Wim Vermeersch
07 augustus 2015
Voor Wim Vermeersch, hoofdredacteur van Samenleving en politiek, vindt de belangrijkste politieke gebeurtenis van 2015 plaats op het einde van het jaar: de Klimaatconferentie van Parijs (30 november - 11 december). In deze bijdrage voor De Doordenkers linkt hij de strijd tegen klimaatverandering aan die tegen ongelijkheid: ‘Hoe ongelijker de samenleving, hoe minder nauw die de opwarming van de aarde neemt’. De strijd tegen klimaatopwarming en ongelijkheid gaan dan ook hand in hand.
Schot voor de boeg uit de VS
In de Verenigde Staten kondigde Barack Obama deze week een nieuw pakket klimaatmaatregelen aan dat een groen einde aan zijn presidentschap moet breien. Met het Clean Power Plan zouden de Amerikaanse energiecentrales hun uitstoot van broeikasgassen met 32 procent moeten terugbrengen tegen 2030 in vergelijking met 2005, zodat ze meer gaan inzetten op zonne- en windenergie.
De timing is goed gekozen. Obama wil zijn inspanning graag gebruiken om ook andere grote vervuilers zoals China, Brazilië en India tot betere gedachten te brengen. Begin december vindt in Parijs immers de jaarlijkse Klimaatconferentie plaats. Het is met voorsprong de belangrijkste politieke gebeurtenis van 2015, nu daar een nieuw post-Kyoto verdrag moet worden ondertekend dat vanaf 2020 van kracht moet gaan.
Het groene slotoffensief van de Amerikaanse president botste in eigen land meteen op heel wat verzet. Dat hoeft niet te verbazen, gezien de Conservatieven zowel in het Huis Van Afgevaardigden als in de Senaat een meerderheid hebben en daar nauwelijks nog iets beslist geraakt. Maar dit verzet is nog om een andere reden logisch: hoe ongelijker de samenleving, hoe minder nauw die de opwarming van de aarde neemt. En geen westers land waar de kloof tussen arm en rijk zo groot is en waar de klimaatproblematiek zo wordt geminimaliseerd, zelfs geridiculiseerd, als de Verenigde Staten.
Ongelijkheid slecht voor groei... én klimaat
Dat ongelijkheid een negatieve impact heeft op economische groei wordt steeds meer onderkend. In juni nog verscheen een belanghebbende IMF-studie, die eerdere OESO-bevindingen bevestigde: als de armste helft van de bevolking rijker wordt, dan groeit de economie van een land harder; als daarentegen de rijkste 20% meer inkomen verwerft, remt dat net de groei af. De befaamde trickle-down these wordt hiermee weerlegd. Als de rijken rijker worden, dan profiteert niet iedereen mee. De gekende spreuk ‘A rising tide lifts all boats’ gaat vandaag steeds minder op.
Minder gekend is dat ongelijkheid ook een negatieve impact heeft op de strijd tegen de klimaatopwarming. Landen die geen bindende afspraken aangaan om de sociale ongelijkheid op te lossen, leveren vaak ook povere klimaatprestaties. Vergelijk de cijfers van de erg ongelijke Verenigde Staten met die van het erg gelijke Denemarken of Zweden: in 2010 stootten de Amerikanen zo’n 17 tonnen CO2 per hoofd uit, daar waar de Denen 8,35 tonnen en de Zweden zelfs 5,6 tonnen per hoofd uitstootten (cijfers Wereldbank).
Een smalle, maar weinig slagkrachtige overheid
Meer ongelijke samenlevingen hebben door de band genomen dus een grotere uitstoot van CO2 per hoofd dan meer gelijke samenlevingen. Hoe komt dat?
De hoofdverklaring is simpel: hoewel elke burger zijn steentje kan bijdragen, blijft de strijd tegen de opwarming van de aarde in eerste instantie een zaak van de overheid. Hoe slagkrachtiger de overheid, hoe efficiënter dit lukt. Hier knelt het schoentje: in meer ongelijke samenlevingen heerst meestal de overtuiging dat de overheid zo smal mogelijk moet zijn. Dat heeft impact op de werking van tal van publieke domeinen. Minder capaciteit zorgt vervolgens voor minder bereidheid om het klimaatprobleem aan te pakken. ‘We kunnen er toch niets aan doen’, zoiets.
Naast de problematiek van de beperkte capaciteit van een smalle overheid, situeert het probleem zich op nog andere vlakken. Zo kampen ongelijke samenlevingen met een gebrekkig onderwijssysteem. De kloof tussen de weinige hoogopgeleiden en de vele laagopgeleiden is er erg groot. De eerste groep heeft uiteraard de luxe om bezorgd te zijn over een langetermijnfenomeen als de klimaatverandering; de laatste is - logisch - meer bezig met het dagdagelijkse overleven. Ze roepen hun politici minder tot de orde om meer duurzame keuzes te maken. En zijn zelf minder bereid (en financieel in staat!) om afval te recycleren, hun woning te isoleren, lokaal voedsel te kopen, een propere wagen aan te schaffen, vervuilende energie links te laten liggen, enzovoort.
De klimaatverandering is het grootste markt falen in de geschiedenis
Het zou fout zijn uit bovenstaande paragraaf te concluderen dat als landen binnen de eigen grenzen gelijker worden, de grensoverschrijdende strijd tegen klimaatverandering automatisch gestreden is. Zo simpel is het natuurlijk niet. De echte vraag waar we vandaag voor staan, is of we onze huidige economie moeten vergroenen dan wel volledig moeten omgooien. Met dat eerste zijn we stilaan begonnen; het fundamenteel in vraag stellen van onze economie lijkt voor velen vooralsnog een brug te ver.
Feit is: de vrije markt zal uit zichzelf niet reageren op een naderende afgrond. Elke expert is het er over eens dat om klimaatchaos te vermijden we de wereldwijde steenkool- en gasreserves best niet ontginnen, maar in het huidige kapitalistische bestel zijn ondernemingen voorgeprogrammeerd om zich daar niets van aan te trekken. Om winst te blijven maken, moeten die reserves uit de grond. Er zijn dus duidelijk krachten aan het werk die geld verdienen aan de opwarming van de aarde. Daarom is de klimaatverandering het grootste markt falen in de geschiedenis. Daarom moeten we de kernwaarden van het huidige kapitalistische systeem toch in vraag durven stellen, willen we onze planeet redden.
Dat bepleiten ook Matthias Lievens en Anneleen Kenis in De mythe van de groene economie (2012). De auteurs geloven niet in een vergroening van de huidige economie. Ze waarschuwen in hun boek dat de oplossingen die door het kapitalisme naar voor geschoven worden, leiden tot nieuwe sociale en economische problemen waarbij de crisis zich verplaatst en op grotere schaal terugkomt. Lievens en Kenis geloven daarentegen meer in een andere economie, met meer sociale gelijkheid, meer democratie en minder markt.
De strijd tegen klimaatopwarming en ongelijkheid gaan hand in hand
In het hele klimaatdebat - en eigenlijk ook het ongelijkheidsdebat - overheerst de teneur dat internationale organen tandeloos en aparte regeringen machteloos zijn. Alleen al om dat defaitisme van antwoord te dienen, valt te hopen dat de komende Klimaatconferentie in Parijs wel degelijk ambitieuze én afdwingbare post-Kyoto doelstellingen weet vast te leggen (welke dat moeten zijn, is voer voor de volgende bijdrage aan de De Doordenkers).
Maar het is minstens even belangrijk dat alle deelnemende stakeholders de Klimaatconferentie als katalysator gebruiken om met hernieuwde kracht het herstel van de lokale economie te eisen, om onze democratieën te vrijwaren voor de uithollende invloed van het bedrijfsleven, om betere vrijhandelsakkoorden te onderhandelen, om te investeren in openbaar vervoer en duurzame woningen, om de grenzen open te stellen voor migranten die door klimaatomstandigheden zijn ontheemd geraakt, om te eisen dat er een eind komt aan buitensporige ongelijkheid, enzovoort.
Deze klimaatcrisis is met andere woorden een ideaal moment om gelijktijdig een debat te voeren over de grote maatschappelijke keuzes. En de strijd tegen de klimaatopwarming en tegen ongelijkheid gaan daarbij hand in hand.
Deze tekst verscheen op Knack.be (http://www.knack.be/nieuws/belgie/de-klimaatverandering-is-het-grootste-falen-van-de-vrije-markt-in-de-geschiedenis/article-opinion-592461.html)
Abonneer je op Samenleving & Politiek
Het magazine verschijnt 10 keer per jaar; niet in juli en augustus.
Proefnummer? Factuur? Contacteer ons via
info@sampol.be
of op 09 267 35 31.
Het abonnementsgeld gaat jaarlijks automatisch van je rekening. Het abonnement kan je op elk moment opzeggen. Lees de
Algemene voorwaarden.
Je betaalt liever via overschrijving?
Abonneren kan ook uit het buitenland.
*Ontdek onze SamPol draagtas.