Ik kan alleen maar hopen dat het boek van Ludo Abicht een pak vooroordelen over anarchisme uit de wereld kan helpen.
Anarchisme
Het nieuwe boek van Ludo Abicht komt in een periode waarin de partijstructuren en de verkaveling van het politieke landschap in een toenemende sfeer van polarisering misschien wel voor een diepgaande verandering staan. Overal wordt geschreven en betoogd dat de traditionele aanpak via partijen, die meer en meer verkiezingsmachines en belangengroepen werden, niet meer vanzelfsprekend erkend worden als representanten in een democratisch bestel. Onherroepelijk klinkt hierbij de echo van de vroeger herhaaldelijk verdoemde en vaak ook fysiek bekampte anarchisten. Abicht analyseert de anarchistische stroming vanaf de 19e eeuw met verwijzingen naar enkele pioniers uit vroegere periodes, zoals de merkwaardig visionaire filosoof Spinoza.
Hét anarchisme bestaat echter niet, stelt Abicht. Je hebt vele denkers en activisten, die in hun klemtonen sterk verschillen. De eerste politiek actieve denkers associëren we nog steeds met progressief, vrijheidsgericht en met een sterke klemtoon ook op gelijkheid tussen mensen. Stirner, de filosoof van het 'onvrijwillig egoïsme', wordt in de geschiedenis als eerste meer systematische denker genoemd. Vanaf dan volgen echter ook denkers-activisten, die belangwekkende initiatieven nemen om gelijkheid en vrijheid samen vorm te geven. Proudhon ligt aan de basis van denken en experimenteren met sociale zekerheid, en formuleert scherpe kritiek op het staatsdenken dat in die tijd door kapitalisten als exclusieve vorm voor gemeenschapsvorming werd gepromoot, en de jonge natiestaten in herhaalde uitputtende oorlogen dreef. Bakoenin zoekt dan als atheïst heel bewust naar andere dan religieuze (en vaag religieus-nationalistische) gronden en brengt de eerste voorstellen voor vrije federaties, van onderuit opgezet en horizontaal werkend. Rond deze niet-staatse en uiteraard niet-theocratische vormen van zelfgekozen, egalitaire samenwerkingsverbanden – de federaties en federaties van federaties – draaien verschillende anarchistische politieke ideeën en praktijkvoorstellen sindsdien. Dit maakt het meteen ook mogelijk om een zeer succesvolle en nog steeds sterke tak van het anarchisme vandaag in zijn wortels aan te wijzen: het anarcho-syndicalisme.
De dramatische, en voor links zelfs tragische, conflicten zoals de Spaanse Burgeroorlog worden door de auteur genuanceerd.
De verdere geschiedenis van anarchistisch denken en ageren, is er een van steeds vallen en weer opstaan. De dramatische, en voor links zelfs tragische, conflicten zoals de Spaanse Burgeroorlog worden door de auteur genuanceerd en goed onderbouwd weergegeven. Herhaaldelijk worden anarchisten door rechtse regimes en legers (zoals die van Franco), maar evenzeer door de centralistisch werkende communisten bedrogen en zelfs vermoord. Met name in de Spaanse Burgeroorlog kan men gewagen van elkaar versterkende eliminaties van anarchistische groepen (uit de hele wereld zelfs) door de rechtse Francisten en door de Moskou-gezinde communisten.
In een kleine uitweiding (hoofdstuk 3) belicht Abicht weinig vermelde en 'onverwachte bouwstenen' voor anarchisme in de weerbarstige en deels anti-systemische Joodse mystiek. Die gaat uiteraard verder terug in de tijd maar is aantoonbaar van invloed geweest, al was het maar door de afkomst en opvoedingscontext van vele actieve en creatieve anarchistische denkers en activisten. Daarnaast zijn vroege (17e eeuw) Engelse reacties tegen de anti-sociale omheinings- en dus ook broodrovende grondpolitiek van Engelse grootgrondbezitters een rechtstreekse bron voor ideeën van anarchisten tot vandaag (bijvoorbeeld Bookchin).
Uit de 20e eeuw bespreekt de auteur de pedagogische voorstellen van befaamde anarchisten, die tot vandaag invloed hebben op de opvoeding van verantwoordelijke, vrije en sociale burgers (in plaats van enkel bruikbare arbeidsinstrumenten): Russell, P. Goodman, Illich en Freire zijn de meeste bekende uit die eeuw, maar Chomsky sluit terecht deze belangrijke lijn van opvoedkundige denkers en doeners af.
Vandaag dan, in de turbulente en gemondialiseerde wereld waarin we na de Val van de Muur en de implosie van de Sovjet Unie ontwaakten, zien we vooral het zogenaamde sociaalanarchisme. Abicht onderscheidt dit van de vorige invullingen doordat consequent een veel meer inclusieve optiek teruggevonden wordt bij anarchisten, die de druk op een nog sterk exclusief socio-economische visie van de oude en nieuwe politieke partijen verhoogt: anarchisme staat nu voor een diepe versmelting van verschillende progressieve visies op mens en maatschappij, gaande van gender-inclusiviteit, over dekolonisering, via economische tot ecologische alternatieven. Hier worden in het bijzonder twee figuren uitgebreid besproken: Bookchin en nog recenter de economische antropoloog Graeber.
Met Bookchin wordt op nogal stormachtige manier de ecologisch thematiek geïntegreerd. Voor de activist legt Bookchin echter vooral de klemtoon op een nauwe en eerlijke band tussen ideologische standpuntname en activistische praktijk. Zo trekt hij fel van leer tegen de zogenaamde 'lifestyle anarchisten', dat wil zeggen de 'bobo's' (bourgeois-bohémiens) die in de week braaf hun ambtenarentaak uitvoeren en zo de kapitalistische orde in feite in stand houden of versterken, maar in hun vrije tijd wel wat alternatief willen zijn. Met name de 'deep ecology' beweging kan hierbij niet op genade rekenen.
Graeber bepleit dat anarchisten alle geweld moeten afzweren.
Graeber wordt dan weer heel uitgebreid voorgesteld door Abicht. Hij is een Amerikaan van de nieuwste lichting (en stierf onlangs, amper 60 jaar) die steeds zijn academisch werk heel nauw verbond met zijn anarchistisch activisme. Graeber gaat ervan uit dat niet 'het systeem' als zodanig moet worden geviseerd, maar wel de onvermijdelijke barsten en zwakke punten ervan. Dat gaat van de schuldeconomie waarin mensen vandaag gevangen worden, over de dwang om ook en veel zinloze jobs of afstompende en betekenisloze taken te moeten uitvoeren (de zogenaamde 'bullshit jobs'), tot aanwijzingen van mogelijkheden voor dagelijks verzet. Graeber bepleit dat anarchisten alle geweld moeten afzweren en dat ze de idee om een voorhoede te kunnen zijn voor sociale emancipatie (dat bijvoorbeeld zo sterk drijvend werkt bij trotskisten) heel zelfkritisch moeten verlaten. Daar staat dan tegenover dat de klemtoon komt te liggen op horizontaliteit, naast het afbreken van verticale of leidersstructuren, in een dagelijkse praktijk. De Occupybeweging is een typisch voorbeeld van een dergelijke anarchistische praktijk: ze laat taakdefinitie, werkvorm en keuze van prioriteiten echt horizontaal verlopen door met allen te praten en naar allen te luisteren. Daarbij worden nieuwe discussievormen uitgeprobeerd zoals de succesvolle 'menselijke telefoon': geen grote speeches met megafoon door een 'leider', maar boodschappen door mensen, die na elke paar zinnen worden 'doorgezegd' om zo de hele aanwezige massa te berichten, met uiteraard commentaren gaandeweg. Dat werkt creatief en horizontaal, en verhindert dat 'leiders' autoritair het woord monopoliseren, blijkt uit de praktijk.
Dergelijke actievormen lopen parallel met of triggeren soms ook het ontstaan of herboren worden van oude en nieuwe horizontale productie en bestuursvormen, zoals we die nu wereldwijd in snel groeiende versies zien opkomen: de commons. Abicht besluit zijn boek met een indringende voorstelling van talrijke types van commons, als evenzovele vormgevingen van anarchistische maatschappelijke en economische praktijk.
Het boek is door de uitgebreide behandeling van de nieuwe commons een bijzonder positief boek.
Het boek is een sterk overzicht en, door de uitgebreide behandeling van de nieuwe commons uit diverse hoeken van de wereld, een bijzonder positief boek. Het geeft een genuanceerd beeld van anarchisme en lukt er ook in om de hedendaagse ontwikkeling van commons als reële, zeer beloftevolle realisaties van tegelijk economische en politieke autonomie aan te wijzen. Ik kan alleen maar hopen dat het boek een pak vooroordelen over anarchisme uit de wereld kan helpen, en ook dat het kan aanzetten tot meer en ook actieve interesse in de niet- of misschien wel postkapitalistische manieren van overleven en maatschappelijk organiseren die commons als belofte inhouden.
Rik Pinxten
Samenleving & Politiek, Jaargang 28, 2021, nr. 9 (november), pagina 69 tot 72
Abonneer je op Samenleving & Politiek
Het magazine verschijnt 10 keer per jaar; niet in juli en augustus.
Proefnummer? Factuur? Contacteer ons via
info@sampol.be
of op 09 267 35 31.
Het abonnementsgeld gaat jaarlijks automatisch van je rekening. Het abonnement kan je op elk moment opzeggen. Lees de
Algemene voorwaarden.
Je betaalt liever via overschrijving?
Abonneren kan ook uit het buitenland.
*Ontdek onze SamPol draagtas.