De PS zit in moeilijke papieren. Drie episodes, allen te situeren in het laatste half jaar, spelen daarbij een belangrijke rol. De eerste begint met de gemeente- en provincieraadsverkiezingen van oktober 2012. De resultaten ervan zijn niet slecht, maar zadelen de partij toch op met gemengde gevoelens. De tweede episode behelst de heikele kwesties in de nasleep van de stembusslag en de verliezen - symbolisch en reëel - die de partij bij de vorming van de bestuursmeerderheden moet incasseren. Twee maanden lang regeert de chaos in de rangen van de PS. De derde episode is die van het paniekvoetbal: de PS probeert uit de crisis te geraken en geeft een marsorder voor 2013 en voor de ‘moeder van alle verkiezingen’ in 2014. Een analyse van een desastreus laatste half jaar.
DE KAAP VAN DE GEMEENTERAAD- EN PROVINCIERAADSVERKIEZINGEN
Wanneer op 6 december 2011 de nieuwe federale regering aantreedt, wordt de PS met een uitzonderlijke situatie geconfronteerd. Om te beginnen, pakt zij het eerste ministerschap. Dat is voor een partij die soms als almachtig wordt afgeschilderd, zelden vertoond. Slechts twee Franstalige socialisten hadden tot dan toe hun intrek kunnen nemen in de Wetstraat 10: Paul-Henri Spaak in 1946 en 1947, en Edmond Leburton in 1973, en dat voor een periode die alles bijeen genomen minder dan één legislatuur duurde.1 Tweede element: de partijvoorzitter wordt premier. Niet onbelangrijk, want bij de Franstalige socialisten speelt de partijvoorzitter een kapitale rol. Hij (of zij) is inderdaad de sterke man (of vrouw) van de partij, in tegenstelling bijvoorbeeld met de historisch gegroeide situatie in de CVP of de CD&V.
Met andere woorden, de PS moet leren leven met een nooit geziene rolverdeling. En dat zal niet van een leien dakje lopen, wat de leiding van de partij er destijds ook over zei. De Luikenaar Thierry Giet, fractieleider in de Kamer, komt aan het hoofd van de partij. Giet is ontegensprekelijk een uitstekend parlementslid, dat getuigen zijn collega’s, en een prima fractieleider. Maar om een normaal voorzitterschap te garanderen, mist hij een aantal vaardigheden en ontbeert hij een aantal bevoegdheden. Hij voelt zich niet op zijn gemak bij de media en slaagt er niet in om een bepaalde zienswijze of beslissing door te duwen wanneer de meningen uiteenlopen. En dat laat zich voelen in de eerste helft van 2012, wanneer vooral in de discussie over de intra- francofone institutionele architectuur tegenstrijdige voorstellen beginnen te circuleren. Jean-Claude Marcourt keert zich daarbij in min of meer bedekte termen tegen Rudy Demotte.2 En omgekeerd. Het gaat niet om een geïsoleerd feit en het toont aan hoe fragiel de nieuwe situatie is. Met de economische stagnatie in Europa en in België moeten er bovendien moeilijke beslissingen worden genomen, en dat maakt de situatie nog complexer.
In die context trotseert de PS de kiezer in oktober 2012. We hebben in dit blad al uiteengezet wat er voor de PS op het spel stond bij de gemeente- en provincieraadsverkiezingen.3 Welke balans kunnen we voor de partij opmaken van die verkiezingen?
Zoals kon worden verwacht, scoort de PS beter dan in 2006 in haar bastions in Henegouwen. Met name in Bergen, Doornik, La Louvière, Binche, etcetera behaalt zij fraaiere resultaten. Bovendien verovert zij een absolute meerderheid qua zetels in Charleroi; in vergelijking met 2006 steeg haar stemmenpercentage met 9 procent. In Luik en in het Luikse industriebekken handhaaft de PS zich of kampt zij met (lichte) verliezen. In het algemeen kan men dus stellen dat de PS ‘relatief’ goed stand houdt in haar bastions, in wat soms de socialistische ‘banaan’ wordt genoemd (van het bekken van Henegouwen tot dat van Luik).
Buiten die bastions zijn de resultaten beduidend minder goed. De PS verliest terrein in de provincie Luxemburg, waar staatssecretaris Philippe Courard een - symbolische - nederlaag lijdt. De PS gaat ook achteruit in de provincie Namen, waar zij verslagen wordt in Philippeville en Ciney. In Namen zelf, waar de lijst wordt getrokken door minister Eliane Tillieux, is het resultaat eveneens zeer teleurstellend, aangezien de slechte score van 2006 er wordt bevestigd. En in Nijvel, in Waals-Brabant, slaagt André Flahaut er opnieuw niet in om de burgemeesterssjerp te veroveren.
Ook in Brussel ten slotte, is er in het algemeen sprake van een zeer matig resultaat. De scores in Vorst, Sint-Gillis, Koekelberg en Anderlecht zijn bevredigend, maar in veel gemeenten laat de PS verlies optekenen, zoals in Molenbeek, Brussel, Evere en Elsene. In de gemeenten die zich ten zuid-westen van Brussel bevinden, zoals Sint-Pieters-Woluwe, Sint-Lambrechts- Woluwe, Oudergem en Watermaal-Bosvoorde, moet de PS meer dan ooit gewoon toekijken. Ook in Schaarbeek krijgt de socialistische lijst, deze keer aangevoerd door Laurette Onkelinx, opnieuw klappen. De PS raapt slechts een kwart van de stemmen.
Figuur 1: Verkiezingsresultaten van de PS in de voornaamste Waalse steden en gemeenten (gemeenteraadsverkiezingen 2000, 2006 en 2012).
Wat met de provincieraadsverkiezingen? De analyse van die resultaten is vooral interessant omdat die verkiezingen vaak als zogenaamde ‘tweederangsverkiezingen’4 of ‘tussentijdse verkiezingen’5 worden ervaren: er wordt minder belang aan gehecht, mensen zijn minder goed vertrouwd met dit bestuursniveau, de kandidaten zijn doorgaans minder goed bekend, etcetera; en mensen stemmen vaak met hun hart en ‘sanctioneren’ de partijen die aan de macht zijn.6 In Franstalig België is het uiteraard een complex verhaal, want de vier grote partijen regeren mee op minstens één bestuursniveau. Maar logisch gesproken spelen bij provincieraadsverkiezingen de toegankelijkheid en de bekendheid van de kandidaten een geringere rol dan bij de gemeenteraadsverkiezingen.
De resultaten van de provincieraadsverkiezingen laten in het algemeen een achteruitgang voor de PS zien. De partij deed het minder goed op het provinciale niveau dan op het lokale niveau. En vooral in vergelijking met de federale verkiezingen van juni 2010 werd er opvallend minder goed gepresteerd. Dat is overduidelijk in Henegouwen. De partij gaat onbetwistbaar 2,6 procent vooruit in vergelijking met de vorige provincieraadsverkiezingen, maar levert bijna 9 procent van de stemmen in in vergelijking met de federale verkiezingen van 2010. Daarmee presteerde de partij ongeveer even goed (of slecht) als bij de regionale verkiezingen in 2009. Laten we echter ook wijzen op de extreem lage scores van de PS in Waals-Brabant, waar nog lagere percentages dan bij de voor de PS rampzalige verkiezingen van 1999 en 2007 worden opgetekend.
Figuur 2: Percentages van de PS per provincie voor de federale (K), regionale (R) en provinciale (P) verkiezingen.
EEN DESASTREUZE TWEEDE RONDE
De uitslagen van de PS bij de verkiezingen van oktober 2012 laten dus een verdeeld beeld zien: ze zijn slecht op het provinciale niveau en ‘relatief’ goed op het lokale niveau. Minder moeilijk te duiden zijn de politieke gevolgen van de stembusslag. Bij de vorming van politieke bestuursmeerderheden in Wallonië en Brussel heeft de PS duidelijk verlies moeten incasseren.
Hoewel zij hoopte om in Namen - de hoofdstad van Wallonië - deel te gaan uitmaken van de meerderheid, is haar dat niet gelukt. Bovendien wordt zij in enkele dagen tijd uit de bestuurscolleges gewipt in Verviers en Moeskroen, twee belangrijke Waalse gemeenten. In Verviers boekt de MR een slecht resultaat en verbreekt vervolgens het akkoord dat zij met de PS heeft gesloten, om met de cdH in zee te gaan. In Moeskroen, waar de PS enige hoop koesterde om de burgemeesterssjerp te veroveren, rijdt de partij zich vast in de onderhandelingen en kiest de cdH finaal voor de MR. In Molenbeek ten slotte, dacht Philippe Moureaux een akkoord te hebben bereikt met de cdH en Ecolo, maar hij belandt in de oppositie, aangezien de MR, cdH en Ecolo samen een meerderheid gaan vormen. En zelfs de weinig elegante wijze waarop in Brussel-Stad Joëlle Milquet in de oppositiebanken terechtkomt, wordt de socialisten aangerekend. Kortom, voor de PS is dit een rampzalige week en zij doet ook geen moeite om dat te ontkennen. Zowel door politieke tegenstanders als in de media wordt de PS bestempeld als de verliezer van de stembusslag, maar de partij weigert elke commentaar.
In een periode waarin de moeilijke onderhandelingen over de begroting voor 2013 beginnen, verbreken de socialisten hun stilzwijgen, delen subtiele steken uit naar elkaar en vertonen tekenen van zwakte en besluiteloosheid. Zo sneert Philippe Moureaux naar de voorzitter van de Brusselse PS-federatie. Die voelt zijn stoel wankelen en kondigt zijn overstap aan naar het minister-presidentschap van de Brusselse gewestregering; en daarin wordt hij gesteund door… Philippe Moureaux, om de kandidatuur van Philippe Close, van Brussel-Stad, te dwarsbomen. Philippe Close, en vooral Yvan Majeur, worden dan weer verantwoordelijk gehouden voor de uitschakeling van Joëlle Milquet in Brussel-Stad en de represailles in Molenbeek. Beide schepenen, in het nauw gedreven, geven een surrealistisch interview aan Le Soir.7
In Wallonië is de verwarring rond de verdeling van de bevoegdheden zo mogelijk nog groter. Rudy Demotte, de minister-president van de Waalse gewestregering, zegt de instructies af te wachten van de afdelingsvoorzitters die worden bijeengeroepen door… Thierry Giet, de voorzitter van de PS. Kortom, de zenuwen van de Waalse socialisten worden in de laatste twee maanden van 2012 behoorlijk op de proef gesteld. Temeer daar de partij moet opboksen tegen de socialistische vakbond (FGTB), die opnieuw fel van zich afbijt, ondanks het feit dat de PS een indexsprong weet te vermijden bij de begrotingsonderhandelingen. We komen er op terug.
Het is in die omstandigheden dat er moet worden nagedacht over een nieuwe postenverdeling en een andere organisatiestructuur. Elio Di Rupo doet dat in de Kerstvakantie, daartoe aangespoord door zijn adviseurs. Hij wil vermijden dat de partij opnieuw in een spagaat belandt. Na Nieuwjaar zal hij een marsorder geven voor de drievoudige stembusslag in 2014.
KEUZES MAKEN
Zowel interne als externe overwegingen liggen aan de basis van het nieuwe organogram. Het gaat om een tamelijk ingewikkelde oefening. Uiteindelijk zegeviert het besef dat een tijdelijke oplossing moet worden gevonden en dat zorgt ervoor dat het nieuwe organogram in relatief serene omstandigheden tot stand komt. De resultaten van de federale en regionale verkiezingen, en de politieke gevolgen van die verkiezingen, kunnen de kaarten weer door elkaar schudden.
Simpelweg gezegd: Paul Magnette zal de rol van voorzitter vervullen. In de ogen van de leiding van de PS heeft die keuze vier belangrijke voordelen. Zij zal bijdragen tot een grotere zichtbaarheid van de partij in de media, naast de rol die Elio Di Rupo zelf speelt op dat vlak en het regeringswerk. Bovendien kan Paul Magnette ervoor zorgen dat de stem van de PS ook in de Vlaamse media aan bod komt. Met Magnette op de voorzittersstoel laat de PS ook zien dat zij een jonge en moderne partij is; dat is voortaan een must, nu ook in de MR en cdH jonge voorzitters het roer hebben overgenomen. Ten slotte, met Magnette treedt ook een persoonlijkheid aan die in staat is om niet alleen de arbeiders - het klassieke, volkse electoraat van de PS - aan te spreken, maar ook de hoger geschoolden en dat segment van het electoraat dat twijfelt tussen de PS en Ecolo. Aan de keuze voor Magnette zitten echter wel risico’s vast. Het eerste gevaar schuilt in Charleroi. De eerste stad van Wallonië weer op de rails krijgen, vormt een cruciale opdracht voor de PS én voor Magnette, die twee functies moet cumuleren. Dat zal niet gemakkelijk zijn. Het tweede gevaar zijn de verkiezingen van 2014. Magnette moet, samen met Di Rupo, leiding geven aan de campagne voor die verkiezingen en voor een goed resultaat zorgen. Hetgeen betekent dat tussen beiden een werkbare rolverdeling zal moeten worden afgesproken. Laten we bovendien niet vergeten dat de hoge score van de PS in 2010 het referentiepunt vormt voor die verkiezingen, en dat maakt de opdracht van Magnette extra moeilijk. Om een metafoor uit het voetbal te gebruiken: probeer maar eens beter te presteren als je ploeg zopas het kampioenschap en de Champions League heeft gewonnen? Een eventuele electorale terugslag of een nederlaag kan de nieuwe voorzitter worden aangerekend.
Laurette Onkelinx, van haar kant, blijft vicepremier, hoewel zij het voorzitterschap ambieerde en nog steeds ambieert. Maar Di Rupo kon haar en Magnette niet tegelijkertijd missen in de regering. Zij treedt echter wel aan als voorzitter van de Brusselse PS-federatie, een belangrijke functie in het organogram van de partij. Ook haar opdracht is allesbehalve gemakkelijk. Een deel van de publieke opinie in de hoofdstad beschouwt haar niet als een Brusselse. Bovendien is de Brusselse PS-federatie behoorlijk verdeeld geraakt na de gemeenteraadsverkiezingen. En laten we ook niet vergeten dat het vertrek van Charles Picqué een harde noot om te kraken is voor de PS. Ten slotte, zal de PS bij de federale verkiezingen, in de kiesomschrijving Brussel, moeten optornen tegen zwaargewichten zoals Didier Reynders (MR), Olivier Mangain (FDF) en ook nog Joëlle Milquet (cdH).
Voor de vervanging van Charles Picqué, in het voorjaar van 2013, rekent de PS op Rudy Vervoort. Dat is zonder meer de meest problematische keuze. Vervoort geniet weinig bekendheid en heeft in Evere niet opvallend goed gepresteerd. Nu Brussel in het middelpunt van de belangstelling zal staan en de Vlamingen hun kritiek niet zullen sparen, zal Rudy Vervoort heel hard zijn best moeten doen om zich op te dringen, een vernieuwend project voor Brussel te belichamen en ervoor te zorgen dat de PS incontournable is, zelfs al zal de lijst versterkt worden door stemmentrekkers zoals Emir Kir, burgemeester van Sint-Joost-ten-Node, en Fadila Laanan, minister van cultuur.
In de federale regering is Paul Magnette vervangen door Jean-Pascal Labille. Hij is een Luikenaar, secretaris-generaal van de socialistische mutualiteiten en iemand die een zeer belangrijke rol speelt in de economische ontwikkeling van Luik en het Waals Gewest. Dat de keuze op hem valt, heeft te maken met interne evenwichten in de PS. Maar tegelijk is het ook een keuze die aantoont hoe moeilijk de PS er in de provincie Luik in slaagt om echte politici naar voren te schoven, persoonlijkheden die bekwaam zijn om ministeriële verantwoordelijkheid te dragen. Laten we daarbij ook opmerken dat Philippe Courard voortaan bevoegd is voor het (federaal) wetenschappelijk onderzoek.
EEN VERGELIJKING MET MEERDERE ONBEKENDEN
De PS koestert, politiek gesproken, twee objectieven en één perspectief, in een wel erg gespannen politiek klimaat.
Om met dat laatste te beginnen. Het perspectief is eigenlijk vrij eenvoudig: de partij gaat ervan uit dat het duurzaam maken van de Belgische federatie nog steeds een belangrijke toegevoegde waarde impliceert. Toen de onderhandelingen over de vorming van een nieuwe federale regering volledig in het slop zaten, diende de PS, en met name vooral Di Rupo, een keuze te maken tussen twee tegenstrijdige opties: ofwel terugplooien en de boodschapper worden van de Waalse en francofone zaak, ofwel oordelen dat er wel degelijk een toekomst was weggelegd voor België. De eerste optie betekende een stap in het onbekende, met gigantische gevaren voor het Belgische model van sociale zekerheid. Het was wel een keuze die op bijval had kunnen rekenen bij een groeiend deel van de Franstalige publieke opinie, geïrriteerd door de kritiek en de hatelijke reacties van sommige politici, journalisten en werkgeversorganisaties in het noorden van het land. De tweede optie impliceerde dat er zou worden gevochten voor het behoud van het federale karakter van de sociale zekerheid; lees: dat er lastige en pijnlijke beslissingen zouden moeten worden genomen om België in stand te houden, gezien het gewicht van de N-VA en de rechtse opvattingen van de meerheid van de Vlaamse politieke partijen.
De PS heeft ervoor gekozen om het tweede spoor te volgen en te proberen twee doelstellingen tegelijk te realiseren. Enerzijds, er zoveel mogelijk toe bijdragen dat de N-VA terrein verliest ten opzichte van de Vlaamse partijen en actoren die opkomen voor een federale staatsinrichting; en, anderzijds, vermijden dat zij daardoor aan gewicht en invloed inboet. Die doelstellingen zijn vrijwel niet te verzoenen. De Franstalige socialisten bevinden zich dan ook op een smal en gevaarlijk pad. Bovendien zijn de omstandigheden waarin beide doelstellingen moeten worden gerealiseerd bijzonder lastig:
Om te beginnen is de economische en budgettaire situatie van ons land niet erg rooskleurig. Zoals in veel andere Europese landen, is de economische groei ook in België zo goed als stilgevallen. Daarnaast is de overheidsschuld nog altijd hoog en moet België de budgettaire ‘verplichtingen’ nakomen die door de EU zijn opgelegd. Het gaat hier niet om de zin of onzin van die verplichtingen. Belangrijk is dat zij een dwingend karakter hebben en dat ook de werkgevers, de liberale partijen en de CD&V er voortdurend naar verwijzen. De PS is bijgevolg niet echt in staat om aan de eisen van de arbeiders en de vakbonden tegemoet te komen; wel integendeel, zij moet het hoofd bieden aan aanvallen van de werkgevers en van de banken, die er nota bene zelf voor hebben gezorgd dat de overheidschuld opnieuw is opgelopen.
Hoe reik je een helpende hand aan de Open VLD, de CD&V en de sp.a zonder zelf schade op te lopen? Dat is het lastige dilemma. De politieke tegenstanders van de PS doen overigens ook geen moeite om haar daarbij te helpen en wat begripvoller te reageren. Dat hoef je ook niet verwachten. En dat is ook niet het punt hier. De PS en premier schieten vooral weinig op met de houding van de twee rechtse partijen in Vlaanderen, Open VLD en CD&V, die onvoldoende duidelijkheid scheppen, zwak geleid worden en veel te gemakkelijke doelwitten zijn van de N-VA en Bart De Wever.
Het gaat ook om een duivels dilemma, want de PS staat stilaan op gespannen voet met de Waalse socialistische vakbond en gedeeltelijk ook met de christelijke bond (CSC), vanwege budgettaire beslissingen, het beleid van de Waalse overheid en het feit dat er absoluut geen ruimte is voor toegevingen in het interprofessioneel overleg. De leiding van de bonden beseft wel dat de PS er alleen voor staat en moeilijke tijden tegemoet gaat. En men wenst zeker niet dat de PS in de oppositie belandt (‘politique du pire’). Maar bij sommige middenkaders en delen van de basis, is de goesting groot om er eens goed in te vliegen, ook al zijn de krachtsverhoudingen vandaag allesbehalve in het voordeel van de werknemers.
Op het politieke terrein en dan vooral in het Luikse industriebekken, wordt de PS onder druk gezet door de PTB (de Franstalige tegenhanger van de PvdA in Vlaanderen). In 2010 en in 2012 liet de PTB een spectaculair verkiezingsresultaat optekenen. Bovendien wist zij zich in de media te profileren als een gesprekspartner, en met name bij de groep Sud-Presse en in La Dernière Heure vindt zij vaak gehoor. De PS wordt overigens ook het vuur aan de schenen gelegd door de MR, die hard haar best doet om de PS als archaïsch af te schilderen, ook als zij op die manier riskeert als spreekbuis te fungeren voor opvattingen die dominant zijn in Vlaanderen. _ _
Het echte probleem waar de PS finaal mee worstelt is… de sp.a. De koers van die partij is een raadsel voor haar. Hoewel de sp.a van nederlaag naar nederlaag strompelt en nog amper een profiel heeft in Vlaanderen, lijkt zij daar geen lessen uit te trekken. De resultaten van de gemeenteraadsverkiezingen waren rampzalig; en de achteruitgang werd nauwelijks gecompenseerd door de burgemeesterssjerpen in Brugge en Vilvoorde. Het stemmenreservoir van de sp.a geraakt stilaan opgedroogd. Dat is in de eerste plaats een probleem voor de sp.a, maar de repercussies voor de PS zijn zwaar. Want in die omstandigheden wordt alles wat de PS zegt en doet, bekeken door het prisma van de links-rechts tegenstelling en de communautaire tegenstelling. Beide tegenstellingen versterken elkaar; men maakt er een amalgaam van. Het verhaal van de N-VA wordt daardoor nog meer wervend en de opdracht voor de socialistische partij nog moeilijker. Mocht de sp.a zich eenvoudigweg als een sociaaldemocratische partij positioneren, dan zou dat op meerdere vlakken een nieuwe situatie kunnen creëren. Om te beginnen in de partij zelf, die een stukje identiteit zou terugvinden. Maar ook op het vlak van de links-rechts tegenstelling en de communautaire tegenstelling: die zouden elkaar niet langer overlappen. En dat zou dan weer positieve gevolgen kunnen hebben op het politieke vlak en voor de gesprekken tussen de sociale partners. Er zou geleidelijk aan komaf kunnen worden gemaakt met de foute voorstelling van zaken dat in de discussie vooral het VOKA en het Waalse ABVV tegenover elkaar staan. Ook de stem van de Vlaamse christendemocraten en de linkervleugel van de CD&V zou in een dergelijk scenario geloofwaardiger klinken en meer aan bod komen. En ook zouden de discussies aan de regeringstafel anders kunnen verlopen en op een andere manier in de media weerspiegeld worden.
SCHIPPEREN
Zover zijn we echter nog niet, en de indicaties dat de zaken in die richting zullen evolueren, zijn schaars. Vandaar dat het vanuit het oogpunt van PS schipperen blijft, in de hoop dat de economie weer aantrekt en de druk op de begroting wat afneemt. Zal dat voldoende zijn om beide doelstellingen te halen? Dat is helemaal niet zeker. Het is echter nog veel te vroeg om daar een oordeel over te vellen, want de ‘moeder van alle verkiezingen’ komt er nog niet meteen aan. De PS beseft dat zij een lastig pad bewandelt. Maar toen zij eenmaal had beslist om voor een federale oplossing te gaan, was er ook geen andere weg meer.
Pascal Delwit
Centre d’étude de la vie politique, Université Libre de Bruxelles (ULB)
(Vertaling: Jan Vermeersch)
Noten
1/ Pascal Delwit, ‘Elections et gouvernements en Belgique depuis 1945’, in: Pascal Delwit, Emilie van Haute, Jean-Benoit Pilet (eds), Les partis politiques en Belgique, Bruxelles, Editions de l’Université de Bruxelles, pp. 317-352.
2/ Le Soir, 14-15 januari 2012.
3/ Pascal Delwit, ‘Gemeenteraadsverkiezingen in Wallonië en Brussel’, Samenleving en politiek, jg. 19, nr. 7, september 2012, pp. 23-31.
4/ Karlheinz Reif, ‘Ten Second-order national elections’, Karlheinz Reif, Ten European Elections, Londres Gower, 1980, p. 4.
5/ Sylvain Brouard, ‘Le retournement du rapport de force aux élections régionales de mars 2004: amplitude et déterminants’, Revue française de science politique, 2004, vol. 54, n°4, p. 621.
6/ Jason R. Koepke, Nils Ringe, ‘The Second-order Election Model in an Enlarged Europe’, European Union Politics, 2006, vol. 7, n°3, p. 322.
7/ Le Soir, 12 december 2012.
verkiezingen - Wallonië - PS
Samenleving & Politiek, Jaargang 20, 2013, nr. 3 (maart), pagina 4 tot 12
Abonneer je op Samenleving & Politiek
Het magazine verschijnt 10 keer per jaar; niet in juli en augustus.
Proefnummer? Factuur? Contacteer ons via
info@sampol.be
of op 09 267 35 31.
Het abonnementsgeld gaat jaarlijks automatisch van je rekening. Het abonnement kan je op elk moment opzeggen. Lees de
Algemene voorwaarden.
Je betaalt liever via overschrijving?
Abonneren kan ook uit het buitenland.
*Ontdek onze SamPol draagtas.