Hickel stelt een correcte ecologische diagnose, maar mist het doel. Geen groei is ook geen oplossing.
Minder is meer
De stijgende ongelijkheid en de ecologische crisis zorgen ervoor dat terechte vraagtekens worden gezet bij de economische groei die, ondanks kritiek op het bbp als indicator, van links tot rechts gelijk wordt gezet aan de verspreiding van betere technologieën, van gezondere levens, van democratie en überhaupt van de moderniteit naar meer en meer mensen. De vanzelfsprekendheid van het groeiparadigma maakt de ideeën van de degrowth-beweging, die in ons land sympathie vinden bij denktanks als Oikosen bepaalde elementen in de klimaatbeweging, zo provocerend. Temidden van historische natuurrampen in de westerse wereld ten gevolge van de klimaatcrisis, net als de post-COVID-relance van start gaat, komt het nieuwe boek van Jason Hickel op een uitgelezen moment.
DE ECOLOGISCHE CRISIS, HET KAPITALISME EN GROWTHISME
Hickel beschrijft allereerst de schrikbarende omvang van de ecologische crisis. Hij koppelt dit aan de roofzuchtige aard van het kapitalisme, waarbij het streven naar winst onlosmakelijk verbonden is met de noodzaak aan groei, wat stelselmatig leidt tot het uitbuiten van natuurlijke hulpbronnen en het privatiseren van collectieve goederen. Hickel toont hoe een neoliberaal beleid dat zonder blikken of blozen bbp-groei najaagt vele regeringen gevangen heeft gezet in een groei zonder menselijke ontwikkeling, onder andere door middel van de beruchte structurele aanpassingsprogramma's van het IMF.
Vervolgens neemt Hickel ons mee op een bloemlezing van verschillende ideeën om de economie weg te brengen van growthism. Hickel suggereert dat de commons en een radicale inperking van luxeconsumptie kernpijlers zijn van een degrowth-economie. Hickel toont in deze context aan dat collectieve voorzieningen zoals riolering en universele systemen van onderwijs en gezondheidszorg geleid hebben tot een rijker en langer leven, niet economische groei an sich. Zijn groter punt is hierbij dat economische groei finaliter niets te maken heeft met menselijk welzijn. Ergo, de westerse wereld moet het groeipad verlaten, rijkdom herverdelen en de publieke sector heropbouwen.
KARIKATUREN EN THEORETISCHE VAAGHEID
De meeste bouwstenen van zijn analyse zijn nuttig, maar op enkele vlakken wordt het totaalplaatje karikaturaal. Collectieve voorzieningen zijn inderdaad cruciaal en bbp-groei is een gebrekkige graadmeter, maar Hickel levert geen overtuigende verklaring van de economische basis van de collectieve voorzieningen die vooral post-WWII werden uitgebouwd, e.g. het gebruik van overschotten om publieke goederen te financieren (gegenereerd door productiviteitsstijgingen, bereikt door arbeidsdeling en betere technologie) of om Keynesiaanse investerings- en loonpolitiek. Ze figureren enkel kortstondig in zijn bekende vertelling, die op mechanische wijze de hoge lonen en het lage rendement op kapitaal tijdens de trentes glorieuses verantwoordelijk maakt voor de neoliberale revolutie onder Thatcher en Reagan. Als randbemerking bij z'n grotere punt geeft Hickel wel mee dat groei potentieelkan helpen om deze collectieve voorzieningen te realiseren, maar miskent daarbij de sterke en steeds weerkerende correlatie tussen economische capaciteit, de uitbouw van collectieve voorzieningen en menselijke ontwikkeling. Dat doet hij door op de positieve (Costa Rica) en negatieve outliers (Verenigde Staten) te wijzen. Daarbij wordt de fundamentele politieke reden voor deze relatie volledig miskend: een grotere taart volstaat weliswaar niet om voldoende collectieve goederen te voorzien, maar maakt de noodzakelijke politieke coalities überhaupt mogelijk.
EEN ANDER SOORT OVERVLOED
Hickels retorische talent uit zich in zijn volgende stap. Zijn verhaal klinkt tot op dit punt aantrekkelijk voor menig progressief. Een doeltreffende degrowth-kritiek is echter de analogie tussen degrowth en austerity, een rücksichtslos besparingsbeleid. Trager leven klinkt aanlokkelijk, dalende reële lonen (een Vlaamse middenklasser zit globaal vlotjes bij de bovenste 5%) heel wat minder. Hickel lost dit probleem op door te stellen dat degrowth, mits uitbreiding van de commons, tot radicale overvloed zal leiden. Een ander soort overvloed: één van vrije tijd, creatieve expressie, kunst, en vriendschap. De term krijgt zo pardoes een andere lading, weg van de klassieke betekenis: een overvloed aan dingen en diensten om mensen in hun onderhoud en ontplooiing te ondersteunen. Met dit manoeuvre bekoort Hickel potentieel wél een significant deel van voornoemde groep, meer bepaald de urbane, hoogopgeleide tweeverdiener die droomt van een langzamer, authentieker bestaan (schrijver dezes pleit schuldig).
Hickel toont in zijn betoog overtuigend aan dat een oneindig stijgend energie- en materiaalgebruik niet compatibel is met de planetaire grenzen, ook bij een volledige uitrol van 100% hernieuwbare energie. Vanuit de vaststelling dat economische groei steeds is samengegaan met hogere emissies, besluit Hickel dat economische groei een harde grens heeft. Degrowth wordt hier gedefinieerd als het verminderen van materiaal- en energiegebruik zodat deze binnen de planetaire grenzen blijven, in de context van een ecologische ethiek. Hickel roept op afscheid te nemen van de illusie dat alle sectoren van de economie permanent moeten groeien. Veeleer moet we er gericht voor kiezen om bepaalde sectoren die weinig maatschappelijk nut en een hoog energie- en materiaalverbruik hebben (bepaalde luxegoederen zoals SUV's en privéjets) te laten krimpen, terwijl andere sectoren (onderwijs, gezondheidszorg) een groeispurt verdienen.
Ironisch genoeg is de manier waarop Hickel de economische principes achter degrowth formuleert bijna volledig compatibel met een green growth-scenario.
Ironisch genoeg is de manier waarop Hickel de economische principes achter degrowth formuleert bijna volledig compatibel met een green growth-scenario waarin de emissies van broeikasgassen worden gedecimeerd. Het IPCC schat de gemiddelde economische kost van de scenario's waarin de globale temperatuurstijging tot 2° wordt beperkt op 0,06% per jaar. Daarbij is er sprake van decoupling tussen de groei van verschillende sectoren en de groei van bijhorende emissies, die geconcentreerd zitten in de energie- en nutssectoren. Het decarboniseren van deze sectoren laat toe om de waardeschepping in dienstensectoren die hiervan afhankelijk zijn (denk aan ICT) te laten groeien zonder proportionele stijging van emissies. De identificatie van economische groei met hogere emissies in het verleden lijkt Hickel te verblinden: hij kan zich geen welvaartsgroei zonder hogere emissies voorstellen.
In concreto wil Hickel die overvloed bewerkstelligen door het beëindigen van geprogrammeerde veroudering, het verkorten van de werkweek, het verminderen van de ongelijkheid en het uitbreiden van de commons. Hickel erkent dat hij geen uitgewerkt en becijferd plan biedt, maar stelt dat het ons een heel eind op weg helpt naar een post-groei-economie. Die stelling overtuigt niet. Het beëindigen van geprogrammeerde veroudering zal het materiaalgebruik verlagen, maar tezelfdertijd het beschikbare inkomen van consumenten verhogen en een reparatie-economie op gang brengen. Hickel staat erop dat het verminderen van het inkomen van de elite de emissies gevoelig zal verminderen, maar vergeet dat de neiging tot consumeren hoger wordt naarmate inkomens lager zijn. Ook een intensievere decommodificatie van onderwijs, zorg, wonen en transport zal een hele brok inkomen vrij maken voor het gemiddeld gezin. Het verkorten van de werkweek verhoogt de productiviteit per gewerkt uur. Enkel als zo'n verkorting wordt aangewend voor een radicale rantsoenering van de productie, lijkt degrowth een gevolg te zijn – maar dan op zo'n manier dat ze wel degelijk leidt tot ingrijpende collectieve verarming. Hierop volgt een weinig uitgewerkt pleidooi voor het kwijtschelden van private en publieke schulden en tegen samengestelde interest en private geldcreatie.
DE VLAG DEKT DE LADING NIET
Hoewel verschillende voorstellen welkom zijn, steekt hun coherentie en uitwerking bleek af tegen de urgentie en politieke realiteit van de klimaatcrisis. De concrete voorstellen zetten enkel in op een vermijding van energievraag en materiaalgebruik in westerse landen en hebben weinig tot niets te zeggen over de economische ontwikkeling daarbuiten - buiten algemene principes à la 'investeer in de commons, niet in groei'. Hoe de degrowth-recepten toepasbaar zijn op Afrikaanse of Aziatische exportgerichte economieën, is een raadsel.
Hoe de degrowth-recepten toepasbaar zijn op Afrikaanse of Aziatische exportgerichte economieën, is een raadsel.
Hickel erkent de noodzaak van een wereldwijde, onverwijlde uitstap uit fossiele brandstoffen en het gigantische overheidsingrijpen wat hiertoe noodzakelijk is. Hij negeert echter het centrale vraagstuk: het politieke plaatje. Om deze krachttoer te realiseren dienen intern en internationaal politieke coalities te worden samengebracht, zonder onze democratieën op te blazen, zonder fascisten in stelling te brengen, zonder de soevereiniteit van andere staten uit te wissen. Het blijft onduidelijk hoe dit dient gerealiseerd in een context van permanente collectieve verarming. Het correcte, door Hickel geformuleerde principe, dat het Westen zijn uitstoot prioritair zal moeten terugdringen door zijn historische verantwoordelijkheid, zet geen zoden aan de dijk. Ook China (27% globale CO₂-emissies, tendens stijgend) en consoorten moeten af van fossiel. Meer heeft dit boek echter niet over dit monumentale coördinatieprobleem te zeggen. Zo kan het bezwaarlijk als leidraad dienen om de klimaatcrisis te lijf te gaan.
Hoewel het nieuwe boek van Hickel de staat van verschillende belangrijke debatten veraanschouwelijkt, lijkt hij ten prooi te vallen aan een vorm van wensdenken. Stellig beweren dat degrowth niet gelijk staat aan een lagere levensstandaard, maar aan overvloed, is geen vorm van bewijsvoering. De wenselijkheid van zijn ethische principes wijzigen niets aan de politieke verhoudingen. Dit boek blijft zo beperkt tot een ethisch kader en vormt geen economische, laat staan een politieke handleiding.
Dieter Berckvens
Samenleving & Politiek, Jaargang 28, 2021, nr. 7 (september), pagina 80 tot 83
Abonneer je op Samenleving & Politiek
Het magazine verschijnt 10 keer per jaar; niet in juli en augustus.
Proefnummer? Factuur? Contacteer ons via
info@sampol.be
of op 09 267 35 31.
Het abonnementsgeld gaat jaarlijks automatisch van je rekening. Het abonnement kan je op elk moment opzeggen. Lees de
Algemene voorwaarden.
Je betaalt liever via overschrijving?
Abonneren kan ook uit het buitenland.
*Ontdek onze SamPol draagtas.