Dit boek heeft een duidelijke missie: ongelijkheid opnieuw hoog op de agenda plaatsen en daarmee de buitensporige aandacht voor schijndebatten over woke en identiteit temperen.
De ongelijkheidsmachine
Halfweg het lijvige magnum opus van Paul Goossens prijkt een treffende grafiek – meteen ook de enige in het boek. Ze bestrijkt een eeuw Amerikaanse geschiedenis en toont twee verschillende evoluties die elkaars spiegelbeeld lijken: de concentratie van het inkomen bij de rijkste 10% van de bevolking, en het vakbondslidmaatschap. Wat blijkt? Periodes met een laag vakbondslidmaatschap – voor 1940 en na 1975 – vielen samen met periodes van hogere inkomensongelijkheid. Voor Goossens is het een onthullende voorstelling die klare taal spreekt over de rol van vakbonden in de strijd tegen extreme ongelijkheid, en over de lange, bloedige klassenstrijd die de geschiedenis van de VS net zoals die van Europa getekend heeft. Tussen de lijnen van de figuur in ziet Goossens het verhaal van de moeizame strijd van syndicalisten tegen uitbuiting en ongelijkheid in de 19e en vroege 20e eeuw. Hoewel soms schuchtere successen geboekt konden worden, bleken die al even snel weer teruggedraaid. De crisis van de jaren '30 en de Tweede Wereldoorlog brachten daar verandering in: de New Deal verankerde voor langere tijd een beleid waarin het intomen van ongelijkheid een centrale rol speelde. Helaas eindigt het verhaal van Goossens op een sombere nood, vermits vanaf de jaren 1970 eerst in de VS en vervolgens ook in Europa het model van de New Deal en haar sterke sociale welvaartsstaat geleidelijk aan afgebroken werd.
De grafiek illustreert goed de centrale boodschap van De ongelijkheidsmachine. Wat de 'witwassers van de ongelijkheid' (dixit Goossens) ook mogen beweren: de ongelijkheid vandaag is niet alleen groot, ze is ook problematisch. Dankzij het cijferwerk van Thomas Piketty en zijn coauteurs beschikken we sinds een tiental jaar over duidelijker cijfers die de stijging van de ongelijkheid sinds 1980 bijna overal ter wereld aantonen. Die evolutie is niet alleen alarmerend, maar haalt ook gevestigde denkwijzen over de oorzaken van ongelijkheid onderuit. Beïnvloed door het onderzoek van de Amerikaanse econoom Simon Kuznets in de jaren 1950 dachten economen en beleidsmakers lange tijd dat ongelijkheid steeg als gevolg van snelle groei (zoals ten tijde van de Industriële Revolutie), maar dat deze bij verdere groei opnieuw zou dalen en stabiliseren op een laag niveau. Het recente cijfermateriaal van Piketty verwees de theorie van Kuznets naar de prullenmand: er is geen enkele reden om ervan uit te gaan dat groei als vanzelf tot een wereld van lage ongelijkheid zou leiden. Voor Paul Goossens is dat aanleiding genoeg om opnieuw kritischer na te denken over de fundamenten van ons economisch en financieel bestel. De ongelijkheidsmachine heeft dan ook een duidelijke missie: ongelijkheid opnieuw hoog op de agenda plaatsen en daarmee de buitensporige aandacht voor schijndebatten over woke en identiteit temperen.
Scherp, kritisch, en met treffende beeldtaal beschrijft 'De ongelijkheidsmachine' de woelige geschiedenis van ongelijkheid doorheen de voorbije eeuwen.
Scherp, kritisch, en met treffende beeldtaal beschrijft De ongelijkheidsmachine de woelige geschiedenis van ongelijkheid doorheen de voorbije eeuwen. Het eerste deel neemt een stevige aanloop door de late en trage opkomst te traceren van het streven naar gelijkheid, dat pas voor het eerst in de wereldgeschiedenis op een herkenbare manier opduikt vanaf de Verlichting en de Franse Revolutie in de 18e eeuw. Niettemin zou het nog tot na de crisis van de jaren 1930 en de Tweede Wereldoorlog duren voor die idealen zich vertaald zagen in welvaartsstaten waarin sociale herverdeling de norm was. In het tweede deel van het boek buigt Goossens zich over de opzienbarende wederopstanding van ongelijkheid vanaf 1980. Die comeback wordt heel wat minder verrassend als we kijken naar de opkomst van het neoliberalisme in de VS, legt Goossens uit, en hij geeft meteen aan hoe van daaruit dat neoliberalisme zich ook naar Europa verplaatste. In het laatste deel verschuift de aandacht naar de naoorlogse Europese geschiedenis, waarbij de vaak teleurstellende sociale balans van het Europese eenmakingsproject beschreven wordt. Het boek schetst een somber toekomstperspectief voor de sociale, financiële en politieke stabiliteit in Europa na het falen van Junckers pogingen tot het doorvoeren van broodnodige sociale correcties.
Samengevat in een enkele paragraaf door een droge recensent klinkt het misschien braaf, maar Goossens' onomwonden en eigenzinnige blik verricht wonderen met de materie. Het is geen geheim dat hij graag tegen de haren instrijkt van wat hij de 'mainstream economen' noemt, en hier en daar verkneukelt hij zich in het uitdelen van een sneer naar denkers die al te simplistisch ongelijkheid als een schijnprobleem wegzetten. Zonder in platitudes of overdrijvingen te vervallen, roeit Goossens graag tegen de stroming in. Zie ook de voornoemde grafiek: hoewel bij economen en politici weinig lof voor vakbonden te noteren valt, serveert dit boek een kordaat maar nuchter tegensignaal.
Een opluchting voor wie eerdere bestsellers over ongelijkheid nog niet helemaal verteerd heeft: in tegenstelling tot veel andere auteurs verliest Goossens zich niet in een overdaad aan grafieken en tabellen, noch in abstracte modellen of wetmatigheden. Neem nu industrialisering, globalisering, robotisering en democratisering van het onderwijs: het zijn dynamieken die allen een rol speelden in het vormgeven van ongelijkheid doorheen de voorbije eeuwen, maar waarvan het effect uiteindelijk bepaald wordt door de concrete politieke strijd. Het is die politieke en ideologische strijd waar Goossens verfrissend veel aandacht voor heeft. Veel meer dan het werk van bijvoorbeeld Thomas Piketty is De ongelijkheidsmachine dan ook een politiek verhaal, dat door de lens van ongelijkheid een meeslepende wereldgeschiedenis toont van Christopher Columbus en de slavenhandel, over de Franse Revolutie en de Tweede Wereldoorlog, tot de opkomst van het neoliberalisme en de sociale contouren van het Europese eenmakingsproject. In de handen van een minder begenadigd schrijver zou een lezer zich al snel verloren wanen, maar niets blijkt minder waar: het boek leest niet alleen vlot, het openbaart tevens nieuwe inzichten. Daarbij vervalt Goossens nooit in vermoeiende hyperbolen en houdt hij ten allen tijde de focus op ongelijkheid als rode draad helder voor ogen.
Veel meer dan het werk van Thomas Piketty is 'De ongelijkheidsmachine' een politiek verhaal.
Paul Goossens is een bevoorrecht observator om de lezer door deze problematiek te loodsen. Als studentenleider in mei 1968, als hoofdredacteur van De Morgen, en als Europa-correspondent voor Belga volgde hij van dichtbij de grote politieke en sociale omwentelingen die onze naoorlogse maatschappij tekenden. Als gids toont hij zich geopinieerd en bij tijden cassant, maar ook steeds uitstekend geïnformeerd. Voor de liefhebbers zijn Goossens' voetnoten bovendien goed gestoffeerd met verwijzingen naar academische literatuur, als bewijs voor het vele werk dat in dit werk geslopen is. Het resultaat is dan ook een boeiend, gedreven, maar ook betrouwbaar boek: een combinatie van eigenschappen die in dit genre helaas niet altijd even evident is.
Een ambitieus boek schrijven betekent ook keuzes maken. In het geval van De ongelijkheidsmachine leidt dit bijvoorbeeld tot een sterke focus op politieke en intellectuele gebeurtenissen en beslissingen. Op de geschiedenis met een grote G dus, die weinig plaats maakt voor de acties en denkbeelden van gewone mensen. Historici hebben zich de voorbije decennia nochtans uitgeput in het demonstreren van de impact die ook gewone mensen, van activisten tot smokkelaars, van stakers tot opstandelingen, op de sociale geschiedenis hadden. In heel wat van de ontwikkelingen die Goossens beschrijft speelden dat soort populaire sociale bewegingen ook een rol: weerstand tegen en afschaffing van slavernij, de omverwerping van de standenmaatschappij, het afdwingen van betere arbeidsvoorwaarden in de industriële 19e eeuw, en het ageren voor sociale bescherming in de nasleep van de totale ontwrichting tijdens de Tweede Wereldoorlog. Alle waren ze niet enkel het werk van de grote politiek, maar ook van de kleine weerstand en contestatie, op straat, op de werkvloer en in de huiskamer. Wanneer we in het historisch verhaal de impact van dergelijke populaire beweging en actie meer naar waarde schatten, slagen we er misschien ook in om een optimistischer toekomstbeeld dan dat van Goossens te schetsen, dan wanneer we ons laten leiden door het doen en laten van de grote staatslieden, economen en filosofen.
Er kan nog naar hartenlust gedebatteerd worden over specifieke aspecten van Goossens' geschiedschrijving: over de mate waarin we de Verlichting wel als een goedbedoelde maar mislukte poging tot grotere gelijkheid moeten zien, over de mate waarin de naoorlogse wereld van groei en herverdeling wel het ideaal vormt waar we naar willen terugkeren, en vooral ook hoe de problematiek van ongelijkheid in de politieke arena bestreden kan worden. De bijdrage van De ongelijkheidsmachine is niettemin helder: een scherpe aanklacht tegen onrecht, en een heldere visie op hoe we daar aanbeland zijn. Het is een belangrijk en broodnodig boek, dat een breed lezerspubliek verdient.
Wouter Ryckbosch
Samenleving & Politiek, Jaargang 30, 2023, nr. 7 (september), pagina 72 tot 75
Abonneer je op Samenleving & Politiek
Het magazine verschijnt 10 keer per jaar; niet in juli en augustus.
Proefnummer? Factuur? Contacteer ons via
info@sampol.be
of op 09 267 35 31.
Het abonnementsgeld gaat jaarlijks automatisch van je rekening. Het abonnement kan je op elk moment opzeggen. Lees de
Algemene voorwaarden.
Je betaalt liever via overschrijving?
Abonneren kan ook uit het buitenland.
*Ontdek onze SamPol draagtas.