Hogere pensioenen voor zelfstandigen kunnen niet exclusief van de algemene solidariteit komen, meer solidariteit van en onder zelfstandigen is broodnodig.
Naast de boodschap telt ook de boodschapper. Zo weet elke communicatiedeskundige. Ik werk als adviseur op de studiedienst van het ABVV. Wie me daarom over dit onderwerp diskwalificeert als credibele bron, stopt beter met lezen.
Leest u verder? Goed zo. De lage pensioenen van zelfstandigen, het is een onderwerp waar mijn handen al even over jeuken. Ik ken de problematiek maar al te goed. Mijn moeder baatte jarenlang een kledingwinkel uit en is zowat de vleesgeworden 'kleine zelfstandige' waar mening Vlaming mee sympathiseert. De wettelijke pensioenen van zelfstandigen zijn te laag, daarover geen discussie. Hogere pensioenen vergen evenwel meer solidariteit van en onder zelfstandigen. De recente afschaffing van de zogenaamde 'correctiecoëfficiënt' – zonder hogere bijdrage – tart zowat elke logica. Geef me een duizendtal woorden om u daarvan te overtuigen.
De recente afschaffing van de correctiecoëfficiënt – zonder hogere bijdrage – tart zowat elke logica.
Op het eerste gezicht lijkt een evidentie: hogere pensioenen voor zelfstandigen. De modale zelfstandige geraakt aan amper 935 euro pensioen (bron: Pensionstat.be). Voor vrouwen zakt dat gemiddeld tot een armtierige 498 euro. Dat is voor alle duidelijkheid bruto. Het zijn bedragen ver onder de Europese armoedegrens. Tijdens toogdiscussies zijn de ambtenaren steevast het kop-van-jut, terwijl de hardwerkende zelfstandige op algemene instemming kan rekenen. Toch spreken de cijfers niet voor zich. Maak kennis met de drie verklaringen achter de lage wettelijke pensioenen van zelfstandigen.
Om te beginnen, weerspiegelen de lage pensioenen de lage sociale bijdragen. De doorsnee zelfstandige draagt minder af aan de sociale zekerheid dan de doorsnee werknemer. Van het totale loon van loontrekkenden gaat zowat 38% naar de socialezekerheidskas (13,07% van de werknemer zelf en 25% van zijn/haar werkgever). Zelfstandigen daarentegen betalen 20,50% sociale bijdragen op een eerste schijf beroepsinkomsten, 14,16% op een tweede schijf en boven de 93.281 euro helemaal niets. Terwijl sociale bijdragen de sociale zekerheid van werknemers voor zowat 70% financieren, bedraagt dat percentage bij de zelfstandigen amper 60%. In het coronajaar 2020 (akkoord, een uitzonderlijk jaar) dekten de sociale bijdragen amper 40% van de uitgaven in de sociale zekerheid van de zelfstandigen.
Ten tweede zijn de lage wettelijke pensioenen het spiegelbeeld van de lage beroepsinkomsten die ze aangeven. De sociale bijdragen worden geïnd op het netto beroepsinkomsten, dus na aftrek van allerlei kosten. Denk aan een wagen, IT-tools of kosten verbonden aan de werkplek. Boekhouders raden hun klanten steevast om zo veel mogelijk kosten te maken, noodzakelijk of niet. Het statuut laat heel wat fiscal engineering toe.
Een derde verklaring hangt samen met de voorgaande: de volledig fiscaal aftrekbare 'tweede' pensioenenpijlers voor zelfstandigen. Veel zelfstandigen gaan ervan uit dat ze later het minimumpensioen ontvangen en zetten massaal in op één of meerdere tweede pijlers. Het vrij aanvullend pensioen voor zelfstandigen (VAPZ) valt daarbij te combineren met een aanvullend pensioen als zelfstandige bedrijfsleider. Zowat elke bijdrage aan die stelsels is fiscaal aftrekbaar, verlaagt het netto beroepsinkomen en dus ook het wettelijk pensioenen. De eerste en de tweede pensioenpijler lijken in deze communicerende vaten.
Die aanvullende pensioenen nuanceren bovendien sterk de lage pensioenen van zelfstandigen. De gemiddelde pensioenreserve in de tweede pijler bedroeg op 1 januari 2020 56.624 euro (cijfer Sigedis), ruim het drievoud van het gemiddelde bij werknemers. Wie de eerste en de tweede pensioenpijler in rekening brengt, komt tot verrassende conclusies. Het Kenniscentrum Pensioenen stelde in 2017 vast dat voor mannelijke zelfstandigen de bruto vervangingsratio, dat is de verhouding van het pensioen tot het laatste inkomen, hoger ligt dan voor mannelijke werknemers (65% versus 51%). Let wel, de vervangingsratio is naast de teller (pensioenbedrag) ook afhankelijk van de noemer (aangegeven beroepsinkomen). Het is in theorie perfect mogelijk dat een lager gemiddeld bedrag overeenkomt met een hogere vervangingsratio. De expertencommissie pensioenhervorming stelt in haar rapport uit 2014 dat: 'In verhouding tot de fiscaal aangegeven inkomens zijn de individuele vervangingsratio's voor zelfstandigen hoog, wat niet wegneemt dat het absolute niveau van zelfstandigenpensioenen laag is'. (p. 21)
De aanvullende pensioenen nuanceren sterk de lage pensioenen van zelfstandigen.
Los van alle bovenstaande nuances, was er de afgelopen decennia een brede politieke consensus om de pensioenen van zelfstandigen op te krikken. Bij voorkeur vanuit de algemene solidariteit. Laat ik enkele recente voorbeelden aanhalen.
Allereerst genieten veel zelfstandigen van de verhoging van het minimumpensioen tot 1.500 euro netto. Bijna drie vierde van de zelfstandigen ontvangt een minimumpensioen, bij de werknemers is zowat één op vijf. Noch voor de zelfstandigen noch voor de werknemers ging dat gepaard met hogere sociale bijdragen.
Hogere minima via de algemene solidariteit vallen perfect te rechtvaardigen. De afschaffing van de 'correctiecoëfficiënt' is een ander paar mouwen. Die leidt immers tot een forse verhoging van het wettelijk pensioen voor alle zelfstandigen, voor alle duidelijk zonder hogere bijdrage. Tijd voor de broodnodige ondertiteling. Voor loopbanen voor 1984 krijgen zelfstandigen een forfaitair pensioen: een vast bedrag per gewerkt jaar. Sinds 1984 hangen de pensioenen af van het eerder genoten beroepsinkomen. De ingevoerde pensioenformule was dezelfde als voor werknemers, met één grote uitzondering: de beruchte 'correctiecoëfficiënt'. Die corrigeerde het pensioenbedrag voor de lagere sociale bijdrage die zelfstandigen betalen. In 2020 bouwden zelfstandigen zo pensioenrechten op op basis van 69% van het aangegeven beroepsinkomen. De federale regering besliste evenwel om die coëfficiënten af te schaffen vanaf het loopbaanjaar 2021. De berekening gebeurt voortaan op basis van 100% van het beroepsinkomen, een stijging met maar liefst 45%. 'Dit is een ronduit historisch moment. Een mijlpaal!', stelde Danny Van Assche van UNIZO. Zonder hogere bijdrage valt die algemene pensioenverhoging evenwel moeilijk uit te leggen. Professor Ria Janvier noemde de afschaffing droogjes een 'een aanfluiting van de solidariteit'.
Het maximumpensioen zal in de toekomst hoger liggen voor zelfstandigen dan voor werknemers.
De afschaffing van de correctiecoëfficiënt roept bovendien nieuwe anomalieën in het leven. Zowel voor werknemers als zelfstandigen zijn de pensioenrechten geplafonneerd. Boven een bepaald inkomensniveau stijgt het wettelijk pensioen niet meer, of je nu sociale bijdrage betaalt of niet. Slechts enkelingen weten dat het berekeningsplafond voor zelfstandigen (lichtjes) hoger ligt dan voor werknemers. Nu de pensioenen op identieke wijze berekend worden, zal het maximumpensioen in de toekomst hoger zijn voor zelfstandigen dan voor werknemers. Het is een beetje de wereld op haar kop. Voor een zelfstandige met een beroepsinkomen rond het berekeningsplafond is de impact van de afschaffing van de correctiecoëfficiënt enorm. Volgens berekeningen van de Federale Pensioendienst kan zijn/haar pensioen in uitzonderlijke gevallen met meer dan duizend euro stijgen.
Laat ik even elke twijfel wegnemen. Hogere wettelijke pensioenen voor zelfstandigen zijn een must. Bedragen van 935 euro (bruto!) zijn maatschappelijk onaanvaardbaar. Voor de spreekwoordelijke 'kleine zelfstandige' is er een reëel armoederisico na pensionering. Welk punt wil ik dan wel maken? Hogere pensioenen kunnen niet exclusief van de algemene solidariteit komen, meer solidariteit van en onder zelfstandigen is broodnodig. Forse verbeteringen van het statuut gaan best hand in hand met een – gemiddeld gesproken – verhoging van de sociale bijdragen. Daarnaast moet de solidariteit onder zelfstandigen aangescherpt worden. Het statuut lijkt op maat van de goed boerende middenstander. De ultieme illustratie zijn de tarieven van de sociale bijdragen: hoe hoger het beroepsinkomen, hoe lager het percentage. Willen we de kleine zelfstandige echt helpen, dan moeten we dit politiek taboe durven aankaarten.
Abonneer je op Samenleving & Politiek
Het magazine verschijnt 10 keer per jaar; niet in juli en augustus.
Proefnummer? Factuur? Contacteer ons via
info@sampol.be
of op 09 267 35 31.
Het abonnementsgeld gaat jaarlijks automatisch van je rekening. Het abonnement kan je op elk moment opzeggen. Lees de
Algemene voorwaarden.
Je betaalt liever via overschrijving?
Abonneren kan ook uit het buitenland.
*Ontdek onze SamPol draagtas.