Dit zijn twee aanstekelijke klimaatboeken die expliciet een dam willen opwerpen tegen moedeloosheid en passiviteit.

Zo radicaal is het niet

Niet het einde van de wereld
Onder ernstige wetenschappers vind je geen ‘klimaatontkenners’ meer en in de krochten van de sociale media huizen ze voornamelijk in de afdeling complotdenkers. Het debat heeft zich verlegd naar hoe we klimaatverandering kunnen afremmen en de negatieve gevolgen beperken. Veel heeft dat nog niet opgeleverd. Daar circuleren allerlei verklaringen en excuses voor, die er vaak op neerkomen dat effectief beleid ‘niet haalbaar’ en ‘niet betaalbaar’ is. Betaalbaarheid is een kwestie van keuzes, zoals we vandaag zien met de miljardenstroom naar toekomstige defensie-uitgaven. Haalbaarheid heeft veel te maken met de gepercipieerde mate waarin effectief klimaatbeleid zou ingrijpen op onze welvaart en met de tegenwerking van machtige belangengroepen.
We zitten in een vreemde situatie. Enerzijds worden we geconfronteerd met steeds meer klimaatrampen en doemscenario’s. Anderzijds lijkt klimaatbeleid zich grotendeels te beperken tot gerommel in de marge. Het hoeft niet te verbazen dat velen hierbij de moed verliezen en niet meer gemotiveerd zijn om zelf iets te ondernemen. Tegen deze achtergrond zijn de boeken van Hannah Ritchie en Mikaela Loach verfrissende bijdragen. Zij het ieder op hun eigen manier, want zowel de twee jonge vrouwen als hun boeken verschillen als dag en nacht.
NIET HET EINDE VAN DE WERELD
Hannah Ritchie is milieuwetenschapper aan de Universiteit van Oxford. Ze heeft een passie voor het analyseren van cijfergegevens en beschikt, net als haar grote voorbeeld Hans Rosling, over het zeldzame vermogen om ingewikkelde zaken bevattelijk voor te stellen. In Niet het einde van de wereld laat ze haar talenten los op zeven prangende milieuproblemen: luchtverontreiniging, klimaatverandering, ontbossing, voedselproductie, biodiversiteitsverlies, plastic in de oceanen en overbevissing.
Na een bondige stand van zaken geeft ze aan wat er nodig is om het probleem op te lossen en legt ze meteen ook de vinger op wat weinig of niet helpt. Dat levert soms ontnuchterende en contra-intuïtieve inzichten op, waarbij menig milieuactivist de wenkbrauwen zal fronsen. Zo is biovoedsel vaak schadelijker voor klimaat en biodiversiteit dan niet-bio, korte keten is lang niet altijd de meest milieuvriendelijke keuze, en een selectieve flexitariër belast het milieu niet zo heel veel meer dan een vegetariër. Ritchie onderbouwt haar uitspraken overtuigend en, vooral, ze minimaliseert de problemen en de noodzaak tot snelle en doeltreffende actie absoluut niet. Wel pleit ze ervoor die actie te focussen op de dingen die er echt toe doen, en ons niet bezig te houden met futiliteiten en onderlinge twisten over zaken die niet veel verschil maken. Wie afval sorteert en spaarlampen gebruikt, bespaart op jaarbasis 0,3 ton CO2. Wie zijn SUV wegdoet, vermijdt hiermee maar liefst 3,6 ton emissies. Honderd gram eiwit uit rundsvlees staat gemiddeld voor 50 kg CO2 equivalent, kip slechts voor 5,7 kg, wat minder is dan bijvoorbeeld rijst, kaas of (kweek)vis. Plastic rietjes en losse dopjes van plastic flesjes verbieden is prima maar haalt weinig uit. Maar als we export van plasticafval zouden verbieden en de visserijreglementering zouden uitbreiden met bepalingen over plasticafval, dan zou dat de hoeveelheid plastic die in de oceanen terechtkomt fors verminderen.
Hannah Ritchie focust op wat mogelijk is binnen het bestaande sociaaleconomische systeem en de bijhorende structuren.
Een rode draad doorheen het boek is dat de wereld er minder erg aan toe is dan we op basis van sensationele mediaberichten en alarmkreten van milieuorganisaties zouden vermoeden. Daarmee wil Ritchie ingaan tegen het om zich heen grijpende gevoel dat milieu en natuur onvermijdelijk en in snel tempo ten onder gaan, en dat daar niets tegen te ondernemen valt zonder onze hele welvaart op het spel te zetten. Problemen overdrijven en blind blijven voor de vooruitgang die op sommige domeinen al geboekt is, leidt vooral tot moedeloosheid en berusting, en dat is nu net wat we niet kunnen gebruiken. Integendeel: er is actie nodig. De resultaten die al geboekt werden, hoe ontoereikend ook, tonen aan dat het mogelijk is om een succesvol milieubeleid te voeren. Volgens Ritchie kunnen wij tot de eerste generatie behoren die zicht heeft op een duurzame planeet. Er moet dan wel van alles gebeuren, maar mits de juiste keuzes hoeft dit minder welvaartsaantastend te zijn dan ons vaak voorgespiegeld wordt. Consumenten kunnen zelf heel wat doen, maar de meest impactvolle acties zullen vooral betrekking hebben op de bedrijfswereld. Dat die met lobbypraktijken en economische macht een degelijk milieubeleid verhinderen vermeldt Ritchie wel, maar dat is niet het thema van haar boek. Ze focust op wat mogelijk is binnen het bestaande sociaaleconomische systeem en de bijhorende structuren. En dat is nu net wat Mikaela Loach zeker niet wil.
ZO RADICAAL IS HET NIET
De Brits-Jamaicaanse geneeskundestudente Mikaela Loach die tijdelijk haar studie onderbrak om voltijds klimaat- en rechtvaardigheidsactiviste te worden, zou waarschijnlijk niet onder de indruk zijn van de suggesties van Hannah Ritchie. Iets aan milieuproblemen proberen te doen zonder het hele systeem te veranderen, vindt zij een tot mislukken gedoemde onderneming.
Iets aan milieuproblemen proberen te doen zonder het hele systeem te veranderen, vindt Mikaela Loach een tot mislukken gedoemde onderneming.
Loach beschouwt de milieucrisis als een symptoom van een volledig ontspoord en pervers systeem. Klimaatrechtvaardigheid is voor haar veel meer dan een milieukwestie. Ze omvat ook dekolonisatie en strijd tegen imperialisme, racisme en witte suprematie. De klimaatcrisis versterkt bestaande ongelijkheid en onderdrukking. Ze is ‘een product van dezelfde systemen die in de eerste plaats de ongelijkheid en onderdrukking hebben veroorzaakt’. Groene ngo’s en klimaatactivisten hebben te lang gepleit voor kleine, geleidelijke stapjes en hebben daardoor het voortbestaan van een vernietigend systeem mogelijk gemaakt. Met kleine verbeteringen is op zich niets mis, maar wat echt nodig is, is de afschaffing van fossiele brandstoffen en een grootschalige transformatie van ons economisch systeem. Ook moet de verantwoordelijkheid gelegd worden waar ze thuis hoort: bij de westerse landen en de industrieën die het leeuwendeel van de klimaatverandering hebben veroorzaakt, die het globale zuiden eeuwenlang geplunderd hebben en dat nog steeds doen. Ondernemingen en de politici die hun belangen verdedigen doen er alles aan om het bestaande systeem te behouden en milieu- en sociaal beleid tegen te houden. ‘Wit milieuactivisme’ speelt in zekere zin dit spel mee, door te focussen op emissies en geen aandacht te hebben voor onrechtvaardigheid. Daardoor werkt dit activisme soms contraproductief. Zo zal het vervangen van alle klassieke auto’s door elektrische wagens niet alleen niet tot een vermindering van de totale broeikasgasemissies leiden, maar dreigt het bovendien de druk op grondstofontginning te doen toenemen, met veel schade aan milieu en inheemse gemeenschappen tot gevolg. Een ander voorbeeld is het systeem van koolstofcompensatie, dat er meestal op neerkomt dat westerse bedrijven projecten uitvoeren in landen van het Globale Zuiden, en daarbij het koloniale model van landroof en mensenrechtenschendingen bestendigen. ‘In plaats van het kapitalisme groen te schilderen moeten we het systeem zelf aanvechten’, stelt Loach. Dat kan als consument door milieuvriendelijker gedrag te vertonen, maar vooral als burger, door actie te voeren en je aan te sluiten bij bewegingen die ‘de industrieën verantwoordelijk voor de klimaatcrisis beschadigen en verstoren’.
Is dat radicaal? Volgens Loach niet. Ze vindt het juist veel redelijker om te streven naar rechtvaardigheid en harmonie met natuur en planeet, dan om een schadelijk en schandalig systeem in stand te houden. Men kan zeker zwakke plekken vinden in het betoog van Loach, maar dat neemt niet weg dat ze er uitstekend in slaagt om haar punt helder en met veel overtuigingskracht te maken. Daar zit ook de gemeenschappelijkheid tussen beide boeken: zowel Ritchie als Loach nemen de lezer met een aanstekelijk enthousiasme mee in een plausibele analyse die uitmondt in een dringende oproep tot actie, en willen daarmee expliciet een dam op te werpen tegen moedeloosheid en passiviteit. Hun benaderingen en hun oplossingen zijn heel verschillend, maar niet noodzakelijk onverenigbaar. Allebei zijn ze zeer het lezen waard.
Dirk Van Braeckel
Samenleving & Politiek, Jaargang 32, 2025, nr. 6 (juni), pagina 76 tot 78
Abonneer je op Samenleving & Politiek

Het magazine verschijnt 10 keer per jaar; niet in juli en augustus.
Proefnummer? Factuur? Contacteer ons via
info@sampol.be
of op 09 267 35 31.
Het abonnementsgeld gaat jaarlijks automatisch van je rekening. Het abonnement kan je op elk moment opzeggen. Lees de
Algemene voorwaarden.
Je betaalt liever via overschrijving?
Abonneren kan ook uit het buitenland.
*Ontdek onze SamPol draagtas.