De verschilligen, voor democratie op mensenmaat
Caroline Gennez heeft al een indrukwekkend parcours gereden: jongerenvoorzitter, parlementslid, fractieleider, schepen, voorzitter. Het is eigenlijk moeilijk denkbaar dat haar partij zo’n talent niet nog andere kansen zal geven. Ze heeft ondertussen van een zekere luwte in haar politieke loopbaan gebruik gemaakt om een boek te schrijven. Een mooi boek, in alle opzichten. De uitgever heeft zelfs gezorgd voor een harde kaft. En het is ook meer dan lezenswaardig. In deze voor politici en zeker voor linkse politici harde tijden, gaat zij op zoek naar een nieuw paradigma. We moeten breken met onze oude logica en de zaken anders aanpakken en bekijken, vindt zij. Echt wel ambitieus, vind ik. Maar ook dat ze er niet helemaal in slaagt. Ik vind dat echter niet erg, want haar poging getuigt van durf en het is door dat soort durf dat het paradigma vroeg of laat zal wankelen en plaats zal maken voor nieuwe horizonten.
Gennez vindt dat de klassieke breuklijnen hun tijd gehad hebben. De tegenstelling tussen katholieken en vrijzinnigen is vervaagd. Mensen zijn cultureel nog wel katholiek, maar de kerk kan de moraal niet meer dicteren. Het heeft wel voor gevolg dat vooral het katholiek onderwijs een zwak pedagogisch project aanbiedt. De tegenstelling tussen arbeid en kapitaal is radicaal veranderd. In een bedrijf zie je nog nauwelijks het onderscheid tussen rood en groen. Laten we daar geen tijd aan verspillen, maar van onderuit werken aan een nieuwe economie. De tegenstelling ten slotte tussen Vlamingen en Walen is irrelevant geworden. Eigenlijk zijn de Vlamingen gewoon ontvoogd. Daar stelt zij een democratisch stakeholdersmodel tegenover, een model op mensenmaat waarin alle belangen aan bod komen. Om dat te realiseren heb je ‘verschilligen’ nodig, mensen die betrokken willen zijn, die willen participeren. En precies aan die mensen wil zij een project aanbieden dat de waan van de dag overschrijdt. Een project dat uiteindelijk het goede leven in een hechte gemeenschap mogelijk maakt.
Dit wordt uitgewerkt op drie vlakken: onderwijs, economie en politiek. Inzake onderwijs pleit de auteur voor een echt onderwijsproject voor iedere school, op economisch vlak moet er een eind komen aan de virtuele economie die de echte economie domineert en op politiek vlak moet iedere burger in de mogelijkheid gesteld worden te participeren. Omdat zij ervan uitgaat dat iedereen bepaald wordt door zijn opkomst en ervaringen vertelt zij ook, kort en zonder franjes, hoe zij in haar persoonlijke leven geworden is tot wat zij is. Ze was zelfs misdienaar, maar ze lijkt me vooral een warme en sociale persoonlijkheid te zijn. Hoewel ze niet uit een rood nest komt, werd ze sociaaldemocraat. Dat wil voor haar zeggen dat vrijheid, gelijkheid en verbondenheid centraal staan. Iedereen is gelijk geboren en heeft recht op een goed leven, in een eerlijke samenleving. In dat perspectief is solidariteit niet gelijk te stellen aan liefdadigheid, maar mag ook niemand ervan uitgaan dat hij of zij zo maar rechten heeft. Voor wat hoort wat. We zijn nog ver verwijderd van die samenleving, maar we zullen er niet komen, vindt Gennez, met symptoombestrijding, die alle oefeningen in burgerschap ondermijnt. Er is nood aan dialoog, met name over de betekenis van goede manieren van leven. Politiek staat in het teken van het ontwikkelen van vaardigheden en deugden, politiek is een nobel doel.
Om betrokken mensen te hebben heb je onderwijs nodig. Maar om echt een kweekvijver te hebben zal het leerplichtonderwijs hervormd moeten worden. Alle richtingen moeten evenwaardig worden, iedere school moet een sterk pedagogisch project ontwikkelen, de school moet open zijn van 8 uur tot 18 uur en ook ruimte laten om te sporten en te spelen, er moet bijzonder veel aandacht gaan naar taalontwikkeling, betaalbare en kwaliteitsvolle kinderopvang moet zijn verzekerd en er mag geen huiswerk zijn. Ik maak er een droge opsomming van, maar ze maakt hopelijk duidelijk dat de visie van Gennez op onderwijs meer is dan de idee van een lange schooldag. Interessant is haar opvatting dat in het lokale niveau, de steden, een grotere rol zou moeten spelen in de organisatie van het onderwijs. Ze vat alles samen in de zin ‘Onderwijs is de sociale zekerheid van de 21ste eeuw’ (85).
In het hoofdstuk over economie geeft Gennez vooral af op het financieel kapitalisme, dat volledig doorgeslagen is. Zij wijst in de bankencrisis op de ideologische verdwazing van de toenmalige minister van financiën. En wat ook de uitbouw is bij de banken van de interne controle, ze heeft niet gewerkt. In dat financieel kapitalisme kan men niet volhouden dat de markt vrij zou zijn. Het systeem moet op de schop, dat heeft men toch ook gedaan met het communisme. Er moet een nieuw financieel systeem komen, dat transparant en gereguleerd is en onder toezicht staat. Ook over de reële economie moet worden nagedacht. Daar zullen we het moeten hebben van specialisatie, innovatie en creativiteit in nieuwe dienstensectoren. De grote industriële sectoren moeten evolueren naar kleinere, maar weerbaardere en lokaal verankerde industrieën. De toekomst is aan de KMO’s in groeisectoren. In de bedrijven, ook in de kleinere, moeten alle werknemers kunnen meebepalen. Alleen op die manier kan de markt heruitgevonden en gedemocratiseerd worden, kan de economie van onderuit structureel aangepakt worden. Er is ondertussen al een ander gebeurd, bijvoorbeeld door de sp.a-initiatieven voor gezamenlijke aankopen van onder meer elektriciteit. Gennez doet ook concrete voorstellen voor die nieuwe economie: een lager nominatief tarief voor vennootschapsbelastingen, zonder notionele aftrek, een reële loonkostverlaging met sectorspecifieke quota, een progressieve belasting op de aangroei van het totale vermogen (rentenierstaks) en een slimme index. Zij roept links en rechts op om zich niet op te sluiten in het eigen gelijk, maar om compromissen te aanvaarden. Er is volgens haar nood aan een nieuwe maatschappelijke consensus. Zij stelt wel ernstige vragen bij de capaciteit van de sociale partners om op dat vlak nog veel te realiseren.
In het laatste hoofdstuk komt de auteur op voor een nieuwe democratische politiek in Vlaanderen, België en Europa. De cultureel-communautaire tegenstelling is irrelevant geworden. Zelf ziet zij vijf basisvoorwaarden voor een geslaagde verandering, waarin participatief burgerschap echt functioneert. Empowerment door het onderwijs, pluralisme, brede coalities voor verandering, evolutie in plaats van revolutie, sterke media. Deze moeten een andere democratie mogelijk maken, die zij een morele democratie noemt. Daarin moet de burger meer aan bod komen dan met een vrijblijvend advies. Hij moet een reële impact krijgen. Caroline Gennez pleit ten slotte voor het model van Johan Vande Lanotte van een unie met vier deelstaten.
Met deze ideeën over participatie heb ik geen probleem, al had ik ze graag wat concreter gewild. Met de opvattingen van Gennez over onderwijs kan ik eigenlijk helemaal meegaan. Ik ben het er in elk geval mee eens dat iedere maatschappelijke verandering onmogelijk is zonder dat het onderwijs op een zeer fundamentele manier vernieuwd wordt. En ik denk dat vandaag de scholen inderdaad nauwelijks een onderwijsproject hebben en dat vooral de katholieke scholen in dat bedje ziek zijn. Waar ik het moeilijker mee heb is haar opvatting over economie. Niet dat ik haar analyse van de bankencrisis zou verwerpen. Ik ben er nog alle dagen verwonderd over dat iedereen zich door die banken heeft laten inpakken, niet alleen die verdwaasde minister. Maar wat mij minder overtuigt, is de manier waarop zij wil sleutelen aan de reële economie. Innovatie in kleine sectoren, daar komt het eigenlijk op neer. Daar heb ik op zich niets op tegen, maar als het dat maar is zal er wel geen nieuwe structuur ontstaan. En is structuur in deze niet een ander woord voor paradigma? We hebben inderdaad nood aan een nieuwe economie die mensen toelaat goed te leven. Ik vind niet dat die mogelijk wordt door de vrije markt af te schaffen, maar er zal meer nodig zijn dan innovatie. Een economie die in dienst staat van de mensen zal er gewoon totaal anders uitzien. Zullen de sociale partners geen rol spelen in de transformatie van de economie? Ook ik hou er mijn hart voor vast, maar ik zie het ook niet gebeuren door individuen die op bedrijfsniveau een woordje mogen meespreken. Ik ben er eigenlijk niet van overtuigd dat de oude breuklijnen opgelost zouden zijn. Ze zijn anders, dat wel. Maar Caroline Gennez heeft niettemin een lezenswaardig en inspirerend boek afgeleverd.
boekbespreking
Samenleving & Politiek, Jaargang 21, 2014, nr. 2 (februari), pagina 78 tot 79
Abonneer je op Samenleving & Politiek
Het magazine verschijnt 10 keer per jaar; niet in juli en augustus.
Proefnummer? Factuur? Contacteer ons via
info@sampol.be
of op 09 267 35 31.
Het abonnementsgeld gaat jaarlijks automatisch van je rekening. Het abonnement kan je op elk moment opzeggen. Lees de
Algemene voorwaarden.
Je betaalt liever via overschrijving?
Abonneren kan ook uit het buitenland.
*Ontdek onze SamPol draagtas.