Abonneer Log in

Welkom in het tijdperk van super-diversity

boekessay

Samenleving & Politiek, Jaargang 21, 2014, nr. 3 (maart), pagina 83 tot 88

Migratie in onze contreien is niet nieuw. Doorheen de eeuwen zijn er velen gegaan en anderen gekomen. Wie terugblikt kan er evenwel niet omheen: België is vanaf de jaren 1950 vooral een land van aankomst.

Na de Tweede Wereldoorlog migreerden nogal wat Fransen en Nederlanders naar België, maar ook Grieken, Italianen en Spanjaarden. Er was een sterke vraag naar buitenlandse arbeidskrachten. Tijdens de golden sixties werden er overeenkomsten gesloten met landen als Marokko en Turkije om gastarbeiders te laten overkomen. België had immers een reservoir aan jonge, werkwillige mannen nodig om in te zetten in de mijnbouw, de bouw, de industrie, de wegenwerken, de aanleg van tram- en metrolijnen, enzovoort.
Op 17 februari jl. was het precies vijftig jaar geleden dat de arbeidsmigratie vanuit Marokko en Turkije op gang kwam. Tijdens de jaren 1970 begroeven de meeste gastarbeiders van weleer de terugkeergedachte, ze werden migranten. Ze kregen kinderen die ondertussen ook kinderen hebben die Belg zijn bij geboorte. Van de eerste naar de tweede naar de derde generatie. België kent vandaag meer dan een half miljoen Belgen en residenten met Marokkaanse en Turkse roots.
Na het toeslaan van de oliecrisis en de daaropvolgende economische crisis werd in 1974 een migratiestop afgekondigd. Op een handvol jaren na is de migratie echter niet gestopt, integendeel. Enerzijds dikten de mediterrane (en andere) diaspora’s aan door volgmigratie. Anderzijds, en in kwantitatief opzicht zelfs belangrijker, nam de migratie sinds eind jaren 1980 ook toe door:
- de toenemende Europese integratie en de vrijheid van verkeer van personen, wat een stijging van de intra-Europese migratie teweegbracht;
beweging van Oost naar West na de val van de Berlijnse Muur en het IJzeren Gordijn;
- vluchtelingenstromen, waarvan een deel - hoewel beperkt in verhouding tot de totale vluchtelingenstromen - in Europa terechtkwam, door opeenvolgende oorlogen in de Balkan, Centraal-Afrika, het Nabije Oosten en Centraal-Azië sinds de jaren 1990;
- en door de gestage instroom van economische migranten en gelukzoekers door de aanhoudende inkomenskloof tussen Noord en Zuid.

België is de afgelopen decennia duidelijk getransformeerd in een immigratieland. Wat de verhoudingsgewijze, jaarlijkse absorptie van nieuwe migranten betreft moet ons land zelfs niet onderdoen voor klassieke immigratienaties als Canada en de VS. Vandaag komt minstens een Belg op vijf ‘uit de migratie’, zoals dat heet.
Toch is er anno 2014 nog steeds geen migratiebeleid die naam waardig. Ja, er is een populaire minister ‘asiel en migratie’, maar wie herinnert zich de laatste noemenswaardige beleidsmaatregel op vlak van migratie? Juist. Zelfs het integratie- en inburgeringsbeleid is nog maar tien jaar geleden uitgetekend in Vlaanderen terwijl men zich in Wallonië en Brussel nog aan de tekentafel moet zetten.

‘SUPERDIVERSITEIT’, WHAT’S IN A NAME?

De omvang van diversiteit is nu van die aard geworden dat een aantal sociale wetenschappers er een nieuwe naam voor heeft uitgevonden. Exit multiculturalisme, enter ‘superdiversiteit’. De geestelijke vader van het begrip is de Britse antropoloog Steven Vertovec. In 2007 schreef hij het spraakmakende artikel ‘Super-diversity and its implications’ in het tijdschrift Ethnic and Racial Studies. Over superdiversiteit schreef hij:
I wish, firstly, to underscore the fact that in addition to more people now migrating from more places, significant new conjunctions and interactions of variables have arisen through patterns of immigration to the UK over the past decade; their outcomes surpass the ways – in public discourse, policy debates and academic literature – that we usually understand diversity in Britain. Secondly, then, the article serves as a call, or at least reminder, to social scientists and policy-makers to take more sufficient account of the conjunction of ethnicity with a range of other variables when considering the nature of various ‘communities’, their composition, trajectories, interactions and public service needs.’

Desondanks zitten velen met de vraag waarom de nood aan een nieuw concept als superdiversiteit? Critici vragen zich af of het geen oude wijn in nieuwe zakken is, multiculturalisme, of gewoon ‘diversiteit’, in een nieuw kleedje? Fout, we hebben wel degelijk te maken met een nieuwe situatie, aldus Vertovec:
Again, the variables of super-diversity themselves are not new, nor are many of their correlations. But, as described in this article, it is the emergence of their scale, historical and policy-produced multiple configuration and mutual conditioning that now calls for conceptual distinction. ‘Super-diversity’ is proposed as a summary term. Whatever we choose to call it, there is much to be gained by a multidimensional perspective on diversity, both in terms of moving beyond ‘the ethnic group as either the unit of analysis or sole object of study’ and by appreciating the coalescence of factors which condition people’s lives.

Inherent aan superdiversiteit is dus een groot, toenemend aantal variabelen die zich manifesteren op een grotere schaal. Een sterke toename van migranten en hun nakomelingen, en een nog sterkere toename van onderlinge verschillen voor wat betreft: nationaliteiten, talen, landen en regio’s van herkomst, religies, migratiemotieven, migratiekanalen, verblijfsstatuten en de eraan gerelateerde rechten, de onderwijsachtergrond en de sociaaleconomische positie, de toegang tot de arbeidsmarkt, transnationale banden…

De tijd dat ‘multiculturalisme’ of ‘diversiteit’ bij ons gelijkgesteld werd met de aanwezigheid van ‘Turken’ en ‘Marokkanen’ is voorbij. Vandaag kennen de meeste grote steden een aanwezigheid van meer dan 150 nationaliteiten waarvan de dragers de meest uiteenlopende migratiemotieven en verblijfsstatuten kennen. Klassieke vestigingsmigratie wordt hoe langer hoe meer overschaduwd door tijdelijke en circulaire migratie. Inderdaad, zulk een complexe werkelijkheid van hyperdiversiteit kent talrijke implicaties en moet dus appelleren aan beleidsmakers. Recent verschenen drie boeken die het fenomeen van superdiversiteit bevattelijk trachten te maken.

MAJORITY-MINORITY EN DE 2DE GENERATIE

In het boek Superdiversiteit schrijft de Nederlandse socioloog Maurice Crul (Universiteit van Amsterdam) samen met Jens Schneider (Universiteit van Osnabrück) en Frans Lelie dat westerse metropolen in snel tempo zogenaamde ‘majority-minority cities’ worden. Steden dus die geen etnische meerderheid meer kennen. Steden zoals New York, Amsterdam en nog dichter bij huis: Brussel. Elke ‘meerderheid’ zal met andere woorden een optelsom van etnische minderheden zijn. En zelfs al zou de immigratie bij wijze van spreken vanaf vandaag stoppen, dan nog is het perspectief van metropolen met een meerderheid van etnische minderheden onvermijdelijk, aldus de auteurs.
Meer nog, ze stellen dat in deze meerderheids-minderheden-steden jongeren van de tweede generatie vaker geboren en getogen zijn in de stad dan jonge stadsgenoten uit de oude meerderheidsgroep. Anders gezegd, de tweede generatie worden de nieuwe, werkelijke autochtonen in de steden.

De onderzoekers vergeleken de schoolprestaties van de Turkse tweede generatie in zeven Europese landen (Zweden, Duitsland, Nederland, België, Oostenrijk, Zwitserland en Frankrijk). Ze hebben maar liefst tienduizend jongvolwassen (18-35 jaar) Europeanen van Turkse herkomst geïnterviewd die daarenboven allemaal dezelfde migratiegeschiedenis en sociaaleconomische achtergrond hebben. Het betreft het grootste Europese vergelijkende onderzoek naar tweedegeneratiejongeren in Europa ooit.
De auteurs zien sterk van elkaar verschillende uitkomsten onder jongeren met dezelfde startpositie en dit naargelang de schoolsystemen:
De kans voor Turkse tweedegeneratiejongeren in Frankrijk om tot het hoger onderwijs door te dringen is dus zeven keer zo groot als in Duitsland’.
Ze concluderen dat het ‘vooral de algemene schoolkenmerken zijn die bepalen of Turkse tweedegeneratiejongeren succesvol zijn. Het gaat daarbij vaak om dezelfde kenmerken die de doorstroming van kinderen uit arbeidersgezinnen belemmeren. We zien bij migrantenkinderen wel steeds een exponentiële vergroting van de problemen.’

Onderwijskansen en -uitkomsten werken voor een belangrijk deel door op de arbeidsmarkt. Zweden en Frankrijk bijvoorbeeld doen duidelijk veel beter dan Oostenrijk en Duitsland - in het onderwijs en bijgevolg ook op de arbeidsmarkt, hoewel er ook blijkt dat de tweede generatie in alle landen onder haar niveau werkt en vaker werkloos is dan autochtone peers, wat wijst op discriminatie.

Crul en collega’s zien twee mogelijke scenario’s. Het eerste is een scenario van ‘empowerment en hoop’, van sociaaleconomische stijging van de tweede generatie gevolgd door sociaal-culturele emancipatie en het omarmen van progressieve waarden. Het tweede is een scenario van ‘angst en vernedering’, van een toename van zelfsegregatie van minderheden en polarisering langs etnische scheidingslijnen. De hoop wordt duidelijk op de tweede generatie gesteld. Diens sociale mobiliteit zou bepalend zijn voor de toekomst.

De auteurs trekken duidelijk de kaart van het sociaalprogressief gedachtegoed en zien via economische mobiliteit een afstand ontstaan t.a.v. conservatieve religieuze en culturele gewoonten. Toegegeven, het is een redelijk ‘elitaire’ opvatting maar de auteurs lijken hun gram te halen omdat ze met wetenschappelijke evidentie in de hand tot de conclusie komen dat ‘emancipatie niet het gevolg is van, al dan niet gedwongen, aanpassing aan de nationale norm, maar het resultaat van een individuele ontwikkeling en het krijgen van kansen. De sociaaleconomisch succesvolle tweede generatie onderscheidt zich sterk in haar opvattingen over allerlei maatschappelijke onderwerpen. Zij vertegenwoordigen in alle steden het meest progressieve deel van hun gemeenschap.’

Het boekje van Crul en collega’s is misschien wel de meest opmerkelijke recente bijdrage aan het zogenaamde integratiedebat. De tweede generatie wordt terecht in het centrum van de aandacht gesteld. Het is dan ook vreemd waarom het boek per se moest worden opgehangen aan de term ‘superdiversiteit’. ‘Tweede Generatie’ was een juistere titel geweest omdat het boek, op het concept van majority-minority cities na, vooral daarover gaat.

DE NANOSCHAAL VAN SUPERDIVERSITEIT

Wie ondergedompeld wil worden in de sociologische complexiteit van superdiversiteit vindt zijn gading in Superdiversiteit en democratie van Jan Blommaert (Universiteit van Tilburg), Ico Maly (Kif Kif) en Joachim Ben Yakoub (UGent). Het is trouwens coauteur en hoogleraar Jan Blommaert geweest die enkele jaren geleden zowat eigenhandig het concept in de lage landen heeft geïntroduceerd. Met succes, getuige hiervan de toenemende stroom aan boeken en artikels over het onderwerp, maar ook aan het feit dat het begrip ook in het middenveld stilaan ingeburgerd geraakt.

In Superdiversiteit en democratie nemen de auteurs afstand van het multiculturalisme. Het paradigma van de multiculturele samenleving schiet volgens de auteurs tekort om de sociale en culturele diversiteit in hedendaagse samenlevingen te begrijpen:
Superdiversiteit wordt gezien als een echt alternatief voor het failliete denkkader van ‘multiculturalisme’. (…) Om precies te zijn: datgene wat tot voor kort als uitzonderlijk of afwijkend werd gezien - denk aan meertaligheid, het gebruik van diverse talen door mekaar, of het onderhouden van verschillende groepsidentiteiten - wordt in superdiversiteit aangenomen als de norm. Datgene wat we tot voor kort als ‘norm’ zagen - eentalige mensen met een duidelijke enkele identiteit en cultuur - is immers in de realiteit een uitzondering, een afwijking zelfs.’

Het boek bestaat uit twee delen. Het eerste deel kan worden samengevat als ‘superdiversiteit in actie’, een analyse ‘op mensenmaat’. Vanuit hun positie van onderzoeker maar ook die van gebruikers of bewoners van de straten en ruimtes die ze beschrijven brengen ze op etnografische, gelaagde wijze de straten en wijken in beeld. Superdiversiteit mag dan erg metafysisch bekken en klinken, de auteurs slagen er in de term terug te brengen tot zijn essentie, die van de nanoscopische werkelijkheid van de straat. Maly zoomt in op de Wondelgemstraat in de 19de eeuwse gordel van Gent, Blommaert op de Statiestraat in oud-Berchem in Antwerpen en Ben Yakoub op de Fortstraat in Sint-Gillis, in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Met een zelden geziene multidisciplinariteit, veelzijdigheid en veel oog voor detail ontbloten en ontrafelen de auteurs de superdiverse samenstelling en infrastructuur - en de interacties ertussen - van dat deel, van hun deel stedelijke realiteit.

Superdiversiteit en democratie is vooral omwille van de analyse in het eerste deel ervan een waardevol boek. Het tweede deel van het boek stelt immers teleur. Ten eerste is de overgang erg bruusk. Alsof iemand een flink middendeel uit het boek heeft gescheurd. Het gaat van een relatief feitelijk, precies en nuchter eerste deel, naar een erg ideologisch en pamflettair tweede deel. Een voorbeeld. Ico Maly houdt in het openingshoofdstuk van deel twee, ‘Superdiversiteit en de stilte’, een vurig betoog tegen racisme, ‘realisme’, neoliberalisme, het Vlaamse inburgeringsbeleid en ga zo maar verder. Ofschoon hij een aantal pijnpunten raakt en terecht wijst op regressieve dynamieken, doet hij dat op zo’n drammerige en zwart-wit wijze dan men haast zou denken dat Vlaanderen een etnocratie zonder meer zou zijn, een Israël aan de Noordzee. Neen, de benadering van het beleidsmatige mist de finesse uit het eerste deel van het boek.

NIEUWE WERKELIJKHEID, ANDERE UITDAGINGEN

Dat ligt anders bij Superdiversiteit. Hoe migratie onze samenleving verandert, van de socioloog Dirk Geldof (Karel de Grote Hogeschool, Antwerpen). Dit boek is net als de twee vorige relatief dun en vlot geschreven. Geldof benadert superdiversiteit vanuit verschillende invalshoeken en perspectieven, zij het aan de hand van een literatuurstudie en minder vanuit de empirie, zoals in Superdiversiteit en democratie.

De auteur heeft zich sterk laten inspireren door het emancipatie- en scenariodenken van Crul en collega’s, maar ook door Vertovec en Blommaert in zijn conceptualisering van het begrip superdiversiteit, en door ideeën ter zake van de Duitse socioloog Ullrich Beck. Op zich geen probleem. Integendeel. Maar iets te veel leentjebuur ondermijnt de eigen originaliteit.

Toch is Superdiversiteit een goed en evenwichtig boek mede dankzij Geldofs terreinervaring. Hij is in het verleden politiek actief geweest voor Groen in Antwerpen (districtsraadslid, gemeenteraadslid, OCMW-raadslid en schepen) en is ook thuis in het sociaal werk. Hij is op zijn best wanneer hij superdiversiteit verbindt met uitdagingen zoals de asielproblematiek, de uitdaging van transmigratie en transnationalisme voor het klassieke gezinsbeleid, de toenemende rol van kennis van het Nederlands in superdiverse Vlaamse steden, de operationele gaten in het inburgeringstraject voor nieuwkomers en zo meer. Dit maakt dat het boek een evenwicht tussen realisme en idealisme ademt.

Superdiversiteit, Superdiversiteit en Democratie en Superdiversiteit. Hoe migratie onze samenleving verandert, zijn drie waardevolle boeken. De sterkte van het ene boek is de zwakte van het andere boek, en omgekeerd. Beschouw ze als een aanzet voor meer want wat de uitdagingen betreft zijn er nog steeds meer vragen dan antwoorden. Nee, het laatste woord over superdiversiteit is nog niet gezegd.

Bilal Benyaich
Redactielid Sampol

| |

Superdiversiteit

Maurice Crul, Jens Schneider en Frans Lelie
VU University Press, Amsterdam, 2013 |
| |

Superdiversiteit en democratie

Ico Maly, Jan Blommaert en Joachim Ben Yakoub
epo, Antwerpen, 2014 |
| |

Superdiversiteit

Hoe migratie onze samenleving verandert

Dirk Geldof
Uitgeverij Acco, Leuven, 2013 |

superdiversiteit

Samenleving & Politiek, Jaargang 21, 2014, nr. 3 (maart), pagina 83 tot 88

Abonneer je op Samenleving & Politiek

abo
 

SAMPOL ONLINE

40€/jaar

  • Je leest het magazine online
  • Je hebt toegang tot het enorme archief
MEEST GEKOZEN

SAMPOL COMPLEET

50€/jaar

  • Je ontvangt het magazine in de bus
  • Je leest het magazine online
  • Je hebt toegang tot het enorme archief
 

SAMPOL STEUN

100€/jaar

  • Je ontvangt het magazine in de bus
  • Je leest het magazine online
  • Je hebt toegang tot het enorme archief
  • Je krijgt een SamPol draagtas*
 

SAMPOL SPONSOR

500€/jaar

  • Je ontvangt het magazine in de bus
  • Je leest het magazine online
  • Je hebt toegang tot het enorme archief
  • Je krijgt een SamPol draagtas*

Het magazine verschijnt 10 keer per jaar; niet in juli en augustus.
Proefnummer? Factuur? Contacteer ons via info@sampol.be of op 09 267 35 31.
Het abonnementsgeld gaat jaarlijks automatisch van je rekening. Het abonnement kan je op elk moment opzeggen. Lees de Algemene voorwaarden.

Je betaalt liever via overschrijving?

Abonneren kan ook uit het buitenland.

*Ontdek onze SamPol draagtas.