Op het moment van het schrijven van dit essay is het nog onduidelijk of er een Herenakkoord wordt gesloten over het recht op collectieve actie. Dat vakbonden gedwongen worden om opnieuw de grenzen van het stakingsrecht tegen het licht te houden, is een tussenstap in een ideologisch offensief dat werd ingezet met het aantreden van de regering-Michel. Dat ideologisch offensief neemt expliciet de vakbondsrechten in het vizier, in het bijzonder het stakingsrecht. Hoe moeten we dit duiden? En hoe kunnen we ons ertegen wapenen?
Het is een gemeenplaats te stellen dat vakbondsrechten sedert het eind van de jaren 1970 en de opgang van het neoliberalisme ook in België in het defensief zitten. De vakbondsrechten die in de kwarteeuw na de Tweede Wereldoorlog werden uitgebouwd (overlegorganen, cao’s, collectieve actie, enzovoort) kwamen sinds dan stilaan maar zeker in de verdrukking. De regering-Michel wil op dat vlak een kwalitatieve sprong realiseren.
In deze bijdrage trachten we dit ideologisch offensief te illustreren aan de hand van het stakingsrecht. Maar eenzelfde oefening gaat op voor andere vakbondsrechten. Ook het in vraag stellen van interprofessionele of sectorale akkoorden, en de campagne tegen de maatschappelijke dienstverlening van vakbonden als uitbetaler van werkloosheidsuitkeringen, maakt bijvoorbeeld deel uit van diezelfde agenda.
STAKINGSRECHT REEDS BEPERKT VIA RECHTERLIJKE WEG
Tot op heden verloopt de beperking van het stakingsrecht in België vooral via rechterlijke weg. Vanaf de jaren 1980 zijn rechterlijke beschikkingen op eenzijdig verzoekschrift1 met dwangsommen tegen stakingsacties schering en inslag. Dit is niet vanzelfsprekend omdat de filosofie van de sociale wetgever erin bestond om collectieve conflicten te laten regelen door de partijen, eventueel mits tussenkomst van de organen van bemiddeling en verzoening (paritaire comités, FOD WASO). Werkgevers gebruiken dan ook een omweg om deze verboden te bekomen; ze vragen in de regel geen verbod op de staking zelf maar wel van allerhande daaraan gekoppelde acties die zogezegd geen uitstaan hebben met het stakingsrecht. Daar waar de werkgever tot begin van de jaren 2000 nog moest aantonen dat er geweld dreigde of werd gebruikt, of dat het bedrijf werd geblokkeerd, werd de rechtspraak al langsom meer restrictiever en repressiever: het volstond vaak om te komen aandraven met een persbericht, e-mail of een pamflet waarin een vakbondsafgevaardigde wat straffe taal gebruikte. Het ging dan ook om puur preventieve verboden, dit wil zeggen vooraleer er enige actie had plaatsgevonden.
Hoewel de vakbonden deze rechterlijke beschikkingen a posteriori soms konden laten vernietigen, betekenen ze toch een krachtig wapen in handen van werkgevers die stakingen wilden breken. We stellen vast dat de opeenvolgende regeringen tegen deze inperking van het stakingsrecht geen wetgevend initiatief hebben genomen.
DE GROTE SPRONG ACHTERWAARTS
Het zal evenwel de regering-Michel zijn die vanaf haar aantreden in oktober 2014 een kwalitatieve sprong wil realiseren op het vlak van de inperking van het stakingsrecht. Hoewel het regeerakkoord op het vlak van vakbondsrechten eerder op de vlakte lijkt te blijven, is dit toch niet het geval bij een meer grondige lezing.
Het regeerakkoord was immers tekenend voor een bepaalde visie op het sociaal overleg. Hoewel het woord zelf er een dertigtal keer in voorkwam, werd dit overleg toch vooral instrumentalistisch benaderd. Dit wil zeggen dat het overleg mocht bestaan in de mate dat het akkoord ging met de politieke beleidskeuzes en er uitvoering aan verleende. Een autonome dynamiek van het overleg werd derhalve niet aanvaard. Het is de primaat van de politiek, maar dan in alle scherpte; een herleiden van de representativiteit tot de politieke representativiteit.2 Concrete maatregelen die in het regeerakkoord naar voren werden geschoven, betroffen onder andere de gegarandeerde dienstverlening tijdens stakingen en de verminderde invloed van vakbonden bij herstructureringen. Om uiteraard niet te spreken over de achteruitgang op het vlak van sociale rechten (pensioenen, lonen, gezondheidszorg, enzovoort). Ondanks de presentatie van het regeerakkoord als het alfa en omega waar niets van kon worden weggelaten of aan toegevoegd, ging de regering al snel na haar aantreden verder met het in vraag stellen van het stakingsrecht.
In wat hierna volgt gaan we eerst dieper in op de gegarandeerde dienstverlening tijdens stakingen en daarna op het ideologische debat over het stakingsrecht dat plaatsvond tijdens de protestbeweging in het najaar van 2014.
GEGARANDEERDE DIENSTVERLENING TIJDENS STAKINGEN?
In het regeerakkoord wordt een gegarandeerde dienstverlening tijdens stakingen in het vooruitzicht gesteld in drie sectoren: NMBS, gevangenissen en Belgocontrol. Onmiddellijk valt hierbij de terminologie op. Daar waar er vroeger sprake was van een ‘minimale’ dienstverlening, is dit nu een ‘gegarandeerde’ dienstverlening. Als de dienstverlening gegarandeerd moet worden tijdens stakingen, zal er van stakingsrecht nog weinig sprake zijn. Over de concrete realisatie van het idee werd niet al te diep nagedacht. Het volstaat om naar de staking van juni 2014 bij de Franse spoorwegen te kijken, met spanningen tussen de ‘prioritaire’ passagiers en anderen, met overvolle treinen, met talloze veiligheidsproblemen; kortom: één chaos.
Zonder enige twijfel gaat er dan ook een andere doelstelling schuil achter de gegarandeerde dienstverlening, namelijk een verregaande beperking van het stakingsrecht. Dit is juridisch en maatschappelijk onverdedigbaar.
Juridisch onverdedigbaar, omdat het stakingsrecht een individueel mensenrecht is dat slechts zeer uitzonderlijk kan worden beperkt; het Europees Hof voor de Rechten van de Mens gewaagt van een dwingende maatschappelijke noodzaak, hetgeen niet licht kan worden opgevat. Er anders over oordelen houdt immers in dat werknemers van openbare diensten hun democratisch recht wordt ontzegd om niet te gaan werken als ze het niet eens zijn met bepaalde beslissingen van hun werkgever of maatregelen van de overheid die de openbare diensten en de werknemers in het algemeen hard dreigen te treffen. Verplicht worden om te gaan werken als men het werk wil neerleggen, is nu niet meteen een maatregel die geassocieerd wordt met een democratisch regime.
Maatschappelijk onverdedigbaar, omdat het de afgelopen jaren voor iedereen wel duidelijk is geworden dat de NMBS met een heel aantal problemen kampt. Met de regelmaat van de klok signaleren de spoorwerkers en de reizigers deze dysfuncties: chronische vertragingen, afschaffing van treinstations en loketten, gebrek aan personeel, slecht onderhouden machines, en ga zo maar door. Als het echt de spuigaten uitloopt, en de NMBS weigert hierover in overleg te gaan, kunnen de werknemers niet anders dan overgaan tot actie. Een kwaliteitsvolle spoorwegonderneming en een verbetering van het functioneren van de NMBS zal niet tot stand komen door het invoeren van een gegarandeerde dienstverlening tijdens stakingen. Ze zullen enkel tot stand komen door druk uit te oefenen op de NMBS en de federale regering om eindelijk reizigers en werknemers au sérieux te nemen.
Het is niet toevallig dat de openbare diensten als eerste in het vizier van de regering komen. De regering weet dat ze een luisterend oor vindt bij (een deel van de) publieke opinie. Men kan er echter gif op innemen dat een beperking van het stakingsrecht bij de NMBS een opstap zal zijn om nadien over te gaan tot een reglementering in de privésector.
IDEOLOGISCH DEBAT MET JURIDISCHE CONSEQUENTIES?
Naast de gegarandeerde dienstverlening in een aantal sectoren, kwamen de regeringspartijen al snel met een aantal andere voorstellen op de proppen.
Deze voorstellen werden geformuleerd naar aanleiding van de protestbeweging tegen het regeringsbeleid in het najaar van 2014. Met een nationale betoging die 120.000 betogers verzamelde, drie provinciale stakingsdagen en een nationale staking kwam de regering onder druk te staan. Temeer daar ook andere organisaties, zoals Hart Boven Hard, zich bij deze stakingen aansloten. In haar reactie op deze brede protestbeweging focuste de regering vooral op het actiemiddel zelf. Daarbij stelde zij voor het stakingsrecht nog verder te beperken dan wat al in het regeerakkoord was voorzien. Daarmee kwam ze tegemoet aan een verzuchting van het VBO: ‘Het regeerakkoord spreekt alleen van een minimale dienstverlening, wat niet zal volstaan. Maar wat we absoluut nodig hebben, zijn duidelijke regels, procedures en grenzen, bepaald in een democratisch goedgekeurd wettelijk kader voor het stakingsrecht en in de juiste balans met andere rechten, bv. om te werken, te ondernemen, het eigendomsrecht, enzovoort’.3
Concreet werkt de regering-Michel op twee sporen: enerzijds het in twijfel trekken van ‘politieke stakingen’ gericht tegen de overheid en anderzijds het garanderen van het zogenaamde ‘recht op werken’. Op beide aspecten gaan we nu in.
Het in twijfel trekken van politieke stakingen
Zodra de acties tegen het regeerakkoord werden aangekondigd, werden ze afgedaan als ‘politieke acties’. Er werd voorgehouden dat ze als enige doel hadden de regering te doen vallen en dat de vakbonden dus niet de stembusuitslag respecteerden. Opvallend was dat dit verwijt unisono zowel vanuit patronale als politieke hoek kwam. Met dit ideologisch offensief wilden deze actoren doen uitschijnen alsof het om een partijpolitieke staking ging, die niets te maken had met de pensioenmaatregelen, de indexsprong, de verhoging van de inschrijvingsgelden of andere maatregelen die veel gezinnen treffen. Op die manier wilden zij deze brede verzetsbeweging in diskrediet brengen.
De staking was inderdaad georganiseerd tegen het regeerakkoord. Vooreerst is hier helemaal niets wereldschokkends aan. De Belgische sociale geschiedenis is net het product van politieke stakingen. Daarnaast is een dergelijke staking perfect wettelijk in België. Dat is niet zo in het Verenigd Koninkrijk. Daar mag enkel worden gestaakt om - zeer eng geïnterpreteerde - bedrijfsbelangen. Wie stakingen tegen de overheid als ‘illegaal’ bestempelt, komt dan ook onvermijdelijk uit bij Margaret Thatcher. In de jaren 1980 voerde zij wetgeving in die stakingen beperkte tot bedrijfsbelangen en die elke dimensie van solidariteit liet verdwijnen.
Of aan het discours over de politieke staking direct een juridisch vervolg wordt gebreid, is onzeker. Het heeft vooral tot doel de geesten klaar te stomen om de acties van de vakbonden naar het bedrijfsniveau toe te leiden.
Het garanderen van het ‘recht op werken’
Maar de regering-Michel werkt ook nog op een ander spoor, met meer direct gevaar dan het spoor van het in twijfel trekken van politieke stakingen: namelijk het garanderen van het ‘recht op werken’.
Als reactie op de stakingen, en op vraag van het VBO, kondigde MR-fractieleider Denis Ducarme in de Kamer midden december 2014 aan dat hij de laatste hand zou leggen aan een wetsvoorstel dat het ‘recht op werken’ evenveel waarde zou geven als het stakingsrecht. De extreemrechtse Parti Populaire was hem echter te snel af en diende het voorstel al in. Men bevindt zich dus in goed gezelschap. Ook N-VA belijdt onophoudelijk het ‘recht op werken’.
Daarbij hebben deze partijen het niet over het recht op arbeid, zoals dit normaal begrepen wordt: als een recht op werkgelegenheid. Het spreekt voor zich dat dit recht op arbeid bescherming verdient, en zelfs veel meer dan vandaag de dag. Dit recht is immers als enige in de Grondwet opgenomen, zonder dat het evenwel echt afdwingbaar is. Het houdt in dat de overheid moet streven naar ‘een zo hoog mogelijk werkgelegenheidspeil’. Dit recht wordt dagelijks met de voeten getreden. Als we het over dit (enige) recht op arbeid hebben, bestaat er geen enkele tegenstelling met het stakingsrecht. Integendeel, het stakingsrecht wordt zelfs vaak gebruikt om het recht op arbeid te garanderen ingeval van herstructureringen en sluitingen.
Voor voormelde partijen gaat het om een heel ander ‘recht’, namelijk het ‘recht’ om te kunnen werken tijdens een staking. Dit ‘recht’ bestaat eenvoudigweg niet. In geen enkel bindend internationaal verdrag noch in onze Grondwet wordt het opgenomen. Dat het recht op werken tijdens een staking niet bestaat, blijkt al meteen uit het feit dat het VBO een wet vraagt die dit recht verankert, en de MR een voorstel in die zin heeft ingediend.
Dat het ‘recht op werken’ tijdens een staking moeilijk ligt bij de stakende werknemers en de vakbonden, heeft in essentie te maken met drie factoren.
Ten eerste oefenen werkgevers rechtstreeks of onrechtstreeks een grote druk uit op werknemers om niet te staken. Ze sturen brieven die aanmanen om te gaan werken, doen voorstellen tot de mogelijkheid om te blijven slapen op de werkvloer zodoende om de stakingsposten te omzeilen, enzovoort. Dit is een realiteit die te vaak onderbelicht blijft, want op die manier wordt het stakingsrecht compleet uitgehold. Een blokkade van een industriezone dient er immers voor dat iedereen die niet wil gaan werken, bijvoorbeeld in kmo’s, ook de mogelijkheid heeft om mee te staken.
Bovendien heeft de weerstand tegen het recht op werken tijdens een staking te maken met de essentie van het stakingsrecht. Staken heeft als doel om economische schade te veroorzaken, zodat de machtsbalans tussen werknemers en werkgevers of de overheid in beweging wordt gebracht en zodat er ruimte komt voor overleg. Als het recht op werken tijdens een staking tegen elke prijs moet worden gegarandeerd, en de stakers kunnen worden vervangen, wordt de staking van haar effectiviteit wordt beroofd.
Tot slot roepen de voorstellen die het recht op werken tijdens een staking willen erkennen herinneringen op aan artikel 310 van het Strafwetboek. Dat artikel werd in 1921 afgeschaft en verbood werknemers ‘die zich in de buurt van fabrieken ophouden en de vrijheid van arbeid aantasten’.
DE BRITSE ADEM WORDT STEEDS ZWAARDER
Na een blokkade van een autosnelweg door syndicalisten in oktober 2015, maande de regering-Michel de sociale partners aan om het Herenakkoord te actualiseren. Dit document uit 2002 bevat een aantal te respecteren gedragsregels bij collectieve conflicten. Midden februari sprongen de onderhandelingen over een nieuw Herenakkoord af. Als we deze lijnen schrijven, hebben de sociale partners van de regering meer tijd gekregen om tot een nieuw Herenakkoord te komen.
De eisenbundel van de werkgeversorganisaties die in het voorjaar van 2016 werd gepresenteerd, is in vele opzichten symptomatisch voor het heersende klimaat. In die eisenbundel vinden we een oude verzuchting terug die al in een VBO-document uit 1984 voorkwam: de mogelijkheid voor uitzendkrachten om te werken tijdens een staking. Momenteel is dit inderdaad verboden. Zo wordt vermeden dat een staking gebroken wordt door de inzet van precaire arbeidskrachten, aangezien deze laatsten geen reële keuze hebben om zo’n opdracht te weigeren (en dus om zelf te staken). Maar de werkgeversorganisaties beschouwen deze arbeidskrachten als eender welke ‘werkwillige’ werknemer. Daarnaast bevat de eisenbundel van de werkgeversorganisatie nog een nauwkeurige lijst van verboden actievormen, de aanwijzing van een (aansprakelijk te stellen) contactpersoon van de vakbond voor elke actie en het afkeuren van elke actie die ingaat tegen het Herenakkoord. Deze vier verzuchtingen van werkgeverszijde komen exact overeen met wat in het recente voorstel van Trade Union Bill van David Cameron is opgenomen, die daarmee in de voetsporen treedt van de Iron Lady Margaret Thatcher.
Met deze eisenbundel stapt ook de werkgeverszijde af van haar engagement uit het vorige Herenakkoord. In een weinig gekende, doch interessante, bijlage uit het vorige Herenakkoord bevestigde ze dat ze zich zou houden aan de standaarden die ontwikkeld zijn op internationaal vlak. Welnu, op internationaal vlak is een beperking van het stakingsrecht slechts uitzonderlijk mogelijk (met name in geval van geweld tegen personen of goederen) en wordt de inzet van uitzendkrachten om stakers te vervangen resoluut van de hand gewezen. Het internationaal recht vormt hoegenaamd geen vrijgeleide voor onwettelijke acties die met de huidige wetgeving gesanctioneerd kunnen worden, maar zou eender welke andere vereniging het aanvaarden om verantwoordelijk te worden gesteld voor het gedrag van een aantal individuen? Het is toch minstens verbazend dat als het om de vakbond gaat, deze principes plots van geen tel meer zouden zijn.
TEGENOFFENSIEF NOODZAKELIJK
Met het regeerakkoord van oktober 2014, en de daaropvolgende politieke discussies, komt voor de eerste keer een wettelijke beperking van het stakingsrecht dichtbij. Deze voorstellen passen in een ideologisch offensief dat is ingezet eind van de jaren 1970. De (nabije) toekomst zal uitwijzen of de regering-Michel in haar opzet zal slagen. Aangezien het offensief zowel ideologisch als juridisch wordt gevoerd, heeft een tegenoffensief slechts kans op slagen als het inwerkt op dezelfde niveaus. Het is dus hoog tijd om duidelijk te maken waarom vakbondsrechten van belang zijn voor alle werknemers en voor de gehele bevolking.
Het dient opgemerkt dat de regering zelf er ook niet 100% gerust is dat ze in haar opzet zal slagen. Zo verklaarde MR-fractieleider Denis Ducarme, naar aanleiding van zijn voorstel over het recht op werken eind 2014, dat het ‘niet het moment was’ om over de rechtspersoonlijkheid te spreken. Er moest eerst een ‘gunstiger sociaal klimaat’ worden gecreëerd. Ook Zuhal Demir (N-VA) sprak zich in dezelfde zin uit. Recent suggereerde Patrick Dewael (Open VLD) om het dossier stakingsrecht over de sociale verkiezingen te tillen. Tot slot is het feit dat de gegarandeerde dienstverlening bij de NMBS nog niet werd ingevoerd, hoewel de nieuwe regering al vanaf oktober 2014 aan de macht is, een concreet teken aan de wand.
Of de regering-Michel in haar opzet zal slagen om de vakbondsrechten te beperken, zal echter afhangen van de reactie van het geheel van de democratische beweging. In dat kader is het ook belangrijk om zelf met veel meer overtuiging dan vandaag de dag een aantal eigen voorstellen op tafel te leggen tot uitbreiding van de vakbondsrechten. Tal van werknemers in precaire situaties blijven daar immers van verstoken en hebben er nood aan. Het feit dat in Frankrijk vanuit academische middens een eigen arbeidsrecht wordt uitgedokterd dat werkelijk beschermend is voor werknemers kan alleen maar op goedkeuring rekenen en tot inspiratie strekken.4
Jan Buelens
Advocaat bij Progress Lawyers Network, professor arbeidsrecht Universiteit Antwerpen en stichter European Lawyers for Workers
Noten
1/ Hetgeen op zich betwistbaar is en de geest van de 19de eeuw uitademt, toen er in het Burgerlijk Wetboek was ingeschreven dat de werkgever op zijn woord werd geloofd. Niet voor niets veroordeelde het gezaghebbende Europees Comité voor Sociale Rechten deze praktijk in de mate dat acties preventief en eenzijdig werden verboden zonder dat bewezen was dat er sprake was van geweld of intimidatie.
2/ In de mate dat het sociaal overleg toch tot een ander resultaat kwam als het politieke beleid werd dit schoorvoetend aanvaard in zover het dat resultaat niet fundamenteel in vraag stelde. Zo kwamen akkoorden tot stand op het vlak van vervroegde uittreding (vroegere brugpensioen, maart 2015) en re-integratie van langdurig zieken (december 2015). Men kan zich daarbij afvragen of de regering dit protest niet had ingecalculeerd en vooraf bereid was eventueel een stap(je) terug te zetten als dat protest te hevig oplaaide.
3/ VBO, ‘Naar een gereglementeerd stakingsrecht’, 31/10/2014, https://vbo-feb.be/nl-BE/Nieuws/Opinion/Naar-een-gereglementeerd-stakingsrecht/.
4/ https://www.mediapart.fr/journal/economie/030316/des-chercheurs-proposent-un-autre-code-du-travail-pour-les-salaries.
vakbond - stakingsrecht - gegarandeerde dienstverlening
Samenleving & Politiek, Jaargang 23, 2016, nr. 3 (maart), pagina 76 tot 82
Abonneer je op Samenleving & Politiek
Het magazine verschijnt 10 keer per jaar; niet in juli en augustus.
Proefnummer? Factuur? Contacteer ons via
info@sampol.be
of op 09 267 35 31.
Het abonnementsgeld gaat jaarlijks automatisch van je rekening. Het abonnement kan je op elk moment opzeggen. Lees de
Algemene voorwaarden.
Je betaalt liever via overschrijving?
Abonneren kan ook uit het buitenland.
*Ontdek onze SamPol draagtas.