Ongeveer een jaar geleden herdoopte de sp.a zichzelf tot een netwerkpartij. Het nieuwe partijmodel was het antwoord op zowel de verkiezingsnederlaag van 10 juni 2007 als de tanende invloed van de klassieke massapartij. Deze netwerkpartij doet echter sterk denken aan het sociologische concept ‘sociaal kapitaal’. Een sociologische analyse van de sterktes en zwaktes, de mogelijkheden en bedreigingen van de netwerkpartij als organisatiemodel dringt zich bijgevolg op.
DE NETWERKPARTIJ: HET VERSTERKEN VAN EXTERN EN INTERN SOCIAAL KAPITAAL
De netwerkpartij wordt door de partijtop samengevat als ‘een open huis met sterke fundamenten’.1 De netwerkpartij is enerzijds een open huis omdat ze iedereen die sociaal-progressieve verandering nastreeft, wil betrekken bij de partijwerking. Het gaat meer bepaald om het engagement binnen wijkclubs, buurtverenigingen en actiegroepen, en op het internet. De netwerkpartij is anderzijds een huis met sterke fundamenten omdat ze voor een sterke partijwerking wil gaan, gestoeld op gewaardeerd lidmaatschap, sterke afdelingen en interne democratie.
Het nieuwe partijmodel doet denken aan het sociologische concept ‘sociaal kapitaal’. Sociaal kapitaal heeft betrekking op de middelen die in sociale netwerken ingebed zijn en gebruikt kunnen worden om doelen na te streven.2 Deze middelen kunnen zeer divers zijn, gaande van informatie, macht en status tot vertrouwen en identiteit. Een partij kan die middelen gebruiken om haar doelen na te streven. Concreet kan een partij haar sociaal kapitaal inzetten om bijvoorbeeld stemmen te ronselen, frisse ideeën op te doen, leden te motiveren… Met het nieuwe partijmodel wil de sp.a nu haar sociaal kapitaal op twee manieren uitbreiden. Enerzijds richt ze zich op het uitbreiden van haar ‘extern sociaal kapitaal’, zijnde het sociale netwerk van sympathisanten buiten de partij (cfr. een open huis). Anderzijds wil ze ook haar ‘intern sociaal kapitaal’ versterken, zijnde het sociale netwerk van leden binnen de partij (cfr. een huis met sterke fundamenten).3
De slagkracht van deze partijstrategie hangt in grote mate af van hoe sterk de sp.a de sterktes en mogelijkheden van het partijmodel benut en in welke mate ze rekening houdt met bepaalde zwaktes en bedreigingen. In wat volgt, wordt kort een sociologische analyse gemaakt van deze factoren van de netwerkpartij, toegepast op de Vlaamse socialistische partij.
STERKTES
Frisse ideeën en nieuwe informatie
Uit een recente studie blijkt dat de sp.a een heterogene ledenbasis heeft.4 Enerzijds telt ze heel wat bedienden, ambtenaren en hoogopgeleiden onder haar leden. Anderzijds zijn ook de arbeiders, ouderen en laagopgeleiden sterk vertegenwoordigd. Mijn stelling is dat deze verschillende sociale groepen binnen de sp.a vandaag de dag te weinig contact met elkaar hebben. De mandatarissen zijn doorgaans van eenzelfde laken een broek, zijnde universitair geschoold en ambtenaar, bediende of beoefenaar van een vrij beroep.5 Op het niveau van de lokale partijafdeling kan men verder verwachten dat de actieve leden er ook eenzelfde sociale profiel op nahouden. Ze volgen het sociologische principe van social homophily waarbij personen geneigd zijn contact te hebben met anderen van binnen dezelfde sociale groep.6 Zeg maar ‘soort zoekt soort’. Toekomstig onderzoek moet deze stelling verder toetsen, maar ga naar een willekeurige lokale afdeling en de actieve leden zullen er doorgaans een gelijkaardige arbeidsmarktpositie, leeftijd en etnische afkomst hebben. Hoewel er binnen de sp.a geen aparte organisaties voor arbeiders, bedienden of allochtonen bestaan, komen deze sociale groepen in de praktijk dus weinig met elkaar in contact.
Verschillende sociale groepen hebben vaak ook verschillende ideeën over de samenleving. Doordat de sociale groepen binnen de sp.a te weinig contact met elkaar hebben, worden deze ideeën echter niet uitgewisseld. Binnen dezelfde sociale groep ontstaat naar verloop van tijd dan ook intellectuele conformiteit: steeds dezelfde ideeën en informatie keren terug.7 Het is bijgevolg niet verwonderlijk dat Jan Callebaut recentelijk tijdens de boekvoorstelling van Rood zonder roest concludeerde dat de sp.a te weinig aansluiting vindt bij ouderen, inactieven en (traditionele) gezinnen. De hoogopgeleide kaderleden van de sp.a komen immers zelfs binnen hun partij nauwelijks in contact met deze sociale groepen.
Door te investeren in haar intern sociaal kapitaal kan de sp.a deze verschillende sociale groepen echter meer met elkaar in contact brengen. Hierdoor zullen zowel de partijtop als de lokale afdelingen verrijkt worden met frisse ideeën en nieuwe informatie van buiten de eigen sociale cirkel. Het voornemen van de sp.a om een digitale databank ‘Extranet’ op te bouwen, waar achtergrondinformatie, standpunten en contactinformatie gedeeld kunnen worden, is een goede eerste stap om het interne netwerk in die zin te versterken. De databank zou echter niet enkel toegankelijk mogen zijn voor de mandatarissen en de afdelingen, maar (eventueel via verschillende secties) ook voor de leden en zelfs de sympathisanten van buiten de partij. Enkel op die manier kan ze echt een verzamelpunt zijn van informatie en progressieve ideeën.
Mobilisatiekracht en interne democratie
Een belangrijke eigenschap van een sterk intern netwerk is dat het een grote cohesie heeft.8 Voor een partij betekent dit dat de leden, de afdelingen en de mandatarissen regelmatig contact met elkaar hebben. Het zesmaandelijks laten samenkomen van de Raad van voorzitters en secretarissen en het invoeren van een ledendag zijn hiervoor reeds goede eerste stappen van de sp.a, maar mogen zeker geen eindpunt zijn.
Een grotere cohesie van het interne partijnetwerk kan in twee richtingen werken. Enerzijds zullen de ideeën van de partijtop via een dicht netwerk van informele contacten sneller de basis bereiken. Het groepsgevoel zorgt ook voor een grotere betrokkenheid van de leden met die ideeën. Doordat het interne netwerk bovendien verschillende sociale groepen overspant, wordt het maatschappelijke draagvlak voor die ideeën ook uitgebreid. Een sterk intern netwerk doet de mobilisatiekracht van een partij dus toenemen. Anderzijds zal de kritiek van de basis ook sneller de partijtop bereiken. Via een samenhangend netwerk kan de interne dissidentie zich bovendien beter organiseren. De interne democratie zou dus in principe moeten toenemen. Veel hangt uiteraard af hoe de top met die interne kritiek omspringt… en de sp.a heeft op dit punt haar verleden (en heden) tegen. Samengevat vormen mobilisatiekracht en interne democratie twee zijden van dezelfde medaille. Ze versterken elkaar. De partijtop houdt hier in de toekomst beter rekening mee.
ZWAKTES
Lage motivatie van het externe netwerk
Het externe netwerk heeft betrekking op de personen en de organisaties die evenwel geen deel uitmaken van de partij, maar er wel om één of andere reden sympathie voor hebben. Deze personen hebben maar een lage motivatie.9 Het blijven slechts sympathisanten. Hun overtuiging en motivatie zijn blijkbaar niet hoog genoeg om zich bij de sp.a aan te sluiten en mogen bijgevolg niet overschat worden. Het zullen nog altijd de leden van de partij zelf zijn die bereid zullen zijn om door weer en wind te gaan flyeren, affiches te gaan plakken en markten te gaan afdweilen. De sp.a doet er goed aan om de motivatie van het externe netwerk niet te overschatten. Een open huis wordt niet opgeknapt door tijdelijke bezoekers.
Sociale uniformiteit van het externe netwerk
Een belangrijke voorwaarde voor het verkrijgen van frisse ideeën of nieuwe informatie is dat het netwerk voldoende heterogeen is op sociaal vlak.10 Zoals hierboven geschetst, heeft de sp.a een heterogene ledenbasis en kan ze via een sterk intern netwerk deze verschillende sociale groepen samenbrengen. Het sociale profiel van het externe netwerk is echter uniform. Achtergestelde sociale groepen zijn doorgaans minder geneigd om te participeren aan het verenigingsleven en op het internet.11 Laat het nu net het vrijwillige engagement binnen de buurtverenigingen, wijkclubs en actiegroepen, en op het internet zijn die de sp.a met het uitbouwen van haar externe netwerk beoogt.12
MOGELIJKHEDEN
Internetwerk verder uitbouwen
Internet brengt veel mogelijkheden met zich mee om te mobiliseren, informatie te verspreiden en het maatschappelijke debat te voeren. Hierbij denken we concreet aan toepassingen zoals YouTube, Facebook, blogs, enzovoort. De campagne van Obama is ondertussen een schoolvoorbeeld geworden voor hoe een partij succesvol gebruik kan maken van het internet. Ook de sp.a wil haar ‘internetwerk’ uitbouwen.13 Er is echter nog veel werk aan de winkel. Wanneer we het aantal leden van de Facebook-groep ‘sp.a’ als indicatie gebruiken, dan doet de sp.a het met haar ca. 800 leden misschien wel beter dan de andere politieke partijen in Vlaanderen, maar het blijft een laag aantal. Ook de interactie op de vernieuwde partij- en congreswebsites is laag. Het internetwerk verder uitbouwen, is dus de boodschap.
De netwerksamenleving
De sociale netwerken binnen de samenleving zijn de laatste decennia enorm getransformeerd.14 Onder invloed van sociale, economische en technologische processen allerhande evolueerden de meeste netwerken van lokale, samenhangende en stabiele groepen bestaande uit het gezin, de familie en de buren naar verspreide, losse en fluctuerende netwerken bestaande uit vrienden en collega’s. Ook het verenigingsleven is veranderd.15 Jongeren participeren minder dan ouderen in formele en verzuilde organisaties, maar compenseren dat door een grotere deelname in nieuwe sociale bewegingen en sportverenigingen. Verder zijn jongeren actief lid van een beperkt aantal verenigingen, terwijl ouderen minder actief lid zijn van een groter aantal verenigingen. Bij deze veranderingsprocessen zijn er zowel winnaars als verliezers. Niet iedereen participeert immers even gemakkelijk in deze ‘nieuwe’ netwerk- en verenigingsvormen. Laagopgeleiden hebben doorgaans een lager aantal vertrouwenspersonen in hun netwerk en voelen zich minder verbonden met vrienden en collega’s dan hoogopgeleiden.16 De deelname aan het verenigingsleven is verder een typische activiteit van de middenklasse.
Het ideologische argument voor de netwerkpartij is dat het netwerk in een complexer wordende samenleving zekerheid aan mensen verschaft. Vandaar de keuze voor de netwerkpartij als organisatiemodel. Als de sp.a consequent met zichzelf is dan moet ze dit ideologische argument doortrekken naar de bredere maatschappij. Dat houdt minstens twee zaken in. Ten eerste moet de sp.a pleiten voor het vanuit de overheid versterken van de nieuwe netwerk- en verenigingsvormen. Tegelijkertijd moet ze ook de meer traditionele verenigingsvormen - de eigen zuil - koesteren. Ten tweede moet de sp.a nadenken over maatregelen waardoor iedereen over een sociaal netwerk kan beschikken en aan het verenigingsleven kan deelnemen.
BEDREIGINGEN
Staat het extern sociaal kapitaal wel open?
Het uitbouwen van het extern sociaal kapitaal is allesbehalve een nieuw fenomeen voor de sp.a. Reeds in de jaren 1980 trachtte Karel Van Miert met de Operatie Doorbraak het externe netwerk van de partij te verruimen. Norbert De Batselier breidde daar in de jaren 1990 met zijn Sienjaal een vervolg op. Recente pogingen waren Het Groot Onderhoud van Patrick Janssens, het kartel en Pro van Steve Stevaert en de sociaalprogressieve projectlijsten van Johan Vande Lanotte. Telkens was er heel wat weerstand bij personen of organisaties om tot het externe netwerk van de partij te behoren. Aan de basis hiervan ligt een angst om de eigenheid en de onafhankelijkheid te verliezen. Bij mensen bestaat er bovendien een neiging om bestaande instituties in stand te houden en dus niet te laten opgaan in een groter geheel. Er zijn voorlopig weinig indicaties dat deze factoren veranderd zijn.
Extern ten koste van intern sociaal kapitaal?
Eén van de verschilpunten tussen een klassieke partij en een netwerkpartij is dat de netwerkpartij meer probleem- en actiegericht is dan ideologisch geïnspireerd.17 Het externe netwerk van sympathisanten valt immers gemakkelijker te mobiliseren rond concrete actiepunten dan rond een ideologisch profiel. Vandaar dat de verruimingspogingen van de sp.a steeds gepaard gingen met het minimaliseren van het eigen rode verhaal. Het interne netwerk van leden heeft echter nog nood aan een samenhangend verhaal. Zonder verhaal is er immers geen identiteit en geen cohesie binnen de partij. Het extern sociaal kapitaal ging in het verleden dus ten koste van het intern sociaal kapitaal en dat bracht heel wat interne onvrede met zich mee. Dit hoeft echter niet per definitie zo te zijn. Zo pleiten Carl Devos en Patrick Vander Weyden in het boek Rood zonder roest voor een sterke inhoudelijke sokkel als toetssteen voor externe contacten.18 De partij moet haar deuren openzetten vanuit haar eigenheid. Op die manier heeft het interne netwerk haar ideologisch verhaal en weet het externe netwerk tenminste waar ze aan toe is.
Social closure?
Een te sterk intern netwerk kan tot social closure leiden.19 Social closure heeft betrekking op het bevoordelen van de eigen groepsleden ten nadele van personen buiten de groep. Wanneer de sp.a een sterk intern netwerk uitbouwt, bestaat het gevaar dat het netwerk zichzelf gaat bedienen. Particularisme haalt het dan op universalisme. Voorbeelden hiervan zijn stamboomcarrières en vriendjespolitiek. Het zijn potentiële, negatieve effecten van intern sociaal kapitaal. Een socialistische partij kan niet geloofwaardig zijn zolang ze deze praktijken tolereert.
BESLUIT
Met de netwerkpartij als organisatiemodel wil de sp.a een open huis met sterke fundamenten zijn. Momenteel is ze echter een kraakpand, veel openheid maar geen fundamenten. Enerzijds heeft de sp.a geen sterk intern netwerk. De verschillende sociale groepen binnen de partij komen nauwelijks in contact met elkaar en wisselen bijgevolg geen informatie of ideeën uit. Hoewel er zeker een aantal stappen in de goede richting gezet zijn, blijft de interne democratie ook dode letter. Op cruciale momenten slaagt de partijtop er maar niet in de basis te vertrouwen. Dan is het ook niet verwonderlijk dat haar mobilisatiekracht beperkt is. Anderzijds heeft de sp.a een grote openheid voor personen en organisaties van buiten de partij. Die openheid is echter niet altijd wederkerig. Het externe netwerk wordt bovendien gekenmerkt door een lage motivatie en sociale uniformiteit. Als klap op de vuurpijl ging het externe netwerk in het verleden ten koste van het interne netwerk.
Vanuit een sociologische bril kunnen er echter een aantal suggesties voor verbetering geformuleerd worden. Breng ten eerste een sterk ideologisch verhaal. Het bindt de leden en verschaft duidelijkheid aan de sympathisanten buiten de partij. Geef ten tweede de leden inspraak in dit ideologische verhaal. Het is niet enkel democratisch, maar verhoogt ook de mobilisatiekracht. Wees consequent en voorzie ten derde ideologische ruimte voor de netwerksamenleving. Ook de kleine man heeft immers recht op een sociaal netwerk. Investeer ten vierde in sterke lokale afdelingen die zowel via oude als nieuwe participatievormen de verschillende sociale groepen binnen de partij met elkaar in contact brengen. Sta ten slotte open voor sympathiserende personen en organisaties van buiten de partij, maar overschat hun motivatie niet en probeer ze ook niet steeds in te lijven. Er is met andere woorden nog veel werk aan de winkel. De vraag is of de partijtop de moed heeft om dit werk te verzetten.
Pieter-Paul Verhaeghe 20
Doctoraatsbursaal aan de vakgroep Sociologie, UGent
Noten
1/ De basistekst De netwerkpartij: sp.a van nu tot 2012 kan men vinden op de website van de partij.
2/ We baseren ons op de netwerkbenadering en meer bepaald de Liniaanse definitie van individueel sociaal kapitaal. Lin N. (2001). Social capital. A theory of social structure and action. Cambridge University Press.
3/ De concepten ‘intern sociaal kapitaal’ en ‘extern sociaal kapitaal’ zijn de vertalingen van respectievelijk bonding social capital en bridging social capital. Deze concepten werden geïntroduceerd in Putnam R. (2000). Bowling alone. The collapse and revival of American Community. New York: Simon and Schuster. In dit artikel volgen we echter het onderscheid tussen bonding views en bridging views van Adler P. & Kwon S. (2002). Social capital: prospects for a new concept. Academy of Management Review, 27 (1), pp. 17-40.
4/ Vander Weyden P., Abts K. & Colpaert S. (2008). De sp.a leden doorgelicht. Wie zijn ze en wat denken ze over maatschappij en partij? Samenleving en politiek, jg.15, nr.10, pp.13-22.
5/ Fiers S. & Reynaert H. (Eds.) (2006). Wie zetelt? De gekozen politieke elite in Vlaanderen doorgelicht. Lannoo.
6/ McPherson M., Smith-Lovin L. & Cook J. (2001). Birds of a feather: homophily in social networks. Annual Review of Sociology, 27 (1), pp. 415-444.
7/ Granovetter M. (1973). The strength of weak ties. American Journal of Sociology, 78 (6), pp. 1360-1380. Granovetter M. (1983). The strength of weak ties: a network theory revisited. Sociological Theory, 1 (1), pp. 201-233.
8/ Baum F. & Ziersch A. (2003). Social capital. Journal of Epidemiology and Community Health, 57 (5), pp. 320-323.
9/ Ibid.
10/ Ibid.
11/ Hooghe M. (2003). Sociaal kapitaal in Vlaanderen. Verenigingen en democratische politieke cultuur. Amsterdam: Amsterdam University Press. Zie ook: Zhao S. & Elesh D. (2007). The second digital divide: unequal access to social capital in the online world. International Review of Modern Sociology, 33 (2), pp. 171-192
12/ De netwerkpartij: sp.a van nu tot 2012.
13/ Ibid.
14/ Wellman B. (1979). The community question: the intimate networks of East Yorkers. American Journal of Sociology, 84 (5), pp. 1201-1231. Hennig M. (2007). Re-evaluating the community question from a German perspective. Social Networks, 29 (3), pp. 375-390.
15/ Hooghe M. (2003). Why should we be bowling alone? Results from a Belgian Survey on Civic Participation. Voluntas: International Journal of Voluntary and Nonprofit Organizations, 14 (1), pp. 41-59.
16/ Agneessens F., De Lange D. & Waege H. (2003). Over het verband tussen sociale relaties en attitudes, waarden en normen. Vlaanderen gepeild (pp. 15-52). Brussel: Administratie Planning en Statistiek.
17/ De netwerkpartij: sp.a van nu tot 2012
18/ Devos C. & Vander Weyden P. (2009). Nieuwe uitdagingen, nieuwe vormen. Hoe de sociaaldemocratie in een partij organiseren? Devos C. & Vander Vennet R. (Eds.), Rood zonder roest. Een sociaaldemocratie voor de 21e eeuw. Uitgeverij Van Halewyck/Stichting Gerrit Kreveld, pp. 64-73.
19/ Portes A. & Landolt P. (2002). The downside of social capital. Unsolved mysteries: the Tocqueville files II. Waldinger R. (1997). Social capital or social closure? Immigrant networks in the labour market. Lewis Center for Regional Policy Studies. Working Paper Series.
20/ De auteur schrijft deze tekst in eigen naam.
sociaal kapitaal - sp.a
Samenleving & Politiek, Jaargang 16, 2009, nr. 3 (maart), pagina 48 tot 53
Abonneer je op Samenleving & Politiek
Het magazine verschijnt 10 keer per jaar; niet in juli en augustus.
Proefnummer? Factuur? Contacteer ons via
info@sampol.be
of op 09 267 35 31.
Het abonnementsgeld gaat jaarlijks automatisch van je rekening. Het abonnement kan je op elk moment opzeggen. Lees de
Algemene voorwaarden.
Je betaalt liever via overschrijving?
Abonneren kan ook uit het buitenland.
*Ontdek onze SamPol draagtas.