Abonneer Log in

Een kleine geschiedenis van de gelijkheid

Samenleving & Politiek, Jaargang 30, 2023, nr. 1 (januari), pagina 80 tot 83

Het politiek programma dat Piketty voorlegt bestaat uit drie pijlers: het versterken van de verzorgingsstaat en de progressieve belastingen, een vermogensherverdeling, en een participatief socialisme.

Een kleine geschiedenis van de gelijkheid

Thomas Piketty
De Geus, Amsterdam, 2022

Thomas Piketty is inmiddels een auteur met sterallures. Alom bekend sedert de publicatie van zijn Kapitaal in de 21ste eeuw (2013) en Kapitaal en ideologie (2019). Boeken over de geschiedenis van de ongelijkheid die flirten met de grens van duizend pagina's. Deze boeken steunden op een omvangrijk internationaal programma van vergelijkend historisch onderzoek, dat op zijn beurt leidde tot de publicatie van meerdere rapporten en collectieve werken als tot de totstandkoming van de World Inequality Database (WID.world). Met dit dunnere boek wou hij ingaan op de vraag naar een meer toegankelijk werkstuk. Het is een soort samenvatting geworden van eerder werk, maar ook wel meer, want de voorstellen die hij in dit boek ontvouwt houden rekening met de vele debatten en kritieken waartoe zijn geschriften aanleiding hebben gegeven.

De titel verklapt al een positieve, voluntaristische ingesteldheid: een geschiedenis van de gelijkheid. Piketty ontwaart in de geschiedenis een langetermijnontwikkeling van toenemende sociale, economische en politieke gelijkheid, vooral sinds eind 18e eeuw. Deze 'mars naar de gelijkheid' is het gevolg van sociale strijd en maatschappelijk verzet tegen onrecht. Krachtsverhoudingen vormen een noodzakelijke voorwaarde om de gevestigde macht en de instituties die ongelijkheid in stand houden omver te werpen, maar onvoldoende om een theorie van de rechtvaardige samenleving te ontwikkelen: tegelijk moeten we het vraagstuk van de rechtvaardige instituties en het debat over gelijkheid heel serieus nemen.

Die menselijke vooruitgang komt tot uiting in de wereldwijde ontwikkeling van gezondheidszorg en het onderwijs. Tussen 1820 en 2020 steeg de levensverwachting bij geboorte van ongeveer 26 jaar naar 72 jaar. Begin 19e eeuw kon amper 10% van de wereldbevolking van 15 jaar en ouder lezen en schrijven, terwijl dat vandaag de dag meer dan 85% is. Het gemiddeld inkomen steeg van een koopkracht van minder dan 100 euro per wereldbewoner per maand in de 18e eeuw naar ongeveer 1.000 euro per wereldbewoner per jaar begin 21e eeuw. Waarbij hij er meteen op wijst dat de keuze voor de sociaaleconomische indicatoren cruciaal is en een politieke kwestie is. Zo is het cruciaal om niet alleen naar gemiddelden en totalen te kijken, maar juist ook naar de reële verdeling van welvaart tussen de maatschappelijke klassen op zowel nationaal als mondiaal niveau. Alleen dan kan je vaststellen dat het mondiale gemiddelde maandinkomen begin 2020 weliswaar rond de 1.000 euro per inwoner ligt, maar dat dit voor inwoners in de armste landen slechts 100 à 200 euro is, en voor die in de rijkste 3.000 à 4.000 euro. Om milieuvervuiling en uitputting van de natuurlijke hulpbronnen in rekening te brengen, verdient het concept 'nationaal inkomen' de voorkeur boven het 'bruto binnenlands product' (bbp).

De 'mars naar gelijkheid' blijkt ook uit de langzame spreiding van macht en vermogen. Al blijft dat relatief. De vermogensconcentratie is sinds de 18e eeuw afgenomen: in Frankrijk daalde het aandeel in het totale vermogen van de rijkste 1% van 55% in 1914 naar minder dan 20% begin jaren 1980. In de loop van de 20e eeuw zien we bovendien het ontstaan van een middenklasse – de groep van 40% tussen de 50% armsten en de 10% rijksten – met een eigen vermogen dat begin jaren 1980 ongeveer 40% bereikt van het totale vermogen in Frankrijk. Maar de vermogensconcentratie blijft op een onacceptabel hoog niveau en neemt weer toe. En dat geldt in het bijzonder voor financiële activa zoals aandelen. Begin jaren 2020 bezaten de 10% rijkste Fransen meer dan 55% van alles wat er in Frankrijk te bezitten viel, terwijl de 50% armsten nauwelijks 5% van het totale vermogen hadden. Wat meteen aangeeft dat de economische macht sterk geconcentreerd blijft, ook al geldt de vaststelling dat de bezitters begin 19e eeuw veel absolutere rechten bezaten dan tegenwoordig.

Begin jaren 2020 bezaten de 10% rijkste Fransen meer dan 55% van het totale vermogen, terwijl de 50% armsten nauwelijks 5% bezaten.

Het boek volgt daarna de loop van de geschiedenis om inzicht te verschaffen in de ontwikkeling van de mondiale welvaartsspreiding sinds de 18e eeuw. Vooreerst gaat de auteur in op de erfenis van het kolonialisme en de slavernij die aan de basis liggen van de tot recent dominante positie van Europa en de Verenigde Staten. De militaire en koloniale overheersing en de technologische en financiële innovaties die daaruit voortvloeiden lagen aan de oorsprong van de 'grote divergentie' (Pomeranz) tussen Europa en Azië. Het economisch protectionisme was enorm belangrijk voor de opkomst van Europa en zou een sleutelrol spelen in vrijwel alle historische voorbeelden van geslaagde economische ontwikkeling: pas nadat een land in bepaalde productietakken de overhand had genomen, bekeerde het zich tot een vrijhandelsdiscours. De langzame afschaffing van de slavernij en het trage afscheid van het kolonialisme behelsde veel strijd en momenten van grote bevrijding en onrechtvaardigheid. Een flagrant voorbeeld van die onrechtvaardigheid is de financiële compensatie die werd betaald aan de houders van de slaafgemaakten en niet aan de slaafgemaakten zelf. Een discussie die voortleeft tot vandaag, onder de vorm van mogelijke herstelbetalingen of niet. Maar de koloniale erfenis gaat veel verder, als we vaststellen dat de koloniale samenlevingen tot de meest ongelijke samenlevingen in de geschiedenis blijven behoren en we zien hoe de strijd voor rassengelijkheid nog altijd gaande is.

De volgende episode behelst de periode na de Franse en andere revoluties waarbij stappen werden gezet naar meer rechtsgelijkheid. Tijdens de Franse Revolutie werd een slag toegediend aan de adellijke privileges, maar met de privileges van de rijken werd niet afgerekend. Denk maar aan het censuskiesrecht vroeger, en de invloed van geld tijdens verkiezingen of de concentratie van macht bij de aandeelhouders vandaag. Daarna komt de periode van de 'grote herverdeling', 1914-1980. Een eerste belangrijke factor is de opkomst van de verzorgingsstaat die in hoge mate het resultaat was van de sociale strijd en de toenemende slagkracht van de socialistische beweging en de vakbonden. De tweede belangrijke factor is de invoering van een stevig progressieve belastingheffing. Illustratief is dat het effectieve belastingtarief in de VS dat werd betaald door de 0,1% en de 0,01% rijksten op 60 à 70% lag tijdens de periode 1930-1950. Maar ook het verlies aan buitenlandse en koloniale activa ingevolge de dekolonisering was een gelijkmaker (tussen Europese staten). En wat nu vaak vergeten wordt: na de Tweede Wereldoorlog kon de wederopbouw van Europa slechts plaatsvinden dankzij het schrappen van overheidsschulden. Dat gebeurde op drie manieren: ten eerste het simpelweg schrappen van schulden, ten tweede het profiteren van inflatie en ten derde het invoeren van bijzondere heffingen over privévermogens, zoals het Duitse Lastenausgleich (lastenherverdeling) in 1952 dat bestond uit een heffing van 50% op de grootste vermogens.

Wat nu vaak vergeten wordt: na de Tweede Wereldoorlog kon de wederopbouw van Europa slechts plaatsvinden dankzij het schrappen van overheidsschulden.

Daarna volgt de blik op de toekomst. Piketty wil op het elan van de 'grote herverdeling' doorgaan, rekening houdend met de beperkingen van dat model en met de oorzaken van de verzwakking ervan sinds 1980. Het politiek programma dat hij voorlegt bestaat uit drie pijlers: het versterken van de verzorgingsstaat en de progressieve belastingen, een vermogensherverdeling, een participatief socialisme. We vatten samen. Eén: de verzorgingsstaat en progressieve belastingen ontwikkelen is een essentiële stap naar een nieuwe vorm van democratisch socialisme, het behelst een 'ware transformatie van het kapitalistisch systeem'. Het moet het mogelijk maken om de samenleving verder te 'ont-markten' door steeds meer maatschappelijke sectoren op afstand van de logica van de marktwerking te organiseren. Hij sluit daarbij niet uit dat dit 60 tot 70% van het nationaal inkomen kan kosten. Wat uiteraard gepaard moet gaan met progressievere belastingen. Dat moet ook dienen om aan de onderkant de lage inkomens aan te vullen tot een basisinkomen én een baangarantie te financieren door de overheid. Twee: de vermogensconcentratie tegengaan via een combinatie van progressieve belastingen over vermogens en erfenissen, goed voor 5% van het nationaal inkomen. Die middelen komen in een fonds terecht om aan iedereen een minimumerfenis uit te betalen op zijn vijfentwintigste, bijvoorbeeld 60% van het gemiddeld vermogen wat neerkomt op een uitkering van 120.000 euro in het huidige Frankrijk. Drie: de invoering van een participatief socialisme om een einde te stellen aan de almacht van de aandeelhouders , via een fiftyfifty verdeling van de stemrechten tussen de werknemers en de aandeelhouders naar het Duitse en Scandinavische medezeggenschapsmodel. Naast die drie pijlers pleit hij ook voor alternatieve instituties op internationaal niveau, zoals een wereldwijde belasting op grote vermogens ten voordele van internationale solidariteit en voor een sociaal en democratisch federalisme (met als long shot gemeenschappelijke parlementen op transcontinentaal niveau).

Piketty heeft de enorme verdienste dat hij het probleem van ongelijkheid stevig op de kaart heeft gezet, meer dan pakweg T. Atkinson of andere grote gelijkheidsdenkers. Zijn wetenschappelijk werk is stevig onderbouwd met feiten en steunt op een breed internationaal netwerk. Critici wijzen wel op het gebrek aan theoretische onderbouw (hij is vooral beschrijvend) en conceptuele zuiverheid (hij stelt bijvoorbeeld kapitaal gelijk aan vermogen). De lacunes die hem worden verweten, zoals onvoldoende aandacht voor de klimaatproblematiek, probeert hij nu wel weg te werken.

Piketty schetst een ambitieus, voluntaristisch sociaaldemocratisch programma met een uitgesproken focus op fiscale hervormingen.

Andere grote verdienste is dat hij zijn academisch werk koppelt aan een politiek programma gericht op sociale vooruitgang. Dit komt neer op een ambitieus, voluntaristisch sociaaldemocratisch programma met een uitgesproken focus op fiscale hervormingen. Fiscale voorstellen die op dit moment misschien utopisch lijken, maar zeker inspireren. Al kan je de vraag stellen of een uitkering in cash via een minimumerfenis de meest effectieve aanwending vormt van een vermogensbelasting die evengoed kan uitgekeerd worden via gratis hoger onderwijs en gratis voortgezette vorming. De eenzijdige focus op fiscale herverdeling heeft wel als nadeel dat Piketty te veel voorbijgaat aan de primaire verdeling van welvaart: de tendentieel scheve verdeling van de toegevoegde waarde tussen arbeid en kapitaal, waarbij de winsten ook nog eens in grote mate worden uitgekeerd aan aandeelhouders ten koste van productieve investeringen. Waardoor hij moet teruggrijpen naar nepoplossingen zoals het basisinkomen. In tegenstelling tot zijn veronderstelling dat dit de onderhandelingsmacht van werknemers zou vergroten – doordat ze dan minder verplicht zijn om te werken aan lage lonen en slechte arbeidsomstandigheden – zou het tegendeel het geval kunnen zijn: werkgevers hoeven minder loon te betalen omdat de overheid al een fond verzekert. Dat Piketty niet blind is voor de ongelijke machtsverhoudingen in het bedrijfsleven, bewijst zijn oproep voor een participatief socialisme. Maar hij blijft steken in de formule van medebeheer in grote bedrijven, dat wellicht geen garantie inhoudt op een bijsturing ten gronde van de economische beslissingen, maar werknemersvertegenwoordigers wel in een moeilijke situatie brengt als ze mee de verantwoordelijkheid moeten opnemen over bedrijfsherstructureringen.

Piketty is zich overigens bewust van het onvoltooide karakter van zijn recepten en ziet het als een uitnodiging voor verder debat. Ook dat is dan weer zijn verdienste.

Jean-Marie De Baene

Samenleving & Politiek, Jaargang 30, 2023, nr. 1 (januari), pagina 80 tot 83

Abonneer je op Samenleving & Politiek

abo
 

SAMPOL ONLINE

40€/jaar

  • Je leest het magazine online
  • Je hebt toegang tot het enorme archief
MEEST GEKOZEN

SAMPOL COMPLEET

50€/jaar

  • Je ontvangt het magazine in de bus
  • Je leest het magazine online
  • Je hebt toegang tot het enorme archief
 

SAMPOL STEUN

100€/jaar

  • Je ontvangt het magazine in de bus
  • Je leest het magazine online
  • Je hebt toegang tot het enorme archief
  • Je krijgt een SamPol draagtas*
 

SAMPOL SPONSOR

500€/jaar

  • Je ontvangt het magazine in de bus
  • Je leest het magazine online
  • Je hebt toegang tot het enorme archief
  • Je krijgt een SamPol draagtas*

Het magazine verschijnt 10 keer per jaar; niet in juli en augustus.
Proefnummer? Factuur? Contacteer ons via info@sampol.be of op 09 267 35 31.
Het abonnementsgeld gaat jaarlijks automatisch van je rekening. Het abonnement kan je op elk moment opzeggen. Lees de Algemene voorwaarden.

Je betaalt liever via overschrijving?

Abonneren kan ook uit het buitenland.

*Ontdek onze SamPol draagtas.