Patrick Janssens zag na de verkiezingsuitslag van 14 oktober 2012 een geografische breuklijn: ‘De uitslag van de verkiezingen is van die aard dat je twee grote blokken hebt in Antwerpen. Een eerder progressief stedelijk blok dat voornamelijk goed gescoord heeft en een meerderheid heeft binnen de ring. En een minder stedelijk, conservatief blok dat een meerderheid heeft buiten de ring’.1 Die stelling was allicht veeleer een argument in de toenmalige verkennende coalitiegesprekken dan een objectieve analyse. Tegelijk paste die uitspraak in een lange wetenschappelijke traditie die verkiezingsresultaten in verband brengt met de sociale geografie. Als reactie op Janssens’ stelling zijn er voor Antwerpen ondertussen al dergelijke analyses gekomen. Maar bestaat een blokvorming, zoals Janssens die in Antwerpen meende te zien, op Vlaams niveau? Hieronder bespreken we de politieke geografie na de provinciale verkiezingen van 14 oktober 2012.
INLEIDING
De lokale verkiezingen van 14 oktober 2012 vormen een mooie gelegenheid om de Vlaamse electorale geografie in kaart te brengen. In België gaan de lokale verkiezingen immers over de samenstelling van 10 provincie-, 589 gemeente- en 9 Antwerpse districtraden. De gemeenten zijn voor de wetenschapper die een electorale geografie wil opstellen met voorsprong het interessantste niveau, omdat het voor Vlaanderen alleen al gaat om 308 kiesomschrijvingen. De geografische en sociologische verscheidenheid binnen Vlaanderen komt het beste tot uiting wanneer de individuele gemeenten met elkaar vergeleken kunnen worden. Het gemeentelijke niveau houdt echter een aantal obstakels in voor een electorale geografie.2 De klassieke, ‘Vlaamse’, partijen gaan soms onder een andere naam naar de kiezer of maken deel uit van lokale kartellijsten. Bij gemeenteraadsverkiezingen doorkruist het lokale effect van (im)populaire burgemeesters of schepenen bovendien de landelijke tendensen.
Tussen de gemeenten en het landelijke niveau van de federale en de Vlaamse verkiezingen dingen de Vlaamse partijen ook nog naar de gunst van de kiezer op het ietwat vergeten provinciale niveau. De provincieraadsverkiezingen bieden nochtans een veel betere basis om electorale scores te vergelijken met de resultaten van de federale en de Vlaamse verkiezingen. Op provinciaal niveau wordt de electorale bonus van een populaire burgemeester uitgevlakt en gaan de klassieke partijen in regel onder eigen naam naar de kiezer, zonder kartels. De provinciale verkiezingen vormen daarmee een goede graadmeter voor de onderliggende nationale tendensen.
Een recente wijziging in de Vlaamse kieswetgeving heeft bovendien voor een belangrijke verandering gezorgd in de bekendmaking van de provinciale resultaten. Met het Lokaal en Provinciaal Kiesdecreet van 8 juli 2011 heeft de Vlaamse overheid de telling en de bekendmaking van de resultaten per kanton, een vast gegeven in het Kieswetboek sinds 1894, vervangen door een gemeentelijke telling. Stembussen hoeven de dag van de stemming dus niet langer naar de kantonhoofdplaats vervoerd te worden.3 Het doel van de Vlaamse wetgever is uiteraard een logistieke vereenvoudiging, maar het decreet maakt (onbedoeld) de provinciale verkiezingen ook erg interessant voor wie een electorale cartografie wil opstellen. Provincieraadsverkiezingen bieden voortaan het beste van twee werelden: een resultaat voor ieder van de 308 Vlaamse gemeenten en een ‘nationale’ kiesstrijd, zonder lappendeken van gemeentelijke kartels of plaatselijke lijsten.
DE VERKIEZINGEN VAN 14 OKTOBER 2012
De lokale en provinciale verkiezingen van 14 oktober 2012 ogen als een midterm-verkiezing in de federale legislatuur 2010-2014. De politieke inzet van deze verkiezingen is onlosmakelijk verbonden met de ongeziene politieke situatie, zoals die is ontstaan na de recentste federale verkiezingen van juni 2010. Die federale verkiezingen hebben niet alleen geleid tot een electorale aardverschuiving in Vlaanderen, waar de drie traditionele politieke partijen samen voor het eerst sinds mensenheugenis geen 50% van de stemmen meer haalden en de N-VA afgetekend de grootste politieke formatie is geworden, maar ook tot een regeringsformatie die alle lengterecords gebroken heeft. Het uiteindelijke resultaat van die formatie is de ‘klassieke’ drieledige regering-Di Rupo geworden. Al is de vraag hoe ‘klassiek’ die nog is, gezien de coalitie aan Vlaamse kant geen meerderheid meer vertegenwoordigt.
Sinds 2010 stond al vast dat de lokale verankering van de N-VA de inzet van de lokale en provinciale verkiezingen van oktober 2012 zou worden. De score van de Vlaamse nationalisten is zonder overdrijving de inzet van deze verkiezingen geweest, zeker op Vlaams maar ook op federaal niveau. Zou de N-VA überhaupt haar historische score van 2010 kunnen evenaren, of ging de partij richting 40%? Het resultaat van de Vlaamse nationalisten zou onvermijdelijk als een appreciatie voor de regering-Di Rupo uitgelegd worden.
De politieke krachten die het bij de federale verkiezingen van 2010 tegen elkaar hebben opgenomen, zijn in oktober 2012 opnieuw van de partij, mits enkele verschilpunten. LDD besliste geen kandidaten in het veld te sturen voor de provinciale verkiezingen. De partij kan hiervoor refereren aan haar principiële afwijzing van het provinciale bestuursniveau, maar ook de belabberde staat van de partijorganisatie en een gebrek aan lokaal politiek personeel zullen niet vreemd geweest zijn aan deze beslissing. LDD neemt immers slechts in een handvol gemeenten aan de verkiezingen deel, hoewel de partij geen principiële bezwaren heeft tegen de steden en de gemeenten. In de provincie Limburg beslisten sp.a en Groen in alle provinciale kiesdistricten als kartel aan de provinciale verkiezingen deel te nemen, wat uiteraard de vergelijking met eerdere verkiezingen bemoeilijkt. Ten slotte worden in enkele Belgische kieskantons geen provinciale verkiezingen georganiseerd. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, dat tot geen enkele provincie behoort, omvat 8 van de in totaal 208 kieskantons. Bij de hierna volgende vergelijking van de resultaten uit 2006 (provincies), 2010 (Kamer) en 2012 (provincies) voor de Vlaamse partijen wordt daarom geen rekening gehouden met de acht Brusselse kieskantons. Tabel 1 houdt met andere woorden enkel rekening met het resultaat uit de vijf Vlaamse provincies.
Tabel 1: Vergelijking van de resultaten van 2006 (provincies), 2010 (Kamer) en 2012 (provincies).4
Het totaalbeeld van de electorale evolutie van de belangrijkste Vlaamse partijen is opnieuw een illustratie van de opgang van N-VA. De partij, die in 2006 nog in kartel met CD&V opkwam bij de provincieraadsverkiezingen (als de kleine partner binnen dat kartel), heeft haar score uit 2010 weten te evenaren. In feite weet N-VA in vergelijking met de vorige verkiezingen voor de Kamer maar een 40.000-tal nieuwe kiezers aan zich te binden, maar de partij behaalt nog steeds een resultaat waar de overige Vlaamse partijen voorlopig alleen maar van kunnen dromen. Wel blijft de door sommige opiniemakers gesuggereerde 40% nog veraf.
In vergelijking met 2010 zetten onder de klassieke partijen vooral CD&V en in mindere mate Open Vld een beter resultaat neer. Misschien ligt het verschil voor beide partijen in het feit dat het in 2012 lokale en provinciale verkiezingen zijn. Vooral CD&V wordt traditioneel gezien als de partij van de lokale verankering, als de partij die met voorsprong de meeste burgemeesters in haar rangen telt. Bij de partijen aan de linkerzijde, sp.a en Groen, is vergelijken moeilijker aangezien beide in 2012 in de provincie Limburg samen zijn opgekomen. Groen apart behaalt in de vier overige provincies in 2012 echter meer stemmen dan het deed in de vijf Vlaamse provincies in 2006 en 2010. Met de sp.a daarentegen gaat het niet de goede richting uit. Sp.a en het Limburgse kartel sp.a-Groen samen behalen in 2012 14,2% van de Vlaamse stemmen, waar dat voor de sp.a alleen zes jaar eerder nog meer dan 19% was. Vlaams Belang heeft nog veel minder reden om tevreden te zijn, maar daar heeft de grote trendbreuk zich al tussen 2006 en 2010 voltrokken. PVDA dan weer heeft met de verkiezingen van 2012 meer media-aandacht dan gebruikelijk gekregen, en vooral het resultaat voor de Antwerpse gemeenteraad is opmerkelijk. Maar uit Tabel 1 blijkt het hier toch om een lokaal fenomeen te gaan: in vergelijking met 2010 kreeg de PVDA er welgeteld 8.000 kiezers bij.5
DE GEOGRAFIE VAN DE VLAAMSE PARTIJEN IN 2012
Tot dusver het globale beeld van het partijlandschap na de provinciale verkiezingen van 2012. Aan de hand van de uitslagen - die zoals gezegd tot het gemeentelijke niveau gaan - wordt nu per partij een beeld geschetst van hun relatieve sterkte en zwakte over de 308 Vlaamse gemeenten. Als eerste is N-VA aan de beurt, bij deze verkiezing de grote onbekende onder de grote partijen.
N-VA (Kaart 1) is landelijk als grote partij doorgebroken in Vlaanderen. Slechts in ongeveer een vijftigtal gemeenten (of 1 op 6) blijft de partij onder de grens van 20% steken. Het landelijke succes kan echter de regionale verschillen niet verhelen. De partij scoort bij uitstek in de provincie Antwerpen, waar resultaten boven 30% eerder de regel dan de uitzondering zijn. De partij behaalt haar beste scores in de Antwerpse gemeente Dessel, met 51% van de stemmen (een gemeente waar de vroegere Volksunie traditioneel ook al sterke resultaten haalde) en in de Antwerpse stadsrand. Verder zijn er uitschieters in het Waasland, Halle-Vilvoorde en de streek rond Roeselare en Izegem. De partij scoort relatief het zwakst in de rurale gebieden, vooral van de provincies West- en Oost-Vlaanderen. Met een dergelijk resultaat spreekt het vanzelf dat de partij een kwantumsprong maakt in haar aantal lokale mandatarissen.
Kaart 1:
CD&V was voor de verkiezingen dan weer de partij die het meest bevreesd was voor, want het meest te verliezen had bij, de lokale verankering van de Vlaamse nationalisten. Tabel 1 heeft al duidelijk gemaakt dat het globale beeld nogal meevalt, met 21% van de Vlaamse stemmen. De geografische spreiding van de CD&V-achterban is te zien op Kaart 2. CD&V staat zoals vanouds sterk in West-Vlaanderen, Limburg en de Antwerpse Kempen. De christendemocraten zijn ook in 2012 de partij van landelijk Vlaanderen gebleven, hoewel van een echte hegemonie geen sprake meer is. CD&V haalt in welgeteld 7 gemeenten nog 45% of meer van de stemmen. Het resultaat in de dichtbevolkte as Antwerpen-Brussel en in de grootsteden Gent en vooral Antwerpen is bedroevend te noemen. In de stad Antwerpen is de partij immers weggezakt tot minder dan 6% van de stemmen.
Kaart 2:
De geografie van de Open Vld (Kaart 3) levert evenmin veel verrassingen op. De partij zet haar beste resultaten vooral neer in (het zuiden van) de provincie Oost-Vlaanderen, waar nog meer dan 30% van de stemmen gehaald wordt. De partij staat lokaal ook sterk in Vlaams-Brabant, de kust en het zuiden van de provincie Limburg. Lokale uitschieters zijn er vaak in gemeenten met nationaal actieve mandatarissen, zoals Maggie De Block in Merchtem of Marino Keulen in Lanaken. Het resultaat in de steden is niet eenduidig. Uit de kaart blijkt alvast niet dat de partij electoraal op de steden steunt, hoewel de Open Vld zich als een stedelijke partij afficheert. Haar beste resultaten komen uit gemeenten als Horebeke, Zwalm of Merksplas, bezwaarlijk stedelijk gebied te noemen.
Kaart 3:
Omwille van het Limburgse kartel worden de resultaten van sp.a en Groen op Kaart 4 opgeteld weergegeven. Het electoraat van de som van beide partijen is geografisch minder verspreid dan dat van N-VA, CD&V of Open Vld. In 259 van de 308 (of 8 op de 10) Vlaamse gemeenten halen Groen en sp.a samen geen 25% van de stemmen. Kaart 4 laat uitschijnen dat een score voor sp.a en Groen samen vooral een (groot)stedelijk fenomeen is, met uitschieters in onder meer Leuven, Oostende en Gent.
Kaart 4:
Een gescheiden resultaat in de vier provincies waar Groen en sp.a apart naar de kiezer zijn gegaan, kan meer duidelijkheid brengen of de geografische spreiding van hun achterban samenvalt. Uit Kaart 5 blijkt Groen vooral in en rond Gent, Leuven en Antwerpen (allemaal universiteitssteden) sterk te staan. Het stedelijke profiel komt nog scherper tot uiting bij sp.a (Kaart 6), die het relatief goed doet in Gent, Leuven of Antwerpen maar veel minder in de omringende gemeenten.
Kaarten 5 en 6:
| | |
Het stedelijke karakter van de groene achterban verbaast niet echt. Deze (relatief) jonge partij wordt steevast geassocieerd met meer stedelijke thema’s als diversiteit en mobiliteit. De sterkhouders van Agalev en Groen komen in regel ook telkens uit Gent of Antwerpen. Het overwegend stedelijke karakter van sp.a is wellicht problematischer, omdat de socialisten als één van de drie klassieke politieke stromingen ooit een veel ruimer potentieel hebben gehad. De versmalling van de socialistische basis tot een loutere stadspartij dateert niet van gisteren. Politicoloog Johan Ackaert becommentarieerde bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2006 al: ‘[de sp.a] is een stadspartij aan het worden die weinig aantrekking heeft op landelijke kiezers’.6 Vlak voor de verkiezingen van 14 oktober 2012 klinkt het in een krant nog scherper, namelijk dat de sp.a ‘het nooit goed gedaan [heeft] op het platteland en de socialisten doen niet eens zo hard hun best om dat te veranderen’.7
Op het sp.a-Visiecongres begin december 2012 zinderde de nederlaag van de Antwerpse Stadslijst nog na en was te horen dat de partij haar kiezers ook buiten de steden moet gaan zoeken.8 Als de sp.a tot dan al effectief een uitgesproken stedelijke strategie in gedachten had, dan maakt dat de mislukking van de Antwerpse Stadslijst nog pijnlijker. De positie van de sp.a komt nu immers ook in de (groot)steden onder druk te staan. In Gent en Antwerpen behaalt de partij bij de provinciale verkiezingen respectievelijk 22 en 19% van de stemmen, niet direct een overweldigende score.
Grote verliezer - zeker in vergelijking met de vorige lokale verkiezingen van 2006 - in 2012 is Vlaams Belang (Kaart 7), dat in drie kwart van de Vlaamse gemeenten niet boven 10% van de stemmen komt en nergens nog 20% haalt. Met de electorale neergang lijkt de partij zich terug te plooien op haar vroegere kerngebieden, zoals het Antwerpse, het Waasland en Beringen. De geografie van het VB lijkt teruggekeerd naar die van het Vlaams Blok medio jaren 1990. Meest in het oog springend is het resultaat in Ninove, waar de partij bij de provinciale verkiezingen wellicht profiteert van het elan van de gemeentelijke lijst ‘Forza Ninove’ rond federaal volksvertegenwoordiger Guy D’haeseleer.
Kaart 7:
STAD VERSUS PLATTELAND
In de vorige paragraaf is gealludeerd op een mogelijke tegenstelling tussen stad en platteland doorheen de verkiezingsresultaten, met sp.a en Groen als uitgesproken stedelijke formaties en CD&V als de partij van het Vlaamse platteland. Het mogelijke verband tussen electorale resultaten en de socio-economische ruimte is één van de klassieke betrachtingen van de politieke geografie. Vanuit diverse agentschappen van de Vlaamse administratie alleen al is er veel werk verricht om de 308 Vlaamse gemeenten in socio-economische klassen in te delen. Een studie van het Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek naar de afbakening van het Vlaamse platteland bevat een overzicht van de bestaande ruimtelijke opdelingen.9 Tot heden was dit alles echter niet direct bruikbaar voor een electorale geografie omdat de kiesresultaten per kieskanton werden bekendgemaakt. Wel zijn er in de afgelopen jaren enkele publicaties geweest die de woonplaats van gekozenen of kandidaten als insteek gebruikten.10
In oktober 2012 wordt de uitslag zoals gezegd echter voor het eerst op gemeentelijk niveau gegeven. Daarmee is het veel makkelijker om de uitslag van een partij in verband te brengen met een gemeentelijke typologie. Tabel 2 doet dit aan de hand van de indeling beschreven in het hoofdstuk ‘Nieuwe stedelijkheid’ van de survey Vlaanderen gepeild van de Vlaamse administratie (2005).11 De hier gebruikte indelingen hebben vanzelfsprekend niet allemaal hetzelfde (electorale) gewicht. De twee eerste categorieën, de beide grootsteden Antwerpen en Gent (de Brusselse gemeenten worden hier buiten beschouwing gelaten) en de 11 overige Vlaamse centrumsteden, vertegenwoordigen samen 23% van de Vlaamse kiezers. Bij de twee laatste categorieën samen, het platteland en het overgangsgebied, wordt dat 41%. Het zogenaamde ‘buitengebied’ weegt dus veel zwaarder door dan de steden.
Tabel 2: Verkiezingsresultaten (2012) per gemeentelijke typologie.
Tabel 2 bevestigt een aantal vermoedens uit de lezing van de Kaarten 1 tot 7. CD&V is met voorsprong koploper op het Vlaamse platteland, waar de partij 29% van de stemmen verzamelt. In de twee grootsteden haalt CD&V bij de afgelopen provinciale verkiezingen echter amper nog 7%. De katholieke stroming in de politiek wordt al sinds jaar en dag geassocieerd met een antistedelijk mentaliteit, o.a. door het eigendomsbezit op het platteland aan te moedigen.12 Nochtans heeft CD&V zich tijdens de gemeenteraadsverkiezingen van 2012 geprofileerd met een heuse stedennota, een geheel van voorstellen op maat van de (groot)stedelijke kiezer.13 Het resultaat van CD&V in de centrumsteden en de kleinere steden is trouwens lang niet zo slecht als in beide grootsteden (20 tot 23%). CD&V staat effectief het sterkst op het platteland, maar dat maakt van de partij nog geen loutere plattelandspartij.
De cijfers van CD&V liggen nog in het verlengde van de verwachtingen: zwak in de grootsteden en sterk op het platteland. Open Vld volgt echter eenzelfde stramien en dat ligt veel minder in de lijn van de verwachtingen. De liberalen halen 17% in het gebied dat als platteland wordt ingedeeld terwijl ze in de groot- en de centrumsteden op 11% stranden. Open Vld wordt echter veel minder dan CD&V met het platteland in verband gebracht. Al was het maar omdat de partij zich veel meer als een stedelijke formatie profileert dan CD&V, bijvoorbeeld met de boekenreeks Stadslucht maakt vrij van Sven Gatz en Christian Leysen, toenmalige Vld-mandatarissen uit de grootsteden Brussel en Antwerpen. In 2005 riepen beide, in het kader van een liberaal stedenbeleid en gecharmeerd door de Amerikaanse socioloog Richard Florida, op tot een ‘mentale verstedelijking’ van Vlaanderen.14 Anno 2012 blijkt de partij echter het sterkst te staan op het platteland.
Het opgetelde resultaat van sp.a en Groen (opgeteld om rekening te houden met het kartel tussen beide in de provincie Limburg) beantwoordt wel aan de verwachtingen. De beide linkse partijen samen zijn de belangrijkste politieke kracht in de groot- en de centrumsteden, maar op het platteland en het overgangsgebied scoren ze beduidend minder goed. Zoals gezegd wegen groot- en centrumsteden een pak minder zwaar dan platteland en overgangsgebied. De beide partijen kunnen zich misschien troosten in de verwachting dat de steden de komende jaren zwaarder zullen gaan wegen door de demografische evolutie. Het resultaat van N-VA vertoont dan weer weinig verschil naargelang het socio-economische gebied. De nationalisten scoren in feite overal goed. Opvallend is wel dat ze hun (relatief) slechtste resultaat neerzetten op het platteland, met daar zo’n 25% van de stemmen. Met haar electorale verlies heeft VB dan weer aansluiting gevonden met haar beginperiode. Het toenmalige Vlaamse Blok kende de eerste grote successen in stedelijke gebieden.15 Met de electorale opgang van de partij, culminerend in de jaren 2004-2006, werd Vlaams Blok/Belang steeds meer gezien als een anti-stedelijke partij, die zich vooral ging richten tot de middenklasse van de stadsrand.16 In 2012 is het opnieuw zoals vroeger in de grootsteden dat VB haar beste scores laat optekenen.
TOT BESLUIT
Het overgrote deel van de aandacht is vóór, tijdens en na 14 oktober 2012 naar de gemeenten gegaan, die als bestuursniveau politiek veel zwaarder wegen dan de provincies. De scores voor de provinciale verkiezingen verdienen echter ook aandacht, aangezien deze federale of gewestelijke verkiezingen sterk benaderen. Simulaties op basis van de provinciale verkiezingen zullen in de partijhoofdkwartieren ongetwijfeld met argusogen bekeken worden.
Op Vlaams niveau bieden de provinciale verkiezingen in 2012 de bijkomende troef dat de resultaten voor het eerst in België op gemeentelijk niveau worden bekendgemaakt. Dit laat bijvoorbeeld toe om partijscores - zonder al te veel omrekeningen, zoals nodig zijn met de vele gemeentelijke kartels en plaatselijke lijsten - te koppelen aan het socio-economische profiel van de gemeenten.
In deze verkennende analyse van de provinciale verkiezingen is een beeld geschetst van de geografische verscheidenheid van de achterban van de grootste Vlaamse partijen. Hoewel het verschil tussen stad en platteland in het Vlaamse publieke debat zelden geëxpliciteerd wordt als breuklijn (vergeleken met de tegenstelling links versus rechts, vrijzinnig versus katholiek of al dan niet gewonnen zijn voor een onafhankelijk Vlaanderen), kunnen sommige partijen duidelijk met stad of platteland geassocieerd worden. Opmerkelijk genoeg geldt dit in 2012 niet voor N-VA, de grote nieuwkomer op lokaal vlak. Die partij laat zich immers haast overal gelden.
Frederik Verleden
Centrum voor Politicologie KULeuven
Noten
1/ ‘CD&V in Antwerpen minder geneigd tot oppositie’, http://www.deredactie.be/cm/vrtnieuws/verkiezingen2012/antwerpen/121018\_Apen\_informatieronde\_stadslijst, 18 oktober 2012.
2/ Zie ook: Ackaert J., De gemeenteraadsverkiezingen van 8 oktober 2006, Res Publica, 2007, p.415.
3/ Craeghs J., Wegwijs in het nieuw lokaal en provinciaal kiesdecreet, Binnenband, oktober 2011,pp.5-6.
4/ Resultaten op basis van: http://www.vlaanderenkiest.be/verkiezingen2006/index.html, http://www.verkiezingen2010.belgium.be en http://www.vlaanderenkiest.be/verkiezingen2012/index.html. Alle nog volgende Vlaamse resultaten voor 2012 zijn gebaseerd op die laatste website.
5/ In 2012 echter heeft PVDA in 10 kiesdistricten geen lijsten ingediend.
6/ ‘2006: De slag om ‘t Schoon Verdiep, toen en nu’, http://www.deredactie.be/cm/vrtnieuws/verkiezingen2012/Partijen/1.1445233, 3 oktober 2012.
7/ ‘Sp.a zet alles op Antwerpen’, Het Nieuwsblad, 10 oktober 2012.
8/ ‘Buiten de steden zoeken naar kiezers’, De Standaard, 3 december 2012.
9/ Lenders S., Afbakening van het Vlaamse platteland, ILVO, 2006, pp. 9-22. De diverse indelingen van het grondgebied zijn terug te vinden op deze website van de Studiedienst van de Vlaamse regering: http://aps.vlaanderen.be/lokaal/lokale\_statistieken.htm.
10/ De Maesschalck F., ‘Op weg naar een representatieve politieke vertegenwoordiging? De woonplaats van de Brusselse parlementsleden, 1989-2009’, Brussels Studies, nr. 44, 2010. Put G-J. e.a., ‘De geografische spreiding van kandidaten op de Vlaamse kieslijsten (2003-2010)’, Samenleving en politiek, 2011, 5, pp. 60-72.
11/ Van Geel H., ‘Nieuwe stedelijkheid’ in: Vlaanderen gepeild, Brussel, 2005, pp. 168-170.
12/ Kesteloot C., ‘Verstedelijking in Vlaanderen: problemen, kansen en uitdagingen voor het beleid in de 21e eeuw’ in: Witboek. De eeuw van de stad. Voorstudies, Brussel, 2003, pp. 15-39.
13/ ‘CD&V wil ‘stadskorting’. ‘Stedennota’ moet de stad aantrekkelijker maken voor de middenklasse’, De Standaard, 23 juni 2012.
14/ Gatz S., Van Rouveroij S. en Leysen C., ‘Vlaanderen mentaal verstedelijken’ in: Stadslucht maakt vrij, Brussel, 2005.
15/ De Maesschalck F., ‘Electorale geografie van het Vlaams Blok. De ruimtelijke evolutie van de verkiezingsuitslagen van 1981 tot 1995’, De Aardrijkskunde, 2000, nr. 21, pp. 21-36.
16/ Kesteloot C., o.c., pp. 32-33.
verkiezingen - politieke breuklijnen - politieke geografie
Samenleving & Politiek, Jaargang 20, 2013, nr. 2 (februari), pagina 74 tot 84
Abonneer je op Samenleving & Politiek
Het magazine verschijnt 10 keer per jaar; niet in juli en augustus.
Proefnummer? Factuur? Contacteer ons via
info@sampol.be
of op 09 267 35 31.
Het abonnementsgeld gaat jaarlijks automatisch van je rekening. Het abonnement kan je op elk moment opzeggen. Lees de
Algemene voorwaarden.
Je betaalt liever via overschrijving?
Abonneren kan ook uit het buitenland.
*Ontdek onze SamPol draagtas.