‘Liever veel working poor, dan veel non-working poor’, stelde Siegfried Bracke (N-VA) ooit. Voor sommigen in de regering-Michel is Duitsland, met veel mensen aan het werk waaronder ook veel armen, de natte droom.
De cijfers in Duitsland zijn evenwel hallucinant. Matthias Somers berekende op zijn blog dat Duitsland sinds de Hartz-hervormingen in de periode 2003-2005 zo’n 3,3 miljoen bijkomende jobs (+9%) creëerde, maar er tegelijk ook 3,5 miljoen meer mensen in armoede (+35%), 1,5 miljoen meer mensen in diepe armoede (+61%), en 2,0 miljoen meer mensen die werken en toch arm zijn (+119%) bijkwamen. Een job hebben betekent in Duitsland niet langer de armoede achter zich laten.
De arbeidsmarkt is er fel doorgeslagen. De claim dat Duitsland een gidsland is, is om die reden relatief makkelijk te weerleggen. Dat lijken de meesten te beseffen. Daarom horen we nu regelmatig dat we een voorbeeld moeten nemen aan rolmodellanden als Nederland, omdat ‘het enige alternatief’ de Franse koers is. Dat is een opmerkelijk evolutie. Lange tijd fungeerde Nederland, vooral op ethisch vlak, als gidsland voor links Vlaanderen. Vandaag vervult het een pioniersrol voor rechts Vlaanderen. Die dweept met Mark Ruttes participatiesamenleving, met de vermaatschappelijking van de zorg en met zijn visie op de overheid. Ook onze arbeidsmarkt moeten we naar Nederlands model hervormen. Maar doen onze noorderburen het op dat vlak zoveel beter?
VERNEDERLANDSEN?
Ook bij het recente begrotingsakkoord 2017, en de beslissing van de regering-Michel om de brutominimumlonen voor jongeren te verlagen om hun toegang tot de arbeidsmarkt te vergemakkelijken, werd verwezen naar Nederland. Onder andere armoedekenner Ive Marx (UA) vond deze beslissing een stap in de goede richting, en verwonderde er zich nadien over dat de zogenaamde ‘linkse kerk’ hem afschilderde als een apologeet van de regering. Voor Marx bewijzen onze noorderburen dat lagere minimumlonen niet per se asociaal hoeven te zijn. Nederland kent immers lagere minimumlonen en ook minder armen dan wij.
De kritiek van Ive Marx op onze arbeidsmarkt is de laatste jaren steeds dezelfde geweest en dus erg consistent: ons socialezekerheidsstelsel werkt voor de insiders, voor diegenen die aan de slag zijn; maar voor de outsiders, en vooral voor laaggeschoolde jongeren, zijn de muren te hoog om toe te treden tot onze arbeidsmarkt. Die is vastgeroest. Wie niet op de arbeidsmarkt zit heeft pech. Meer jobs, ook atypische, zijn daarom essentieel. Onze arbeidsmarkt moet ‘vernederlandsen’.
NEFAST BESPARINGSBELEID
Op een aantal vlakken staat Nederland er zeker beter voor dan België. De werkloosheid en de overheidsschuld is er een stuk lager. Het land neemt internationaal ook een bijzondere positie in vanwege het enorme pensioenvermogen dat is opgebouwd voor het aanvullend pensioen. Maar dat zijn eerder historisch gegroeide elementen dan resultaten van een doordacht beleid van de voorbije jaren.
Sinds de crisis sukkelden onze noorderburen immers van recessie naar recessie. Pas vandaag, bijna 10 jaar na de crisis, doet Nederland het opnieuw beter. Toch haalt het bbp nog steeds niet het peil van voor 2008 en is de ooit lage schuldgraad sindsdien opgelopen. De bezuinigingsoperaties van minister-president Rutte zorgden de voorbije jaren voor een sterke daling van de binnenlandse vraag. Consumenten hadden minder te besteden. Dat kwam door het afbouwen van de fiscaal gunstige behandeling van hypotheekleningen, door de drastische lastenverzwaringen in de zorg, ... en door de politiek van loonmatiging, onder andere bij jongeren.
ARMOEDE BIJ JONGEREN
Volgens de EU-SILC 2015 enquête behoort 14,9% van de Belgische bevolking tot de groep met een armoederisico op basis van het inkomen; in Nederland is dat 12,1%. Die cijfers zijn bij onze noorderburen dus significant lager dan bij ons. Maar er is ook een alarmerende trend.
Volgens recent onderzoek (2016) van het Nederlandse Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) is het aantal Nederlanders dat in langdurige armoede verkeert de laatste jaren snel gestegen. Dat is slecht nieuws, want hoe langer de armoede duurt hoe moeilijker het wordt om aan die val te ontsnappen. Nederland telde in 2013 zo’n 1,25 miljoen armen, waarvan bijna de helft (595.000) minstens drie jaar onder de armoedegrens leefde. Opvallend is dat het SCP ‘niet verwacht’ dat het aantal armen ooit weer naar het pre-crisisniveau zal dalen, ook niet als de economie verder aantrekt. ‘Dat komt omdat steeds meer mensen een flexibel contract hebben of zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers) zijn’, aldus onderzoekster Stella Hoff.
In datzelfde onderzoek lezen we dat bijna de helft van de Nederlandse langdurige armen (285.000) betaald werk heeft. Tegenover elke bijstandsontvanger onder de armoedegrens staan, volgens het SCP, twee werkenden die niet boven die grens uitkomen.
In Nederland lopen vooral jongeren, eerder dan ouderen, risico op armoede. Dat komt door de eerder vermelde immense pensioenreserves die er zijn opgebouwd. Maar ook door de flexibilisering van de economie, die jongeren sneller op de arbeidsmarkt moet krijgen. Dat lukt bij hen beter dan bij ons, het moet gezegd, maar daar wordt ook een prijs voor betaald. In het artikel van Lars Vande Keybus, verderop in dit nummer, lezen we de Eurostat-cijfers: de afgelopen 10 jaar zien we in Nederland een significante stijging van 6% van het risico op armoede en sociale uitsluiting bij jongeren (15-24 jaar), tot 27,1%. Ter vergelijking: in België steeg die de laatste 10 jaar met 2,7%, tot 26%. Nog steeds niet goed, maar wel lager dan in Nederland.
NADELEN VAN FLEX
We kunnen veel leren van de Nederlanders, maar hun arbeidsmarktbeleid zonder meer als zaligmakend beschouwen is te kort door de bocht. Guy Ryder, voorzitter van Internationale Arbeidsorganisatie (ILO), beschouwt Nederland als de meest flexibele economie van Europa. In Nederland zijn veel jongeren aan het werk, ook in atypische en flexibele jobs, maar het armoedecijfer bij jongeren is er het voorbije decennium fel gestegen. Is dit erg? Liever working poor dan non-working poor?
Volgens Fabian Dekker, arbeidssocioloog aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, is een doorgedreven contractflexibiliteit wel degelijk een groot probleem. Voor hem is een correctie van het beleid broodnodig. In een bijdrage voor het maandblad Socialisme & Democratie (augustus 2016) ziet hij drie problematische aspecten. Een. Inzake inkomensontwikkeling doen werknemers met een tijdelijk arbeidscontract en zzp’ers het minder goed dan werknemers met een vast contract. Ze blijven, met andere woorden, hangen in hun laag startloon. Een tweede probleem is de te geringe investering in scholing en ontwikkeling van flexibel werkenden. Dit is slecht voor de duurzame loopbaanontwikkeling van die mensen. Ze geraken vastgeroest op een flexibele arbeidsmarkt. En drie. Een grote mate van contractflexibiliteit heeft ook haar gevolgen voor het stelsel van sociale zekerheid en voor de opbouw van rechten.
TOT SLOT
Zeggen dat de inkomensongelijkheid tijdens de crisisjaren haast overal in Europa is toegenomen, is een open deur intrappen. Volgens een studie van ING (2016), op basis van cijfers van de OESO en Eurostat, is dat te wijten aan de toevlucht tot tijdelijke arbeid en zijn vooral werkende jongeren (16-24 jaar) daarvan de dupe. België ontsnapt aan die evolutie. Julien Manceaux, econoom bij ING en co-auteur van de studie, ziet daarvoor twee oorzaken: ons socialezekerheidsstelsel dat de armsten in onze samenleving beschermt en onze strikte regels voor het afsluiten van tijdelijke en deeltijdse contracten.
Manceaux erkent in de studie dat flexibele arbeidscontracten een oplossing kunnen bieden voor mensen die moeilijk aan werk geraken. Maar, zo benadrukt hij, ze dienen wel geflankeerd te worden door een sterk sociaal beleid. Dat laatste aspect ontbreekt flagrant bij elke beslissing die de regering-Michel neemt. Misschien was dat wel de reden waarom de reactie van de zogenaamde ‘linkse kerk’ op het schouderklopje van Ive Marx voor een deel van het begrotingsakkoord 2017 zo heftig was.
Wim Vermeersch
Hoofdredacteur Samenleving en politiek
edito - Nederland- jongeren - arbeidsmarkt
Samenleving & Politiek, Jaargang 23, 2016, nr. 9 (november), pagina 1 tot 3
Abonneer je op Samenleving & Politiek
Het magazine verschijnt 10 keer per jaar; niet in juli en augustus.
Proefnummer? Factuur? Contacteer ons via
info@sampol.be
of op 09 267 35 31.
Het abonnementsgeld gaat jaarlijks automatisch van je rekening. Het abonnement kan je op elk moment opzeggen. Lees de
Algemene voorwaarden.
Je betaalt liever via overschrijving?
Abonneren kan ook uit het buitenland.
*Ontdek onze SamPol draagtas.