De 'valangst' bij de hogere middenklasse komt voort uit het besef dat haar positie niet automatisch van generatie op generatie wordt overgedragen, in tegenstelling tot de vermogenselite.

De net-niet elite
De parketten in België gaan alle veroordeelden op de wachtlijst voor gevangenissen aanschrijven met het dringende verzoek zich onmiddellijk aan te melden. Deze maatregel treft ongeveer 4.000 personen die een (korte) celstraf moeten uitzitten. De parketten voeren deze actie uit, uit protest tegen de voorgestelde pensioenplannen van de regering-De Wever. Magistraten en ander gerechtspersoneel vrezen een aanzienlijk koopkrachtverlies (ongeveer 40%) door de beperkte pensioenindexatie en andere maatregelen op pensioenen boven 5.250 euro bruto. Deze groep van ambtenaren wordt in België vaak als "geprivilegieerd" en als deel van de elite aanzien.
Het boek De net-niet elite van Dylan van Rijsbergen werpt een interessant licht op deze groep en de bredere middenklasse. Over de middenklasse is er al heel wat geschreven. Een recensie van een andere boek over de middenklasse, De havermelkelite, verscheen eerder in dit blad. Het januari-nummer van 2019 was zelfs een heus themanummer integraal over de middenklasse. Het boek van Dylan gaat over de Nederlandse context, maar toch zijn er meer dan voldoende parallellen te trekken met Vlaanderen.
De auteur begint met een persoonlijk verhaal over een vriend die uit een lager sociaal milieu kwam zonder dat de auteur zich hiervan bewust was. Daarna valt Van Rijsbergen meteen met de deur in huis met een theoretische literatuurbeschouwing rond de klassenstructuur van de samenleving. Hij legt uit dat het verschil tussen de arbeidersklasse en de middenklasse er vooral één is van ambacht versus opleiding. Verder introduceert hij invloedrijke denkers, zoals Pierre Bourdieu, wiens theorie rond cultureel kapitaal hij gebruikt om de middenklasse te duiden. Maar hij doet ook meer. Wat klasse definieert, is of dat iemand die de productiemiddelen in handen heeft. Het opleidingsniveau bepaalt welke job je gaat uitoefenen, maar niet tot welke klasse je gaat behoren. Van Rijsbergen probeert deze groep te definiëren en gaat ook ten rade bij andere auteurs. De groep waar hij het over heeft, heeft verschillende namen: hoogopgeleiden, hogere middenklasse, hoofdwerkers, professional managerial class of de stedelijke elite.
In Nederland is er de vermogenselite (1%), de hogere middenklasse (33%) en de lagere middenklasse en arbeidersklasse (66%).
De inleiding van het boek is al een volwaardig theoretisch hoofdstuk. Als we het kort samenvatten in cijfers is er in Nederland de vermogenselite (1%), de hogere middenklasse (33%) en de lagere middenklasse en arbeidersklasse (66%). De hoofdrolspeler in zijn boek is de hogere middenklasse, wat niet betekent dat de andere klassen niet aan bod komen. Doordat hij zich op die groep concentreert krijgt het ideaal waarmee deze groep zich in de samenleving rechtvaardigt, namelijk meritocratie, een grote rol toebedeeld in het boek. Meritocratie is het rechtvaardigingsdogma van de hogere middenklasse en doet uitschijnen dat iedereen dezelfde startkansen heeft in het leven. Op het einde van de inleiding bekritiseert hij bepaalde perspectieven op klasse, maar deze komen uitgebreider aan bod in hoofdstuk één.
WAT IS KLASSE?
In het eerste hoofdstuk presenteert Van Rijsbergen een overzicht van drie theorieën over klasse. Hij start met de menselijk kapitaaltheorie, die individuele achtergrond ziet als de sleutel tot (on)gelijkheid, voortkomend uit kansenongelijkheid. Daarna behandelt hij sociale uitsluiting, waarbij drempels voor lagere klassen en andere sociale identiteiten sociale verschillen veroorzaken. Het derde perspectief is dat van overheersing en exploitatie, met een scheiding tussen kapitaalelite en de uitgebuiten. Van Rijsbergen koppelt deze perspectieven aan ideologieën: sociaalliberaal (menselijk kapitaal), sociaaldemocratisch/christendemocratisch (sociale uitsluiting) en marxistisch (overheersing/exploitatie). Vervolgens analyseert hij invloedrijke rapporten en boeken, waaronder het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP)-rapport ‘Eigentijdse ongelijkheid’ van 2023. Hij argumenteert dat het SCP, door ongelijkheid te verklaren vanuit individuele achtergrond, een sociaalliberale visie hanteert.
HOGERE MIDDENKLASSE
In het tweede hoofdstuk begint Dylan met een persoonlijk verhaal over zijn katholieke grootvader en diens ervaringen in het protestants hervormde Nederland. Dit leidt naadloos naar een gedetailleerde beschrijving van de moeizame overgang van een standenmaatschappij naar een maatschappij gebaseerd op sociale klasse, waarbij hij voornamelijk een historisch perspectief biedt. De standenmaatschappij, met haar focus op regionale notabelen, evolueerde gedurende de 20ste eeuw naar een meer uitgesproken klassenstructuur. Vanaf ongeveer 1850 genereerde het kapitalisme een groeiende vraag naar technisch geschoold personeel, wat resulteerde in de oprichting van de eerste instellingen voor hoger beroepsonderwijs. Tot aan de Tweede Wereldoorlog werd sociale mobiliteit primair aangedreven door sociale bewegingen én de economische noodzaak van het kapitalisme aan beter gekwalificeerde arbeidskrachten. De naoorlogse periode zag de opkomst van een omvangrijkere middenklasse. De protestgeneratie van 1968, de babyboomers, kenmerkte zich door een afkeer van de gevestigde hiërarchieën en een interesse in diverse radicaal-linkse ideologieën.
Vervolgens beschrijft het hoofdstuk de neoliberale periode van 1990 tot 2008, waarin deze hogere middenklasse zich aanpaste aan de veranderende economische omstandigheden. De economische crisis van 2008 markeerde echter een nieuw tijdperk, dat in 2010 culmineerde in een specifieke crisis voor de hoogopgeleide bevolkingsgroep. Men kan terecht zeggen dat die groep sindsdien op de dool is.
DOUBLE TROUBLE
In hoofdstuk drie komt de werkidentiteit en levensvervulling van de hogere middenklasse aan bod. Een belangrijk kenmerk van deze klasse is het vermogen tot zelfmanagement. Autonomie en verantwoordelijkheid worden hoog in het vaandel gedragen. Ze vormen de basis voor de invulling van hun vrije tijd. De auteur onderzoekt de paradoxen die het leven van deze hoogopgeleiden kenmerken: een verlangen naar professionaliteit dat botst met de commercialisering en bureaucratie. Speciale aandacht gaat naar de progressieve vleugel binnen deze groep, die worstelt met interne tegenstrijdigheden: zoals het openstaan voor diversiteit maar deze in de praktijk niet altijd omarmen, of het belang van klimaatbewustzijn erkennen maar tegelijkertijd een sterke reislust koesteren.
De meritocratie schiet in de praktijk tekort en bepaalde segmenten van de hoogopgeleiden vertonen tekenen van proletarisering.
Het daaropvolgende hoofdstuk verdiept zich in de onderlinge spanningen binnen de hoogopgeleide bevolkingsgroep. De significante verschillen tussen professionals zoals een dokter en een HR-manager illustreren deze heterogeniteit. Bovendien wordt de duidelijke scheidslijn met de vermogenselite (de 1%) geanalyseerd. De auteur besluit met de stelling dat de meritocratie in de praktijk tekortschiet en dat bepaalde segmenten van de hoogopgeleiden tekenen van proletarisering vertonen. Zoals bepaalde beroepen in de zorg te lijden hebben van onderfinanciering door de overheid en ook door zorgverzekeraars.
ONDERGANG EN VERZET
De thematiek van hoofdstuk vijf is de 'valangst' die de hogere middenklasse kenmerkt, een angst die voortkomt uit het besef dat haar positie niet automatisch van generatie op generatie wordt overgedragen, in tegenstelling tot de vermogenselite. De reactie van hoogopgeleiden hierop is een sterke focus op zelfdiscipline, een intensieve sturing van het leven van hun kinderen en een prioritering van onderwijs als middel tot statusbehoud. Deze individuele valangst heeft zich na de economische crisis van 2008 geëvolueerd tot een collectief fenomeen, zichtbaar in de devaluatie van cruciale beroepen zoals dat van leraar. De collectieve respons op deze dreiging manifesteert zich in drie strategieën: een individualistische benadering, waarbij men via persoonlijke ontwikkeling en bijscholing de gevolgen van een sociale val probeert te minimaliseren; een tweede strategie, gekenmerkt door gevoelens van wrok, nostalgie en ressentiment; en een derde strategie, die van verzet, welke de progressieve optie vertegenwoordigt.
De reactie van hoogopgeleiden op hun 'valangst' is een sterke focus op zelfdiscipline, een intensieve sturing van het leven van hun kinderen en een prioritering van onderwijs als middel tot statusbehoud.
Dit is ook de titel van hoofdstuk zes. De analyse in dit hoofdstuk concentreert zich op de dynamiek en strategieën die de hogere middenklasse in een structurele afhankelijkheidspositie ten opzichte van de vermogenselite plaatsen. Dit hoofdstuk biedt echter verrassend weinig concrete handvatten voor actie. De auteur richt zich tot de hoogopgeleiden met een pleidooi voor vakbondslidmaatschap en solidariteit met de lagere sociale klassen, maar slaagt er ultiem niet in om een progressieve agenda naar voor te schuiven. Ondanks dit puntje van kritiek is het boek een belangrijke bijdrage aan het maatschappelijk debat door de klassenstructuur van onze samenleving centraal te stellen.
Mohamed El Khalfioui
Samenleving & Politiek, Jaargang 32, 2025, nr. 6 (juni), pagina 79 tot 81
Abonneer je op Samenleving & Politiek

Het magazine verschijnt 10 keer per jaar; niet in juli en augustus.
Proefnummer? Factuur? Contacteer ons via
info@sampol.be
of op 09 267 35 31.
Het abonnementsgeld gaat jaarlijks automatisch van je rekening. Het abonnement kan je op elk moment opzeggen. Lees de
Algemene voorwaarden.
Je betaalt liever via overschrijving?
Abonneren kan ook uit het buitenland.
*Ontdek onze SamPol draagtas.