepaste werkkrachten. Een specifieke maatregel die een groter deel van de lastenverlagingen op laaggeschoolden richt, creëert meer banen en verlaagt zo de kost per gecreëerde arbeidspost”.
Dieter Vandelannoote en Kristel Bogaerts, van het Centrum voor Sociaal Beleid Herman Deleeck, bevestigen in “Het gebruik van lastenverlagingen in België en hun impact op het tewerkstellingsniveau” (maart 2014) die bevinding: het nettotewerkstellingseffect van lineaire lastenverlagingen als beleidsinstrument is beperkt en de kostprijs hoog. Ook zij pleiten voor een lastenverlaging gericht op specifieke doelgroepen; en wel vanuit een soort gelijkheidsidee: “Het kan een wenselijk instrument zijn omdat het kan zorgen voor een toename van de tewerkstelling van specifieke groepen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt”.
Voor Hiva-onderzoekers Joost Bollens en Sam Coomans moet een lastenverlaging er in eerste instantie komen voor de minimumlonen. In “Overdracht doelgroepgerichte loonkostensubsidie – Beleidsaanbevelingen” (maart 2013) lezen we: “Door ons hoog minimumloon worden mensen uit de markt geprijsd die anders een baan zouden kunnen vinden. Door lastenverlagingen wordt het aantrekkelijk om die mensen toch in dienst te nemen. Hoe hoger het loon, hoe minder effect zulke lastenverlagingen hebben.”
Het Planbureau becijferde het een en ander: in de studie “Socialezekerheidsbijdrageverminderingen en herfinancieringsmaatregelen” van april 2011 lezen we dat gerichte verminderingen van de sociale bijdragen voor lage lonen meer jobs (44.000) opleveren dan een lineaire verlaging (30.000).
Opmerkelijke nuancering bij dit alles. Volgens Ive Marx (UA), in “Job subsidies and cuts in employers’ sociale security contributions: the verdict of empirical evaluation” (2005), blijkt dat de nettotewerkstellingseffecten sowieso een stuk lager zijn dan al deze theoretische simulaties voorspellen. Dat komt voornamelijk door zogezegde ‘deadweight losses’ die ontstaan indien er met die lastenverlagingen mensen worden aangeworven die sowieso toch aan de bak zouden komen.
... maar een ideologische
Even naar adem happen, na deze waslijst aan studies. Waarom deze study-dropping? Omdat ze één zaak heel duidelijk maakt: de keuze van de federale onderhandelaars voor een lineaire lastenverlaging is geen economische, maar een ideologische keuze. De topprioriteit van de formateursnota van Peeters & Michel mag dan wel ‘werk, werk, werk’ zijn, er bestaan geen studies die aantonen dat een lineaire vermindering van de sociale bijdragen een fantastische jobcreator is. Integendeel, het kost handenvol geld (wat we niet hebben) en het effect ervan is beperkt. Bovendien doet ze niets aan de capaciteit van werkgevers om meer kansengroepen aan te trekken.
Toch is er welhaast geen enkel land als het onze - ook nu weer - waar men zo krachtig inzet op lastenverlagingen als een vorm van actief arbeidsmarktbeleid. In veel andere landen lijkt men er stilletjes van terug te komen. In Nederland werd in 2004 reeds de Specifieke Afdrachtskorting versneld afgeschaft door het kabinet Balkenende II (met CDA, VVD en D66 nu ook niet bepaald de meest linkse club), onder andere omdat evaluatieonderzoek liet zien dat dit geen efficiënt beleid was. Dit voortschrijdend inzicht bestond tien jaar geleden al bij onze noorderburen. Bij ons rijpen de geesten vooralsnog niet.
Er is dus een academische consensus pro gerichte lastenverlaging maar een politieke consensus bij ‘de Zweden’ pro lineaire lastenverlaging. Waarom? Spelen daar andere belangen?
Droommaatregel voor rechts
Terug naar de formateursnota. Daarin lezen we dus over een algemene lastenverlaging van 33 naar 25%, maar niets over mogelijke herfinancieringsmaatregelen die onze sociale zekerheid moet vrijwaren (die bijvoorbeeld wel in bovenstaande simulaties van het Planbureau terug te vinden zijn). N’oublions pas, het zijn deze RSZ-bijdragen van werkgevers die mee onze sociale zekerheidskas spijzen. Het verlagen ervan betekent niets minder dan het verminderen van de middelen voor de sociale zekerheid. Zonder alternatieve inkomsten ontstaat een netto-overdracht vanuit de sociale zekerheid richting werkgevers.
Rechts wil duidelijk een schok door het systeem sturen om onze concurrentiekracht te verbeteren. Dat lijkt een nobele gedachte. Voor de buitenlandse markt geeft een forse lastenverlaging onze exportsectoren wellicht wat meer marktaandeel. Maar dat marktaandeel wordt, zo stelt het Planbureau, slechts voor een derde bepaald door ‘kosten’ (lonen dus, maar ook energie- en andere kosten). We moeten ons bovendien de vraag stellen of we überhaupt kunnen, en willen, concurreren met de Duitse mini-jobs, laat staan met die uit Azië. De OESO waarschuwde begin september in een nieuw rapport alvast opnieuw voor de sociale gevolgen van loonmatiging. Voor de binnenlandse markt, daarentegen, betekent een lastenverlaging vaak gewoon een grotere winstmarge voor bedrijven. Zo blijkt uit de voornoemde studie van de Hoge Raad van Financiën (Grafiek 27, p. 78) dat de btw-verlaging in de horeca van 2010 heeft geleid tot een prijsstijging in restaurants en cafés. We zien hier een vrijbuiterseffect optreden. De winsten blijven plakken bij de eerste die het in handen krijgt. Bij het patronaat dus.
De truc met de lastenverlaging is met andere woorden toch wat doorzichtig. Het is een de facto transfer van arbeid naar vermogen. En een droommaatregel voor rechts: een cadeau voor de ondernemingen, een middel om het mes te zetten in de sociale voorzieningen én een terugdraaien van het beleid van Di Rupo I. Die regering nam immers wel degelijk maatregelen voor de competitiviteit van bedrijven, maar dat waren veelal selectieve lastenverlagingen. Het blijkt niet voldoende voor de rechtse club die nu aan de macht komt. Voor Karel Van Eetvelt van Unizo ‘benadeelt elk doelgroepenbeleid per definitie een andere doelgroep’; ook Michel Delbaere van Voka is tevreden dat er ‘eindelijk een lineaire lastenverlaging komt’. Beide heren gaan voorbij aan de resem studies die de impact op de tewerkstelling weerleggen en aan de nuancering van het Planbureau inzake de impact op de concurrentiekracht. Het hoeft niet te verwonden. Wat baten kaars en bril, als den uil niet zien en wil?
(deze tekst stond op _Knack.be - _26 september 2014)
Abonneer je op Samenleving & Politiek
Het magazine verschijnt 10 keer per jaar; niet in juli en augustus.
Proefnummer? Factuur? Contacteer ons via
info@sampol.be
of op 09 267 35 31.
Het abonnementsgeld gaat jaarlijks automatisch van je rekening. Het abonnement kan je op elk moment opzeggen. Lees de
Algemene voorwaarden.
Je betaalt liever via overschrijving?
Abonneren kan ook uit het buitenland.
*Ontdek onze SamPol draagtas.