De huidige inflatie dreigt vooral te zorgen voor een stevige verplaatsing in welvaart van de factor arbeid naar kapitaal.
Sinds het najaar van 2021 staat inflatie bovenaan de politieke agenda. Na jaren van lage en zelfs negatieve rentes knallen de prijzen door het dak. De gevolgen voor de koopkracht van gezinnen zijn groot. Interessant genoeg komt daarmee een einde aan een historisch lange periode van relatief stabiele prijzen. Voor de meeste politici, beleidsmakers en journalisten is dergelijke inflatie een nouveauté. Over oorzaak en, met name, oplossing bestaat daarom het nodige debat.
Twee verschijnselen zijn daarin opmerkelijk: het narratieve belang van de jaren 1970 als eerdere periode van hoge inflatie en de benadering van inflatie als een louter technisch vraagstuk.
In de Nederlandse context bleek dit uit de woorden van minister-president, Mark Rutte, en minister van Financiën, Sigrid Kaag, die beiden benadrukten hoe inflatie ertoe leidt dat 'we allemaal collectief een stukje armer worden'. Verarming als fait accompli. Werkgevers en economen ter rechterzijde van het ideologische spectrum voegen daaraan toe dat hogere looneisen de situatie alleen maar zullen verergeren door het ontketenen van een loon-prijsspiraal.
De optelsom van beide redeneringen is overzichtelijk: we worden armer, maar kunnen er beter niets aan proberen te doen. Het doet denken aan het werk van essayist Rebecca Solnit: 'Politiek is alomtegenwoordig. Alles is politiek en de keuze tot een 'apolitiek' leven is vaak slechts een acceptatie van de status quo.'
De sirenezang van de 'collectieve' verarming leidt af van de vraag: wie verarmt er precies en waarom?
Weinig is namelijk zo politiek als onze omgang met de huidige inflatie. De 'collectieve' verarming leidt af van de vraag: wie verarmt er precies en waarom? En waarschuwingen voor een loon-prijsspiraal ontberen curieus genoeg elke onderbouwing. Het dreigende resultaat daarvan is een stevige verplaatsing in welvaart van de factor arbeid naar kapitaal.
MANKE VERGELIJKING MET JAREN 1970
De gouverneur van de Engelse Centrale Bank, Andrew Bailey, was aan het begin van 2022 een stuk duidelijker toen hij stelde dat matiging van de lonen nou eenmaal nodig was, ook al zou dat pijnlijk zijn voor werkenden. In zijn woorden horen we de echo van Fed-president, Paul Volcker, die in de vorige eeuw met een bikkelhard rentebeleid de Amerikaanse inflatie onder controle probeerde te krijgen en zei: 'de levensstandaard van de gemiddelde Amerikaan zal moeten dalen'.
Maar die echo is als een sirenezang. De vergelijking tussen onze huidige politieke economie en die uit de jaren 1970 gaat om allerlei redenen mank. De belangrijkste is dat al ruim vóór onze huidige crisis het krachtenveld tussen arbeid en kapitaal stevig kantelde. De jaren 1970 kenmerkten zich nog door sterke vakbonden, uitgebreide collectieve arrangementen en sociale vangnetten van een relatief hoog niveau. Vandaag de dag is dat anders. Zeker in de Nederlandse context veranderde sinds die tijd veel: een regime van loonmatiging, afbouw van algemene prijscompensaties in cao's, relatieve verlaging van het minimumloon, een flexibilisering van de arbeidsmarkt die de onderhandelpositie van vakbonden ondermijnt, enzovoort.
Het gevolg: nu de prijzen stijgen, zien miljoenen werkenden zich geconfronteerd met een historische reële loonval. En de uitgangspositie om er wat aan te doen is een stuk penibeler dan vijftig jaar geleden. Onder economen als Bailey bestaat de gedachte dat dergelijke loonmatiging en inkomensdalingen de enige manier zijn om verdere inflatie te voorkomen; het drukt zowel de productiekosten als de vraag, waardoor prijzen zullen dalen.
Maar is aan de kapitaalkant dan geen enkele matiging denkbaar?
KAPITAAL TREKT AAN HET LANGSTE EIND
Dat prijzen niet alleen bepaald worden door loonkosten en vraag, maar ook door winsten en marktmacht valt algauw buiten de marge van het denkbare. Daarmee is de collectieve verarming in de praktijk al een stukje minder collectief: zij richt zich voor een belangrijk deel op werkende huishoudens.
Door een neerwaartse druk op de lonen uit te oefenen, stelt deze aanpak ondernemingen bovendien in staat om de gestegen kosten door te berekenen in hun afzetprijzen en op die manier winstmarges op peil te houden. In de Nederlandse context merkt zelfs het Centraal Planbureau in haar meest recente publicaties op dat de arbeidsinkomensquote – de maatstaf die de verdeling van het nationaal inkomen tussen arbeid en kapitaal uitdrukt – wel zéér steil keldert in 2023, in het voordeel van die laatste.
De groep huishoudens die voor het inkomen kan bouwen op een aanzienlijk vermogen wordt ontzien.
Daar komt bij dat de groep huishoudens die voor het inkomen kan bouwen op een aanzienlijk vermogen hiermee wordt ontzien. Het zijn immers vooral de rijkste huishoudens die eigenaar zijn van (financiële) bezittingen, zoals aandelen, en dus baat hebben bij deze doorlopende winstgevendheid. Het is in die zien cru dat het jarenlang geen enkel probleem was dat het monetaire beleid al leidde tot feitelijke inflatie van bezittingen, zoals aandelen en woningen. Matiging was toen ver te zoeken.
KAN HET OOK ANDERS?
Natuurlijk kan dit ook anders. Onze grootste zorg zou niet moeten zijn hoe we een theoretisch en historisch verschijnsel als een loon-prijsspiraal voorkomen. Onze grootste zorg is hoe we gezinnen uit de armoede houden. Waarschuwende woorden voor een loon-prijsspiraal zonder feitelijke analyse leiden maar tot één ding: een apolitiek narratief over inflatie waarin werkende gezinnen de prijs moeten betalen en ondernemingen hun winsten op peil weten te houden.
Ten eerste zouden we zo veel mogelijk kunnen streven naar reëel koopkrachtbehoud via aanzienlijke loonsverhogingen. Waar dat niet lukt, is het daarnaast denkbaar via hogere vermogensbelastingen te zorgen voor een herverdeling van de bestaande welvaart zodat iedereen de rekening kan blijven betalen. Het Europees continent doorleeft historische tijden. Alleen historische solidariteit biedt een uitweg.
Samenleving & Politiek, Jaargang 30, 2023, nr. 1 (januari), pagina 60 tot 61
Abonneer je op Samenleving & Politiek
Het magazine verschijnt 10 keer per jaar; niet in juli en augustus.
Proefnummer? Factuur? Contacteer ons via
info@sampol.be
of op 09 267 35 31.
Het abonnementsgeld gaat jaarlijks automatisch van je rekening. Het abonnement kan je op elk moment opzeggen. Lees de
Algemene voorwaarden.
Je betaalt liever via overschrijving?
Abonneren kan ook uit het buitenland.
*Ontdek onze SamPol draagtas.