Abonneer Log in

Drietrapsraket voor een sociaal klimaatbeleid

  • Wim Van Lancker - Professor sociaal werk en sociaal beleid, Centrum voor Sociologische Onderzoek, KU Leuven
  • Adeline Otto - Postdoctoraal onderzoeker bij het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek Vlaanderen, verbonden aan het Centrum voor Sociologisch Onderzoek, KU Leuven

Samenleving & Politiek, Jaargang 29, 2022, nr. 5 (mei), pagina 4 tot 13

De zoektocht naar een gedeeld belang bij een sociaal beleid en een klimaatbeleid, is dé uitdaging waar we vandaag voor staan.

Klimaatbeleid, sociaal beleid en hoe die op elkaar inspelen zijn niet louter wetenschappelijke kwesties, maar eerst en vooral politiek keuzes. Maar het moeten keuzes zijn die voldoende steun krijgen van iedereen, van klimaatactivist tot geel hesje, die als rechtvaardig gepercipieerd worden, die effectief zijn om de uitstoot te verminderen, en die haalbaar zijn.

We stellen in dit stuk drie leidende principes voor waarbinnen de nodige beleidsmaatregelen kunnen worden genomen, en we geven daarbij enkele concrete voorbeelden. Een drietrapsraket zo je wil. Eentje die de planeet niet naar de maan helpt à la Bezos of Branson, maar een raket die ons dichter brengt bij waar we moeten zijn. Een leefbare planeet.

PRINCIPE 1: BELAST KLIMAATSCHADELIJK GEDRAG OP EEN RECHTVAARDIGE MANIER

De verantwoordelijkheid voor de klimaatverandering is niet gelijk verdeeld. De levensstijl en het consumptiepatroon van de hoogste inkomensgroepen, zowel globaal als binnen landen als België, zijn een belangrijke bron van broeikasgassen in de atmosfeer. Wat is de meest effectieve manier om klimaatschadelijk gedrag te veranderen? Een klimaattaks of koolstofbelasting die hoog genoeg is. En daar zijn in België nog heel wat mogelijkheden. In vergelijking met andere Europese landen worden klimaattaksen in België maar met mondjesmaat ingezet. Vooral de energiebelastingen zijn beperkt, met de laagste opbrengsten uit energiebelastingen van alle EU-lidstaten.1

Het probleem is dat de lagere inkomensgroepen het grootste slachtoffer van een klimaattaks zijn omdat zij hun gedrag vaak niet kunnen aanpassen. De Wet van Engel leert ons immers dat de laagste inkomensgroepen een zeer groot aandeel van hun beschikbaar inkomen spenderen aan wonen, verwarmen en eten. Die activiteiten 'plat' belasten komt overeen met een onevenredige daling van hun levensstandaard. Zeker omdat de alternatieven die beschikbaar zijn, om een overstap van fossiele brandstoffen naar klimaatvriendelijke alternatieven waar te maken, niet haalbaar zijn. Subsidies krijg je maar als je eerst zelf het geld hebt opgehoest. Ondanks de batterij aan bestaande subsidies in België toont recent onderzoek dat het alleen de huiseigenaars in de hogere inkomensklassen zijn die zich een renovatie kunnen permitteren die hun energiekosten substantieel zou doen dalen.2 In Vlaanderen vloeit zelfs 58% van het totale bedrag aan fiscale premies en subsidies voor energiebesparende maatregelen naar de gezinnen met de allerhoogste inkomens.3

In ieder geval, een klimaattaks of koolstofbelasting kan niet zomaar blind opgelegd worden voor die uitgavencategorieën die de laagste inkomens het hardst raken, wonen, verwarmen en eten in het bijzonder. Maar het ligt anders bij hoe we ons verplaatsen. Hoewel de laagste inkomensgroepen met de meest vervuilende wagens rondrijden, vaak oude dieselwagens, is het bezit van wagens zeer ongelijk verdeeld.4 Autobezit neemt sterk toe naarmate het gezinsinkomen toeneemt, net zoals de gemiddelde uitgaven voor vervoer. De meeste hogere inkomensgroepen zijn tweeverdieners met twee of meer gezinswagens, de meeste mensen die in armoede leven hebben helemaal geen wagen en nemen het openbaar vervoer voor hun verplaatsingen. Vliegen is nog schever verdeeld. Dat is, kort samengevat, een hobby van de hogere inkomens. Het is dan ook een no-brainer om de koolstofuitstoot die gepaard gaat met vliegen te belasten. Die maatregel is gericht op een activiteit met een belangrijke uitstoot van broeikasgassen en rechtvaardig omdat hij zeer duidelijk de verantwoordelijken treft. De denktank Bruegel berekende dat een koolstofbelasting op vliegverkeer zowat de enige klimaatmaatregel is die geen negatief effect zou hebben op de laagste inkomensgroepen.5 Een koolstofbelasting op vliegtuigreizen werd jarenlang geblokkeerd door lobby's; tijd om daar komaf mee te maken.

Een belasting op brandstoffen voor de wagen hoort ook in dat rijtje thuis, al was het de aanleiding waarom de gele hesjes in Frankrijk op straat kwamen. Hoewel autoverplaatsingen zeer ongelijk verdeeld zijn en het voornamelijk de hogere inkomensgroepen zijn die meer en langere verplaatsingen doen met de wagen, komt zo'n belasting zwaar aan voor mensen die hun (oude) wagen nodig hebben om van en naar het werk te gaan. En rechtvaardige belasting op autobrandstoffen zou die mensen daarom met flankerende maatregelen moeten compenseren. Dat kan door investeringen in openbaar vervoer, of door meer te geven aan wie meer nodig heeft via inkomensondersteunende maatregelen (ons tweede principe verderop). Een ander voorbeeld zijn de zogenaamde lage-emissiezones of LEZ-zones die in heel wat Europese steden zijn ingevoerd. Ook zij roepen heel wat weerstand op bij de gele hesjes, maar dienen een duidelijk doel dat beter gecommuniceerd moet worden: schonere lucht door het ontraden van autoverkeer door (voornamelijk) oude dieselwagens uit de stad te bannen. Aangezien het veelal gaat om stedelijke wijken waar een groter aandeel van mensen met een laag inkomen woont en waar de luchtkwaliteit ondermaats is, profiteren zij maximaal van dat positieve effect.6

Ook hier hangt alles af van de gepercipieerde rechtvaardigheid en de mogelijkheid om op alternatieven over te schakelen. Welke wagens mogen binnen en welke niet? Als alleen oude maar kleine dieselwagens worden gebannen terwijl grote, zware SUVs wel de stad mogen binnenrijden, dan wringt dat begrijpelijk. In steden als Gent en Brussel werd bij de invoering van een LEZ-zone een slooppremie geïntroduceerd om gezinnen de mogelijkheid te geven om hun oude dieselwagen te vervangen. Maar daarmee verleg je natuurlijk alleen maar het probleem naar de toekomst. Een LEZ-zone moet in de eerste plaats samengaan met forse investeringen in kwaliteitsvol en betrouwbaar openbaar vervoer. Om zo mensen echte alternatieven te geven. Als een LEZ dan leidt tot schonere lucht, dan zal dat alleen maar het draagvlak vergroten. Een LEZ-zone in combinatie met goed uitgebouwd openbaar vervoer is een voorbeeld van een structurele beleidsingreep: het leidt tot een gedragsverandering die zowel het klimaat ten goede komt als haalbaar is voor de laagste inkomens. Ook dat zijn duidelijke keuzes die gemaakt moeten worden.

PRINCIPE 2: GEEF MEER AAN WIE HET MEER NODIG HEEFT

De Belgische welvaartsstaat kraakt, het vangnet rafelt. De kloof tussen de tribunes is in de voorbije jaren niet gedicht, integendeel. De mensen met de laagste inkomens en de lage middenklassers, de gele hesjes, worden geconfronteerd met een groeiende onzekerheid, een arbeidsmarkt die meer van hen vergt, en een minder goede bescherming tegen inkomensverlies. De welvaartsstaat is in toenemende mate gaan werken om het tweeverdienerschap te ondersteunen, maar beschermt terzelfder tijd minder goed tegen armoede. De sociale uitgaven zijn in de voorbije dertig jaar in toenemende mate terechtgekomen bij de midden- en hogere inkomensgroepen, een opvallende parallel met het klimaatbeleid. Het armoederisico wordt daardoor minder sterk gereduceerd dan vroeger.7

Net zoals bij het klimaatbeleid wordt ook het sociaal beleid geplaagd door mattheuseffecten. En dat is een probleem, want om ervoor te zorgen dat iedereen kan meesurfen op een golf van klimaatenthousiasme, mogen de inkomensverschillen niet te groot zijn. Hoe kleiner de groep van mensen die in financiële onzekerheid leeft, hoe makkelijker het ook wordt om een effectief klimaatbeleid te voeren. Een klimaattaks is maar regressief omdat de onderliggende ongelijkheden zo uitgesproken zijn. En dus is de boodschap duidelijk: een goed klimaatbeleid vergt een stevig sociaal vangnet.

De uitgaven voor cash ondersteuning moeten selectiever worden.

Wat te doen? Ten eerste moeten de uitgaven voor cash ondersteuning selectiever worden. Ze moeten opnieuw meer ten goede komen aan de laagste inkomensgroepen, in het bijzonder de mensen die weinig of geen inkomen (kunnen) verwerven op de arbeidsmarkt. Dat wil niet zeggen dat hogere inkomensgroepen daarom nooit nog aanspraak kunnen of mogen maken op inkomenstransfers van de overheid. Ook voor het sociaal beleid is het draagvlak cruciaal. Iedereen moet willen meedoen. Het principe van het progressief universalisme of 'selectiviteit binnen de universaliteit' kan hier inspirerend zijn. De kinderbijslag bijvoorbeeld is meer herverdelend als iedereen, elk kind ongeacht het gezinsinkomen, kinderbijslag krijgt, maar als daarbinnen meer wordt gegeven aan de kinderen die opgroeien in gezinnen met lage inkomens.8 De kinderbijslag is een belangrijk onderdeel van een stevig sociaal vangnet omdat het een zekere inkomensstabiliteit verzekert, en niet afhankelijk is van het al dan niet hebben van werk maar samenhangt met de kosten van kinderen.

Het is ook hier cruciaal om het draagvlak goed te onderhouden en zelfs te versterken. Om de uitgaven selectiever te maken, zal er terug meer aandacht moeten zijn voor afdoende inkomensbescherming voor wie niet werkt. Dat moet gebeuren zonder de normen van de wederkerigheid ('voor wat, hoort wat') al te veel te schenden. Het verhogen van de leeflonen tot boven de armoedegrens zou betekenen dat ze boven de minimumlonen komen te liggen. Dat wordt moeilijk aanvaard. Dat verklaart mee waarom het zo moeilijk is om de uitkeringen tot boven de armoedegrens te verhogen, een opeenvolgende belofte van regeringen van diverse pluimage. Beter is om de inkomensbescherming voor de laagste inkomens te verbeteren met instrumenten die veel minder de wederkerigheidsnormen schenden zoals de kinderbijslagen of huursubsidies. Of met gerichte kostencompenserende maatregelen zoals een uitgebreid sociaal tarief voor energie voor gezinnen met een laag inkomen zodat zij veel minder geconfronteerd worden met stijgende energieprijzen als gevolg van de transitie naar een koolstofarme samenleving. De opbrengsten van klimaatbelastingen kunnen daarvoor worden gebruikt. Dit soort van maatregelen houden de levensstandaard van kwetsbare gezinnen op peil, zet de sociale uitgaven meer in waar ze nodig zijn, en zou bijdragen aan een draagvlak voor een klimaatbelasting.9

Ten tweede worden de mattheuseffecten in de sociale uitgaven voor inkomenstransfers mee verklaard door de veranderende aard van de uitgaven. België heeft, net zoals de meeste andere welvaartsstaten, in toenemende mate ingezet op een activerend arbeidsmarktbeleid. Omdat werkenden per definitie een hogere positie in de inkomensverdeling bezetten dan niet-werkenden (de vermogenden niet te na gesproken), vloeien uitgaven die tweeverdienerschap ondersteunen, zoals ouderschapsverlof, loopbaanonderbreking of tijdskrediet, vooral naar die groepen. Bovendien profiteren niet alle werkenden mee, ook werkenden met een laag arbeidsinkomen maken zelden ten volle gebruik van verlofregelingen allerhande. Gele hesjes maken zelden gebruik van tijdskrediet. De oplossing voor deze mattheuseffecten is dan uiteraard niet om die uitgaven te schrappen voor de midden- en hogere inkomens. De vaststelling noopt ons wel om na te denken hoe het beter kan. Mensen met onvolledige loopbanen bouwen niet altijd genoeg rechten op om bijvoorbeeld tijdskrediet te kunnen opnemen, en wie wel dat recht heeft, doet het vaak niet omdat de vergoeding te laag is. Dat zijn aspecten van het beleidsontwerp die aangepast kunnen worden. De olifant in de kamer is echter tewerkstelling. België kent een groot aandeel baanloze gezinnen en zolang daar geen verandering in komt, zullen de uitgaven die tewerkstelling faciliteren, gekenmerkt worden door mattheuseffecten. Dat is geen makkelijke opdracht. De tewerkstellingsgroei van de laatste decennia heeft nauwelijks geleid tot een daling van het aandeel baanloze gezinnen. België is steevast één van de slechtste leerlingen in de Europese klas op zowat alle mogelijke arbeidsmarktindicatoren.

Het goede nieuws is dat een stevig klimaatbeleid heel wat kansen biedt om de problemen op de arbeidsmarkt aan te pakken. En dat zal helpen om de kloof te dichten. Uit allerlei studies blijkt dat het netto-effect van een substantiële daling van de uitstoot van broeikasgassen positief kan zijn.10 Een klimaatbeleid dat erop gericht is om de maximale opwarming van de aarde tot twee graden Celsius te beperken, wat eigenlijk veel te weinig ambitie toont, zou meer jobs creëren dan het vernietigt en een positieve impact hebben op de tewerkstelling.11 Ook in België zou dat zo zijn. Volgens de Europese denktank Eurofound zou België zelfs het meest profiteren van bijkomende jobgroei eens het pad naar een fossielarme economie is ingezet.12 Om de klimaatverandering tegen te gaan is er nood aan grootschalige investeringen. Die leiden tot meer jobs, die bovendien lokaal zijn ingebed.13 Dat effect speelt zeker in landen die tot nog toe erg afhankelijk zijn van fossiele brandstoffen die geïmporteerd worden uit het buitenland, zoals dat in België het geval is met olie en aardgas. Als er wordt overgeschakeld naar uitstootarme energie die in eigen land wordt opgewekt, dan worden jobs gecreëerd in eigen land. Natuurlijk verdwijnen er ook jobs, voornamelijk in de mijnbouw, olieraffinaderijen en andere olie-gerelateerde activiteiten.14 In België zijn de steenkoolmijnen al lang geleden gesloten. Toen een drama, vandaag een geluk. Gegeven zowel het armoedeprobleem als de arbeidsmarktproblemen in België is de hamvraag echter: aan wie komen die nieuwe jobs ten goede? Ook hier is er goed nieuws te melden. Het zijn vooral lager en midden geschoolde jobs die erbij zullen komen15, bijvoorbeeld in de bouw, de maakindustrie, de landbouw, de dienstensector of het openbaar vervoer. Een groene economie hoeft absoluut geen sociaal kerkhof te zijn, wel integendeel. Zij kan een reële bijdrage leveren aan fatsoenlijke banen die ook voor de gele hesjes toegankelijk zijn.

Een groene economie hoeft absoluut geen sociaal kerkhof te zijn, wel integendeel.

Er wordt wel eens geopperd dat een basisinkomen, of één van de vele varianten, noodzakelijk is in tijden van klimaatverandering, om het klimaatbeleid te stutten.16 Vaak wordt daarbij het argument aangehaald dat er in een koolstofarme samenleving minder jobs zullen zijn, en in het bijzonder jobs voor laaggeschoolden. En dat een basisinkomen een oplossing is voor het armoedeprobleem. De eerste claim hebben we net besproken en is op zijn zachtst gezegd misleidend; de tweede claim is ronduit dubieus. Een basisinkomen dat hoog genoeg is om een minimale levensstandaard te garanderen voor iedereen zou in de context van een welvaartsstaat als de onze veel meer kosten dan wat we vandaag uitgeven aan sociale bescherming. In Nederland, bijvoorbeeld, zou de belastingdruk stijgen met 24 procentpunt voor een basisinkomen van net geen 1.000 euro.17 Bovendien winnen zelfs dan voornamelijk de economisch sterkeren. Exact het omgekeerde van wat we moeten bereiken. Ook voor het klimaat maakt het niet genoeg verschil. Voor Finland werd berekend dat een basisinkomen dat volstaat om aan de basisbehoeftes te voldoen (eten, wonen, verwarmen, gezondheidszorg, verplaatsen, werken) de uitstoot niet genoeg zou doen dalen om de klimaatdoelstellingen te behalen.18

Hier herkennen we de achilleshiel van de ontgroeibeweging: een substantieel aandeel van de menselijke consumptie gaat om basisbehoeftes, niet om onnodige luxeconsumptie. En dan is er nog het draagvlak. Het is nu al moeilijk genoeg om publieke steun te vinden voor een sterk sociaal beleid dat goed genoeg werkt voor de meest kwetsbaren. De kwestie van de wederkerigheid staat hier centraal. En net die pijler van het draagvlak wordt met een basisinkomen afgebroken. Het principe van de onvoorwaardelijkheid impliceert immers dat mensen er expliciet voor kunnen kiezen om niets te doen in ruil voor het bedrag dat ze ontvangen. Een basisinkomen als steunbeer voor een effectief klimaatbeleid is geen goed idee. Een alternatief dat klimaatvriendelijk is, het wederkerigheidsprincipe niet schendt en dat iedereen ten goede komt, is investeren in basisvoorzieningen en infrastructuur zoals energetisch duurzame openbare gebouwen voor ouderen, daklozen en kinderopvang; openbaar vervoer en de integratie ervan met voet- en fietspaden en met (elektrische) deelauto's; oplaadinfrastructuur voor elektrische voertuigen; en stedelijke en landelijke inrichting die korte afstanden toelaat tussen woongebieden, recreatie (openbare parken en speelplaatsen), werk- en bedrijventerreinen. Ook hier zou je kunnen nadenken om de opbrengsten van een regressieve belasting op klimaatschadelijke activiteiten te gebruiken om klimaatvriendelijke investeringen te doen.

Dat brengt ons bij een laatste punt. De Belgische welvaartsstaat wordt nog steeds voornamelijk gefinancierd door sociale bijdragen op inkomen uit arbeid, een deeltje publieke middelen uit de personenbelasting en een deeltje inkomsten uit de btw, de consumptiebelasting. We gaven reeds aan dat het de grootste vervuilers zijn die ook vaak de belastingdans ontspringen. Het stijgend belang van kapitaal ten nadele van arbeid in het nationale inkomen betekent bovendien dat wie voornamelijk inkomsten uit kapitaal genereert niet of nauwelijks bijdraagt aan de sociale bescherming. De hoge sociale bijdragen op arbeid worden door velen ook beschouwd als een rem op de tewerkstellingsgroei. Het kapitaal moet dus mee in het bad worden getrokken. Dat kan door de welvaartsstaat rechtstreeks mee te financieren door een belasting op de werkelijke inkomsten uit vermogens.19 Hiervoor mogen we geen opbrengsten uit klimaatbelastingen gebruiken, want eigenlijk willen we dat die uiteindelijk naar nul gaan. Omdat we klimaatschadelijk gedrag willen ontmoedigen. En dat zou de welvaartsstaat op droog zaad zetten.

PRINCIPE 3: SLA TWEE VLIEGEN IN ÉÉN KLAP

Tot slot zijn er maatregelen die zowel de sociale als de klimaatdoelstellingen ten goede komen. Dit is wat we ecosociaal beleid noemen. Er zijn heel wat mogelijkheden, maar de sociale huisvesting is toch wel een schoolvoorbeeld.20 Wonen en verwarmen zijn de categorieën die sterk bijdragen aan de totale uitstoot van broeikasgassen. Het zijn de laagste inkomensgroepen die een groot aandeel van hun inkomen aan wonen en energie spenderen, en zij wonen in de huizen van de laagste kwaliteit, met de meeste problemen, en het minste aangepast aan de klimaatverandering. Een overheid die daarin investeert, bereikt zowel sociale als klimaatdoelstellingen: 1) ze voorziet woonstabiliteit voor heel wat gezinnen die nu geen plaats vinden in de private huurmarkt, met alle gevolgen van dien voor hun eigen kansen en die van hun kinderen om hogerop te geraken. 2) ze verkleint de kloof tussen de tribunes omdat de kostprijs van wonen lager wordt en de energie- en verwarmingskosten worden gedrukt; 3) de woningen kunnen klimaatneutraal worden gemaakt, goed geïsoleerd, uitgerust met zonnepanelen en warmtepomp, om zo een lagere uitstoot en meer energie-efficiëntie te bekomen. En dus: er is nood aan massale publieke investeringen in sociale huisvesting. In België (en in Vlaanderen) is het totale aandeel sociale huisvesting in het totale woonpatrimonium ongeveer 6%, veel lager dan heel wat andere Europese landen.

Eenzelfde redenering geldt voor de sector van de sociale en circulaire economie. Meer inzetten op sociale tewerkstelling zorgt voor jobs tegen goede voorwaarden voor mensen die ver van de reguliere arbeidsmarkt staan, waardoor de kloof voor deze mensen met de rest van de samenleving kleiner wordt. Bovendien kan de aard van de tewerkstelling sterk gestuurd worden richting duurzame productie en hergebruik.21 Veel sociale economiebedrijven werken al volgens het principe van de kringloopeconomie, waarbij reeds gebruikte materialen en producten zo goed als mogelijk opnieuw ingezet worden in de economie. De kringloopwinkels zijn daarvan wellicht de bekendste voorbeelden. De Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij toonde in een recent rapport dat tot twee derde van de totale emissies in Vlaanderen gerelateerd zijn aan materiaalgebruik: denk aan het ontginnen van grondstoffen, productie van materialen, stockage en transport, en afvalbeheer.22 Massale investeringen in de sociale en circulaire economie kunnen een echte game changer worden voor het klimaat en voor de welvaartsstaat, door groene jobs te creëren die actief bijdragen aan een verlaging van de uitstoot van broeikasgassen waarbij mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt kansen krijgen.23 Twee vliegen in één klap.

Massale investeringen in de sociale en circulaire economie kunnen een echte game changer worden.

Ecosociaal beleid kan ook vorm krijgen op het Europese niveau. Een recent voorbeeld is de geplande EU-wetgeving rond toeleveringsketens.24 De bedoeling is om bedrijven ter verantwoording te roepen wanneer hun keuzes de mensenrechten én het klimaat schaden. Een nieuwe 'zorgvuldigheidsverplichting' zou betekenen dat bedrijven hun impact op mens en milieu in hun hele waardeketen moeten blootleggen en aanpakken. Bij niet-naleving kunnen er sancties worden voorzien, tot zelfs een verbod op de invoer van producten die in verband staan met mensenrechtenschendingen of klimaatproblemen. Geen T-shirts meer die gemaakt zijn in sweatshops in Bangladesh en die bij ons na vier wasbeurten in de prullenmand belanden. Een maatregel met tanden. De verplichting zou volgens de plannen van de Europese Commissie moeten gelden voor alle bedrijven met meer dan 500 werknemers en een omzet van 150 miljoen euro. Maar ook hier spelen economische en politieke macht een rol, en allerlei achterpoortjes zouden ervoor zorgen dat de regels maar van toepassing zijn voor de toeleveringsketens van minder dan 1% van alle bedrijven in de EU.25 Dat zou natuurlijk maar een druppel in de oceaan zijn. Als er voldoende politieke wil is, dan is veel mogelijk. Maar tussen droom en daad staan wetten en praktische bezwaren. En ongelijkheid.

Dit stuk komt uit het klimaatessay 'Waarom gele hesjes niet met een bakfiets rijden. Over klimaatverandering, ongelijkheid en beleid' (De klimaatessays, ASP, Brussel, 2022), dat op 4 mei verscheen.

VOETNOTEN

  1. Bachus, K. (2019). Social rechtvaardigheid van een klimaatshift. In: Dierckx, S. (Ed.). Klimaat en sociale rechtvaardigheid (pp. 329-347), Oud-Turnhout/'s Hertogenbosch: Gompel & Svacina.
  2. Albrecht, J. & Hamels, S. (2020). De financiële barrière voor klimaat- en comfortrenovaties. Brussel: Agoria. https://www.agoria.be/nl/over-ons/agoria-news/vlaanderen/agoria-elke-vlaamse-woning-kan-tegen-2050-klimaatneutraal-zijn.
  3. Verbeeck G. (2016). Financiële steun voor investeringen in energie. Verdelingsanalyse van REG-premies en belastingvoordelen, Steunpunt Wonen, Leuven
  4. Declercq, Katrien; Reumers, Sofie; Janssens, Davy; Wets, Geert (2018). Onderzoek Verplaatsingsgedrag Vlaanderen 5.2 (2016-2017) Tabellenrapport. Instituut voor Mobiliteit, Universiteit Hasselt.
  5. Zachmann, G., Fredriksson, G., & Claeys, G. (2018). The distributional effects of climate policies. Bruegel. Blueprint Series, 28.
  6. Zie bijvoorbeeld Van den Bergh et al. (2020). Uitbreidingsstudie lage-emissiezone Gent. Transport & Mobility Leuven en VITO. Leuven.
  7. Marx, I. & Horemans, J. (2021). Terug op de sporen. Krijtlijnen voor een sociaal-economische relance. UA/CSB Berichten. Centrum voor Sociaal Beleid Herman Deleeck.
  8. Van Lancker, W., & Van Mechelen, N. (2015). Universalism under siege? Exploring the association between targeting, child benefits and child poverty across 26 countries. Social science research, 50, 60-75.
  9. Bachus, K. (2017). The use of environmental taxation as a regulatory policy instrument. PhD thesis. Leuven: KU Leuven.
  10. Zachmann et al., 2018.
  11. ILO (2018). Greening with jobs. World Employment Social Outlook 2018. Executive summary. Geneva: ILO; Eurofound (2019). Energy scenario: Employment implications of the Paris Climate Agreement, Brussels: Eurofound.
  12. European Commission (2019). Employment and social developments in Europe 2019. Sustainable growth for all: choices for the future of Social Europe (chapter 5), Directorate-General for Employment, Social Affairs and Inclusion, Brussels/Luxembourg: Publications Office; Climact et al. (2016). Macroeconomic impacts of the low carbon transition in Belgium. Brussels: Federaal Planbureau.
  13. Bolter, Y., De Wel, B. & Verschoore, V. (2019). Klimaatontwrichting als vakbondensthema. In: Dierckx, S. (Ed.). Klimaat en sociale rechtvaardigheid (pp. 111-134). Oud-Turnhout/'s-Hertogenbosch: Gompel & Svacina.
  14. Montt, G., Wiebe, K. S., Harsdorff, M. et al. (2018). Does climate action destroy jobs? An assessment of the employment implications of the 2-degree goal. International Labour Review, 157(4), 519-556.
  15. Eurofound, 2019.
  16. Standing, G. (2020)/ Battling Eight Giants: Basic Income Now. I.B. Tauris.; Büchs, M. (2021). Sustainable welfare: How do universal basic income and universal basic services compare?. Ecological Economics, 189, 107152.; Fitzpatrick, T. (2002). 'With no strings attached? Basic income and the greening of security' In: T. Fitzpatrick, M. Cahill (Eds.), Environment and Welfare, Towards a Green Social Policy. Palgrave Macmillan, Basingstoke, pp. 138-154.
  17. Marx, I., Van Lancker, W. & Verbist, G. (2018). Feit en fictie omtrent het basisinkomen in Nederland. Instituut Stichting GAK. https://www.instituutgak.nl/onderzoek/kennisbank/feit-en-fictie-omtrent-het-basisinkomen-in-nederland/.
  18. Kalaniemi, S., Ottelin, J., Heinonen, J., & Junnila, S. (2020). Downscaling consumption to universal basic income level falls short of sustainable carbon footprint in Finland. Environmental Science & Policy, 114, 377-383.
  19. Spiritus, K. (2019), Optimale belastingen op kapitaalinkomen: inzichten uit economisch onderzoek, in: Somers, M. (ed.), Fundamenten. Sociale Zekerheid in Onzekere Tijden, Denktank Minerva, pp. 214-243.
  20. Vanhille, J., Goedemé, T. & Verbist, G. (2021). Sociale ongelijkheid in het klimaatvraagstuk. In Dierckx, S. (red.)
  21. OECD. (2012). Greenhouse gas emissions and the potential for mitigation from materials management within OECD countries. Environment Policy Committee, Working Group on Waste Prevention and Recycling.
  22. OVAM (2021). Het aandeel van materiaal- en niet-materiaalgerelateerde emissies in Vlaanderen. OVAM.
  23. Cantzler, J., Creutzig, F., Ayargarnchanakul, E., Javaid, A., Wong, L., & Haas, W. (2020). Saving resources and the climate? A systematic review of the circular economy and its mitigation potential. Environmental Research Letters, 15(12), 123001.
  24. European Commission (2022). Proposal for a Directive on corporate sustainability due diligence, https://ec.europa.eu/info/publications/proposal-directive-corporate-sustainable-due-diligence-and-annex_nl.
  25. Initiative Lieferkettengesetz.de (2022, February 23). Pressestatement - EU-Lieferkettengesetz: Für "großen Wurf" nicht konsequent genug. https://lieferkettengesetz.de/pressemitteilung/statement-entwurf-eu-lieferkettengesetz/.

Samenleving & Politiek, Jaargang 29, 2022, nr. 5 (mei), pagina 4 tot 13

Abonneer je op Samenleving & Politiek

abo
 

SAMPOL ONLINE

40€/jaar

  • Je leest het magazine online
  • Je hebt toegang tot het enorme archief
MEEST GEKOZEN

SAMPOL COMPLEET

50€/jaar

  • Je ontvangt het magazine in de bus
  • Je leest het magazine online
  • Je hebt toegang tot het enorme archief
 

SAMPOL STEUN

100€/jaar

  • Je ontvangt het magazine in de bus
  • Je leest het magazine online
  • Je hebt toegang tot het enorme archief
  • Je krijgt een SamPol draagtas*
 

SAMPOL SPONSOR

500€/jaar

  • Je ontvangt het magazine in de bus
  • Je leest het magazine online
  • Je hebt toegang tot het enorme archief
  • Je krijgt een SamPol draagtas*

Het magazine verschijnt 10 keer per jaar; niet in juli en augustus.
Proefnummer? Factuur? Contacteer ons via info@sampol.be of op 09 267 35 31.
Het abonnementsgeld gaat jaarlijks automatisch van je rekening. Het abonnement kan je op elk moment opzeggen. Lees de Algemene voorwaarden.

Je betaalt liever via overschrijving?

Abonneren kan ook uit het buitenland.

*Ontdek onze SamPol draagtas.