We beleven woelige tijden. De boeken 'Tijd van woede' van Pankaj Mishra en 'De opstand van de natuur' van Philipp Blom vormen bruikbare richtingaanwijzers. Daar waar Pankaj Mishra al eens vervalt in overdrijving en door de snelheid waarmee hij zijn analyses gemaakt heeft kort door de bocht vliegt, bewandelt Philipp Blom het bedachtzame pad van de historicus. Beiden wijzen op de blikschade van gebroken dromen, maar ook op de immense uitdagingen waar we voor staan. Als mensheid. Omdat niets minder dan de globale beschaving op het spel staat.
De opstand van de natuur
Tijd van woede, een geschiedenis van het heden.
Het gebeurde bijna op dezelfde dag. In de avond van 22 mei liet de 22-jarige Salman Ramadan Abedi een zelfgemaakte bomgordel ontploffen in het gangpand van de Manchester Arena. Het concert van het Amerikaanse tieneridool Ariana Grande was net afgelopen, roze ballonnen dwarrelden over de hoofden van pubermeisjes die zich opgelaten en vol vrolijke gedachten een weg naar buiten baanden. De opwinding sloeg om in paniek. Er vielen 22 doden en 116 gewonden. De bomaanslag had een nieuwe grens in het terroristische geweld overschreden, zo werd langs alle kanten gemeld. Hier waren minderjarigen gedood. Onschuldige kinderen. De aanslag werd een terroristische daad; de aanslagpleger was een geradicaliseerde moslim. Zoals de meeste andere zelfmoordterroristen van de voorbije jaren was hij geboren in het land waar hij zijn terreuractie uitvoerde. Maar de extremistische ondertoon van zijn geloof had hem in de greep gekregen. Hij was geradicaliseerd en verafschuwde nu onze normen en waarden die hem tot dan alle mogelijke kansen hadden geboden. Het is een interpretatie die de oorzaak en de schuld eenzijdig bij de ander legt, de vreemde, hij - ja, want het is meestal een hij - die zich niet wilde integreren, hij met zijn fundamentalistische voorkeuren en ideeën. Hij is niet wij. Het pleit ons vrij. It's the religion, stupid.
Het is de makkelijke, snelle en overheersende interpretatie van de aanslagen die op Europese bodem plaatsvinden. Als diezelfde moslimterroristen andere moslims doden, wijten we dat meestal aan de onstabiele politieke, religieuze en economische context van landen als Syrië, Irak, Afghanistan. Er ontploffen zo veel bommen dat mensen er wegvluchten. Je zou denken dat wij die ondertussen menen te ervaren wat die dreiging met een mens doet, een vorm van solidariteit voelen met die vluchtelingen.
Twee dagen na Manchester vond een andere ramp plaats. Tussen de Libische kust en Lampedusa sloeg een boot met 500 inzittenden lek. 33 opvarenden overleefden de schipbreuk niet, onder hen 13 vrouwen en 7 kinderen. Onschuldige slachtoffers, in de knop geknakte levens. Toch geraakte deze tragedie nauwelijks binnen onze aandachtsperimeter. Het was een fait divers, een voetnoot, het zoveelste gezonken schip in een zee die ondertussen de weinig begerenswaardige naam draagt een van de dodelijkste ter wereld te zijn. Hier was geen schuldige aan te wijzen. Behalve dan de mensen die in het bootje gestapt waren. Uiteindelijk wisten ze welk lot ze trokken. Het schip was gammel, de capaciteit vele malen overschreden, wie op zo'n boot zijn kinderen dropt, weet ook dat dit geen verzekerd ticket voor een veilige overtocht is.
Waarom is de verontwaardiging over de ene ramp zo veel kleiner dan die over de andere? Omdat we het idee hebben dat een bomaanslag elk van ons kan overkomen? Ook al weerlegt iedere statistiek van vroegtijdige overlijdens dit buikgevoel. Omdat we het bestaan van bootjes vol vluchtelingen liever naar de uithoeken van ons bewustzijn verdringen? Omdat we menen dat de kloof tussen wij hier en zij daar onmetelijk diep is? Omdat we onszelf graag wijsmaken dat er geen verband is tussen onze levens in onze bureaucratisch georganiseerde liberale democratieën en de organisatorische chaos of het georganiseerde geweld in de steden en landen waar zij vandaan komen?
Maar het is dat niet alleen. In het internettijdperk wordt de geschiedenis instant geschreven. Iets is trending of niet, iets wordt automatisch aangevuld op Google, of niet. De bomaanslag in Manchester is ondertussen een lemma geworden in de online encyclopedie Wikipedia. Wie Manchester op Google intikt, krijgt de automatische aanvulling 'bombing', waarna men kan kiezen tussen die van de IRA uit 1996 of die van Abedi in 2017. Want we zouden het bijna vergeten. Maar op 15 mei 1996 parkeerden leden van het Ierse Republikeinse Leger een vrachtwagen met een bomlading in Corporation Street, in het hart van Manchester. Een half uur voor de ontploffing liep er een telefoontje met een bommelding binnen bij de politie; de buurt werd geëvacueerd. Tweehonderd mensen raakten gewond, maar zoals men dat zo ambtelijk zegt, de schade was vooral materieel.
Wie 'May 24 migrant tragedy' intikt, krijgt geen automatische suggesties van Google. Je wordt ook niet doorgewezen naar de Wikipedia pagina van deze tragedie op zee. Dode vluchtelingenkinderen zijn een fait divers; dode tienermeisjes in een concerthall is nieuws dat ons 's nachts wakker houdt.
GODSDIENSTVERBLINDING
De beperking van het heden is dat het geen blik biedt op de geschiedenis van de toekomst. Zullen historici van later de beide rampen even los van elkaar zien als wij nu? Of zullen zij makkelijker voorbij de omerta kijken die we ons integraal opleggen? Wat zullen zij denken over de eendimensionale verklaring dat de haat, de afkeer en het dodelijke ressentiment die een individu kan ontwikkelen voor de maatschappij waarin hij is opgegroeid een kwestie is van een te strikte interpretatie van een religieuze leer? Zullen zij ons godsdienstverblinding toeschrijven? Zullen zij het hoofd schudden bij onze pertinente weigering om het causale verband te onderkennen tussen de koloniale erfenis, een globaal, kapitalistisch economisch systeem, toegenomen ongelijkheid en uitbuiting en de gebroken droom van mondiale welvaart? Zullen zij zich de wenkbrauwen fronsen over de hardnekkig verschillende interpretatie van de bomaanslag van een 22-jarige moslim en de dodelijke steekpartij door een 35-jarige blanke racist? Ook dat gebeurde met slechts enkele dagen verschil. Jeremy Joseph Christian stak op een trein in Portland twee mannen neer die hem probeerden te kalmeren toen hij een gesluierde moslima bedreigde. Abedi noemen we zonder twijfel een terrorist; een man als Christian stoppen we in de doos van de grote uitzondering. Lone wolf, gestoord, extreemrechtse gek: het zijn de termen die de ronde doen. Maar niemand die zijn daad bestempelt als terroristisch. Waarom niet?
Het is slechts een van de vragen die de Indische schrijver Pankaj Mishra in Tijd van woede opwerpt. Waarom zou de gewelddadigheid van de blanke superioriteitsaanhanger zo veel anders zijn dan die van de moslimextremist? Waarom hebben we de neiging de breuklijnen die steeds sneller door onze samenlevingen schieten altijd weer te verklaren vanuit het culturele en het identitaire? Waarom, vraagt Pankaj Mishra zich af, negeren we zo graag 'de fnuikende tegenstellingen van een dynamisch economisch stelsel?'
Als zelfverklaarde stiefzoon van het Westen - Pankaj Mishra groeide op in India, maar woont en werkt in Groot-Brittannië - vindt hij het interessanter om voorbij het verschil tussen de moslimextremist, de hindoechauvinist, de blanke suprematiedenker of de Britse brexiteer te kijken en net te onderzoeken wat mogelijke gemeenschappelijke wortels zijn van de diepe afkeer, de haat en de kolkende boosheid die ze blijkbaar allemaal voelen. Zoals de ondertitel vermeldt, onderneemt Pankaj Mishra een poging een geschiedenis van het heden te schrijven. Niet door zich op het feitelijke van dat heden te concentreren, maar door ons onbehagen meer dan honderd jaar terug te draaien in de tijd. Het helpt, schrijft hij, om de blik te verruimen en om de 'islam en het religieus extremisme de onredelijk zware bewijslast van de rug te nemen.' Het helpt ook om het comfort van het denken in tegenstellingen te overstijgen. De woede die nu overal woedt en losbarst, is meer dan we willen hopen, denken of geloven, een Europese erfenis.
Of, beter gezegd: van Europese ideeën die opborrelden in het kruitvat aan maatschappelijke fricties dat de 19de eeuw was. De vooruitgangsdroom en het pulserende optimisme van een wereldwijde vrije handel kwamen er steeds vaker in aanraking met de sputterende motor van sociale ontwikkeling. Wat goed was voor een kleine, gepriviligeerde groep bleek niet noodzakelijk heilzaam voor de rest van de samenleving. De priemende blik vooruit van zij die de luxe hadden zich los te kunnen rukken van de dagelijkse zorg om te overleven, riep een veelkoppige tegenbeweging op. Het socialisme, ja, maar evengoed het nihilisme, het anarchisme, het romantische nationalisme, het sociaal-darwinisme en nog een potpourri van -ismes. Er werd gefluisterd dat de revolutie nakend was. Een revolutie die maar beter de bestaande orde van de kaart kon vegen. Bloederig geweld viel daarbij niet volledig uit te sluiten.
Ook tijdens het laatste decennium van de 19de eeuw was Europa in de greep van terreur. De eerste fase van de globalisering was afgerond. Xenofobe Franse politici eisten protectionisme terwijl nihilisten en anarchisten bommen lieten ontploffen in cafés en theaterzalen waar het liefst van al zo veel mogelijk volk verzameld zat. Een man als de burger-anarchist Emile Henry leverde in 1894 grote krantenkoppen op toen hij een aanslag pleegde op het Gare Saint Lazare. Niemand dacht hem ooit te vergeten. Toch is dat wat er gebeurde. In 1893 slachtten boze Fransen tientallen Italiaanse gastarbeiders af; in de Verenigde Staten werden expliciet racistische wetten uitgevaardigd en werd de president William McKinley vermoord. Duitse en ook Italiaanse nationalisten riepen op tot een 'heilige oorlog' en jongemannen sloten zich aan bij iedere bevrijdingsoorlog die zich in die jaren aanbood. De Britse dichter Byron stierf in eigen ogen heroïsch op het slagveld in Griekenland, anderen trokken naar Latijns-Amerika om daar de heersende orde te doorbreken.
'Zowel toen als nu', aldus Pankaj Mishra, 'was het gevoel door een arrogante, leugenachtige elite te worden vernederd wijdverbreid en liep het door alle nationale, religieuze en raciale scheidslijnen heen.' Vooral jonge mannen bleken vatbaar voor gewelddadige en extremistische wraakfantasieën. De zonen van de verlichting struikelden in het dagelijkse leven al te vaak over de losliggende kabels van het mooie ideaal dat iedereen vrij, gelijk en in broederschap kon, zou en moest samenleven. Het leven was schoon voor zij die het zich konden veroorloven en permitteren, zij die altijd al in de cirkels van de macht hadden geposeerd. De realiteit van de massamens was een vat vol ontgoocheling. De steden waar arme, grondloze boeren samentroepten, boden voor wie zich machteloos voelde, weinig dat leek op een verheffende droom. De belofte van een betere wereld werd aan diggelen geslagen. 'De intellectuele voorvaderen van de moslimextremist kwamen uit het moderne westen, van Hongarije tot de Verenigde Staten', schrijft Pankaj Mishra. Rousseau legde de basis voor het romantische anti-verlichtingsdenken. Hij 'hekelde de moderne, commerciële samenleving'; Johann Gottfried Herder goot er een nationalistische saus over; Michaïl Bakoenin zorgde voor revolutionaire peper - 'de revolutionair heeft meer één doel: (de wereld) te vernietigen' - en de Italiaanse futuristen deinsden niet terug voor zinnelijke verheerlijking van bloedvergieten en geweld.
De ideeëngeschiedenis die Pankaj Mishra beschrijft, schiet te veel kanten tegelijk op om altijd overzichtelijk te blijven, maar hij legt wel boeiende en verrassende connecties bloot. Zo waren de dichter en voorstander van de 'zuivere' islam Mohammed Iqbal, de exponent van de 'nieuwe Jood' Martin Buber en de voorvechter van 'een nieuw leven' in China, Lu Xun allemaal aanhangers van Nietzsche en zijn 'nieuwe mens'; Herzl schreef De Jodenstaat in 1895 onder invloed van Wagner, een van de grootste anti-semieten uit zijn tijd en Rashid Rida, de vader van het moderne islamitische fundamentalisme spoorde drie jaar later medegelovigen ertoe aan kennis te nemen van de wederopstanding van de Joodse gemeenschap.
Alles liep door elkaar, iedereen leende van elkaar, deed aan 'Darwinistische milicry', allemaal zetten ze zich af tegen de zwakte van de politiek. Het is tegenwoordig niet anders. Want, zo noteert Pankaj Mishra, wat te denken van een Duitse jongen van 18 met Iraanse roots die zich laat inspireren door de moorddadige raid van de Noorse blanke superioriteitsdenker Anders Breivik en op een zomeravond in 2016 leeftijdsgenoten in een McDonald's in München neerknalt? Wie zich vastklampt aan religie als enige mogelijke verklaring voor deze onmenselijke vormen van geweld, lijdt aan intellectuele bijziendheid.
Het boeiende aan de geschiedenis is niet dat ze zich herhaalt, dat doet ze nooit, wel dat ze zich voor wie goed kijkt vaker dan gedacht in de staart bijt. Zo is het een van die historische toevalligheden dat de onbedoelde grondlegger van de blanke eenzame wolven en die van de moderne moslimextremist elkaar begin jaren 1990 ontmoetten in een extra beveiligde gevangenis in Colorado. Timothy McVeigh wachtte er op de uitvoering van zijn doodstraf nadat hij een bom had laten ontploffen voor een overheidsgebouw in Oklahoma City. Ramzi Ahmed Youssef had in 1993 een eerste, deels mislukte aanslag op het World Trade Center in New York beraamd. Beiden hadden begrip voor elkaar. Beiden begrepen elkaar beter dan verwacht. Beiden verantwoordden met opvallend gelijke bewoordingen hun daden. Beiden voelden zich verstoten, ontheemd, ontmannelijkt. Beiden richtten zich tegen een 'barbaarse overheid' die haar eigen bevolking laat wegkwijnen, die een dubbele moraal hanteert. Toen McVeigh zichzelf omschreef als iemand die de mensheid redt van een hooghartige, wrede overheid, kon Youssef het daar enkel mee eens zijn.
Het gevaar met historische parallellen is dat ze soms bedrieglijk duidelijk lijken. Het is altijd een interpretatie na de feiten. Maar waar Pankaj Mishra ook op wijst, is dat de geschiedenis geen voorspellend karakter heeft, dat geschiedenis nooit onvermijdelijk is en dat niets wat ooit gebeurd is ook moest gebeuren. De verlichting is niet voorspeld; de relatieve rust na 1945 stond niet in de sterren geschreven; de gruwel van twee Wereldoorlogen was niet zomaar een uitzondering. Het na 1989 als onfeilbaar beoordeelde recept van vrije markt en kapitalisme leidt niet per definitie tot meer democratie, mensenrechten en gelijkheid. Op dit moment botst het beproefde brouwsel vooral op muren en grenzen. Sociaal en ecologisch.
SMERIG COMPROMIS
Ook dat is de ingebouwde paradox van de verlichting. Het is de paradox die historicus Philipp Blom ontrafelt in het onlangs verschenen De opstand van de natuur. Hij schuift een vaak genegeerde, maar niet verwaarloosbare laag over de menselijke geschiedenis: die van het klimaat. Dat wij er technisch, wetenschappelijk, sociaal en qua voeding zo op vooruit zijn kunnen gaan dat statistieken ons een lang leven beloven, heeft veel met ons vernuft te maken, maar ook met de gunstige klimaatomstandigheden waarvan we op aarde sinds de laatste, echte ijstijden genieten. Toch heeft de menselijke geschiedenis ook klimatologische uitzonderingstoestanden gekend. Zo zakten de temperaturen tussen 1570 en 1700 dieper onder nul dan normaal. De wereld was in de greep van een kleine ijstijd. Oogsten mislukten, de groeitijd werd met zes weken ingekort en een maatschappij die gebaseerd was op een door God bepaalde orde, op zelfvoorzienende landbouw en op minimale handel werd gedwongen zich grondig en diepgaand te veranderen. Gelukkig was er een wijde wereld beschikbaar om te veroveren en mee in het bad van de wereldhandel te trekken. Deze gedocumenteerde klimaatverandering betekende de opmaat naar de verlichting, waarin de rationele mens in het Westen de grillige God als centrum van al het handelen verdrong.
Intellectueel, maar ook economisch zijn we allemaal erfgenamen van de verlichting. 'Maar', zo schrijft Philipp Blom, 'Ook van hun smerige compromissen.' Het voorbeeld van Voltaire is het meest sprekend voor dat smerige compromis. De man die de broederschap en de gelijkheid bezong, draaide er zijn hand niet voor om te investeren in suikerrietplantages die floreerden op de rug van slaven. 'Als ontwikkelde man hoefde hij niet te geloven in de sprookjes van de Kerk, maar hij wilde wel dat het gewone volk dat bleef doen.' Voltaire schuurde liever tegen de mensen met invloed aan dan zich te bekommeren om het 'canaille.' Maar ook economisch oogt de erfenis van de verlichting op papier mooier dan in werkelijkheid. 'De welvaart ervan is gebaseerd op een andere erfenis uit de 17de eeuw: groei die op uitbuiting berust, op een uitbuiting die nooit in harmonie te brengen valt met de aanspraken van de verlichting.'
Met andere woorden: het antwoord dat we vierhonderd jaar geleden ontwikkelden op een grondige klimaatverandering, kunnen we niet zo maar herhalen. Precies omdat het antwoord van toen een van de oorzaken is van de huidige klimaatopwarming. 'Groei door uitbuiting, het antwoord op de laatste klimaatcrisis in onze samenlevingen is een existentiële bedreiging geworden.' Ook omdat net dat systeem de globale woede die Pankaj Mishra beschrijft meer opstookt dan afkoelt.
Tine Hens
Freelancejournaliste en auteur van Het klein verzet
Samenleving & Politiek, Jaargang 24, 2017, nr. 6 (juni), pagina 70 tot 75
Abonneer je op Samenleving & Politiek
Het magazine verschijnt 10 keer per jaar; niet in juli en augustus.
Proefnummer? Factuur? Contacteer ons via
info@sampol.be
of op 09 267 35 31.
Het abonnementsgeld gaat jaarlijks automatisch van je rekening. Het abonnement kan je op elk moment opzeggen. Lees de
Algemene voorwaarden.
Je betaalt liever via overschrijving?
Abonneren kan ook uit het buitenland.
*Ontdek onze SamPol draagtas.