Het cordon sanitaire is nooit onbesproken geweest, maar leverde op één punt wel een eclatant resultaat op: sinds zijn oprichting in 1978 is Vlaams Blok, en later Vlaams Belang, welgeteld nul dagen aan de macht geweest.
Zowat overal in Europa (en daarbuiten) kennen extreemrechtse partijen een electorale opgang. Hun positionering wordt, zowel door media als politieke concurrenten, doorgaans als problematisch beschouwd ten aanzien van de democratische rechten en vrijheden. In een aantal gevallen wortelen deze formaties ook in een onwelriekende geschiedenis die ze maar niet afschudden. Toch is er maar één Europees land waar de extreemrechtse partijen in kwestie geconfronteerd worden met een cordon sanitaire. Dat land is België. Democratische politieke partijen in Vlaanderen, Brussel en Wallonië spraken onderling af elke samenwerking met deze partijen af te wijzen om zo te verhinderen dat ze aan de uitvoerende macht zouden kunnen deelnemen.
Intussen staan niet alle nieuwkomers achter deze strategie. In tegenstelling tot VU heeft een partij als N-VA zich vanaf haar oprichting in 2001 steeds principieel tegen een cordon sanitaire afgezet. Nieuwere, voorlopig onbetekenende formaties die zich intussen aandienen, zoals het zichzelf progressief-regionalistisch noemende Vista, plaatsen zich op dezelfde positie als N-VA. Daarnaast werden de afgelopen jaren binnen de partijen die een anti-extreemrechts cordon afspraken, verschuivingen duidelijk. Meermaals drukten mandatarissen van deze partijen hun twijfel of zelfs weerstand uit. Een notoir Vlaams voorbeeld is CD&V-politicus Hendrik Bogaert die nu voor zijn eigen geluk gaat, alleszins zonder principiële bezwaren tegen extreemrechts waarvan hij inhoud en discoursen papegaait. Zij krijgen alvast het gelijk van in Vlaamse media vaak opgevoerde opiniemakers – net daardoor gaan ze uiteraard opinies ‘maken’ – als de kerkjurist Rik Torfs.
Sceptici verwerpen vaak het cordon met een ‘whataboutistisch’ argument: wie extreemrechts uitsluit, moet ook een cordon rond extreemlinks leggen.
Deze tegenstanders of sceptici van het cordon sanitaire staan niet allemaal op dezelfde lijn en vallen grosso modo uiteen in twee groepen. Een groep die van oordeel is dat deze partijen binnen de democratische bandbreedte thuishoren en er ook volgens de regels in meedraaien. Deze stemmen verwerpen vaak het cordon met een ‘whataboutistisch’ argument: wie extreemrechts uitsluit, moet ook een cordon rond extreemlinks leggen. De andere groep is van oordeel dat deze partijen wel degelijk een gevaar voor de democratie betekenen, maar verwerpen het cordon sanitaire als contraproductieve strategie die extreemrechts versterkt omdat het zich in een slachtofferrol kan wentelen. Het meest spraakmakende voorbeeld van deze steeds populairder wordende positie rolde in de zomer van 2020 uit de mond van Melissa Depraetere, vandaag voorzitter van Vooruit, die het cordon toen ‘de domste uitvinding ooit’ noemde. Vanuit deze positie blijft men elke samenwerking met extreemrechts afwijzen (het heet dat men het cordon ‘zelf niet nodig heeft’) maar oordeelt men dat de formalisering ervan tot een victimisering leidt die extreemrechts sterker maakt.
ONTSTAAN VAN HET CORDON
Toen Jos Geysels in februari 1989, vijfendertig jaar geleden, de eerste aanzet gaf voor een cordon sanitaire rond extreemrechts hadden alle betrokken partijen een andere naam dan ze vandaag dragen. Vlaams Blok van Karel Dillen had even daarvoor, op 9 oktober 1988, een eerste zwarte zondag veroorzaakt bij de gemeenteraadsverkiezingen in Antwerpen. Met lijsttrekker Eric Deleu was de extreemrechtse partij in de fusiestad van twee naar tien zetels gesprongen om er de derde grootste partij te worden. Meer algemeen boekte Vlaams Blok aanzienlijke vooruitgang in de ruit Gent-Antwerpen-Lier-Mechelen. In de hoofdkwartieren van de andere politieke partijen, en in het middenveld, gingen de alarmbellen af.
Het voorstel dat Geysels, toen federaal Kamerlid voor Agalev, op het slotdebat van een Jongsocialistencongres, formuleerde werd op 10 mei 1989 in een protocol gegoten en door de vijf Vlaamse partijen ondertekend: CVP, PVV, SP, VU en Agalev. Ondergetekenden verbonden er hun partij toe ‘geen politieke akkoorden af te sluiten of afspraken te maken met Vlaams Blok, noch in het kader van democratisch verkozen raden’ op alle niveaus, ‘noch in het kader van verkiezingen’ voor al die niveaus.
Enkele weken later herzag toenmalig VU-voorzitter Jaak Gabriëls de afspraak al met een argument dat nog vaak zou weerkeren: ‘Het is absurd van een verbond aan te gaan van één tegen allen’.
Enkele weken later herzag toenmalig VU-voorzitter Jaak Gabriëls deze afspraak met een argument dat nog vaak zou weerkeren: ‘Het is absurd van een verbond aan te gaan van één tegen allen’. CVP en PVV volgden VU, waardoor de linkse partijen SP en Agalev alleen kwamen te staan. In de aanloop naar de parlementsverkiezingen van 24 november 1991 brak SP-voorzitter Frank Vandenbroucke een lans voor een pre-electoraal akkoord onder democratische partijen om elk racistisch opbod uit de campagne te weren. Een tiental christelijke organisaties stelden diezelfde partijen en hun lokale afdelingen een intentieverklaring voor in dezelfde zin. CVP, SP en Agalev ondertekenen. VU tekende niet, maar wilde wel naar de geest handelen. De liberalen van PVV gingen dwarsliggen en wilden zich over migratie, naar eigen zeggen, niet door SP het zwijgen laten opleggen.
ZWARTE ZONDAG IN 1991
Zwarte zondag, 24 november 1991, de sprong van Vlaams Blok van twee naar twaalf Kamerzetels, deed het politieke landschap op zijn grondvesten daveren en zette de collectieve uitsluiting van extreemrechts terug op de agenda. Terwijl koning Boudewijn Vlaams Blok-voorzitter Karel Dillen weigerde te ontmoeten, keurde de Vlaams Raad (voorloper van het huidige Vlaams Parlement) unaniem een resolutie goed die het in juni 1992 uitgebrachte ‘zeventigpuntenplan’ van Vlaams Blok veroordeelde als strijdig met de mensenrechten.
Meer dan zeshonderd politieke mandatarissen, net als partijen, engageerden zich in 2000 op geen enkel niveau zaken te doen met extreemrechts.
Niet alleen het politieke landschap daverde. Ook het middenveld liep storm. Op 21 maart 1992 bracht het platform Hand in Hand honderdduizend mensen in Brussel op straat in wat tot nu toe de grootste antiracistische betoging was die het land gekend heeft. Het door PVDA gestuurde initiatief Objectief 479.917 streefde naar evenveel handtekeningen voor gelijke rechten als Vlaams Blok stemmen had gehaald. En het door Eric Corijn, Paula Burggraeve en Paul Verbraeken opgerichte netwerk Charta 91 startte vanaf begin 1993 een campagne voor een cordon sanitaire waarvoor de unaniem gestemde resolutie van de Vlaamse Raad de basis vormde. Hand in Hand sprong mee op de kar en de in 1989 door Jos Geysels opgestelde tekst maakte zijn comeback. Het was Charta 91, opgericht onder het motto ‘het tij keren’, dat de inmiddels algemeen overgenomen term ‘cordon sanitaire’ (schutskring) vanuit de landbouw naar de politiek bracht en populariseerde. Meer dan zeshonderd politieke mandatarissen, net als partijen, engageerden zich op geen enkel niveau zaken te doen met extreemrechts. In mei 2000, vóór de gemeenteraadsverkiezingen van 8 oktober 2000, legde Hand in Hand de voornaamste politieke partijen een tien punten omvattend ‘Charter voor de democratie’ voor. Punt 7 klonk onomwonden: ‘Dat onze partij onverkort het cordon sanitaire rond Vlaams Blok behoudt, wat betekent dat wij op geen enkel bestuursniveau politieke samenwerking zullen aangaan, akkoorden of coalities sluiten’. Was getekend Stefaan De Clerck (CVP), Karel De Gucht (VLD), Patrick Janssens (SP), Jos Geysels (Agalev) en … Geert Bourgeois (VU).
NOOIT ONBESPROKEN
De historiek van het cordon werd ook die van het in vraag stellen van dat cordon. Al in 1993 achtte ex-CVP-minister Leo Delcroix Vlaams Blok een partij als de andere waarmee samenwerking niet uitgesloten mocht worden. Na zijn aantreden in 2003 als partijvoorzitter liet ook Yves Leterme een ander geluid horen. Voorstellen die van die partij kwamen, hoefden voor hem niet principieel afgewezen te worden. Terwijl Leterme evenwel vasthield aan het cordon (geen coalities smeden met extreemrechts), zag fractieleider Pieter De Crem dat anders. Vlaams parlementslid Johan Weyts werd in 2004 even uit de partij gezet omdat hij deelnam aan het door Vlaams Blok gepiloteerde Comité tegen het Stemrecht voor Vreemdelingen. Hij keerde snel terug nadat hij dat Comité verliet. Ook bij de liberalen klonken er dissonante geluiden. De Antwerpse liberaal Ward Beysen creëerde in 2002 zijn Liberaal Appel. Ook Hugo Coveliers en Jean-Marie De Decker kantten zich tegen het cordon. Beiden werden in respectievelijk 2005 en 2006 uitgesloten. Coveliers richtte zijn eigen club op, VLOTT, waarmee hij in 2006 in Antwerpen in kartel met Vlaams Belang naar de kiezer trok.
Over het warm en koud blazen bij N-VA ten aanzien van samenwerking met extreemrechts kan inmiddels een heel boek geschreven worden.
Over het warm en koud blazen bij N-VA ten aanzien van samenwerking met extreemrechts kan inmiddels een heel boek geschreven worden. Zoals in vele dossiers heeft partijvoorzitter Bart De Wever hierover al alles en zijn tegenovergestelde verklaard. Van het ronkerige ‘dan stop ik nog liever met politiek’ (december 2022) tot het dreigement met Vlaams Belang in zee te gaan als de overige Vlaamse partijen in 2024 een federale regering zonder Vlaamse meerderheid vormen. Of als Van Grieken Dewinter en nog een paar ranzige racisten zou buitenwippen. Onlangs (januari 2024) noemde Vlaams parlementslid Sarah Smeyers niet samenwerken met Vlaams Belang een ‘historische fout’. Notoir usual suspect van samenwerking is Theo Francken die in 2016, toen nog staatssecretaris, liet optekenen dat slechts ‘enkele praktische zaken’ een samenwerking in de weg stonden. Na de federale en Vlaamse verkiezingen van mei 2019 leek een en ander in een stroomversnelling te komen. Vlaams Belang-voorzitter Van Grieken werd, in tegenstelling tot Dillen indertijd, wél door de koning ontvangen. Voor het eerst sinds 1936 mocht een extreemrechts leider op audiëntie bij de vorst. Ook bij De Wever mocht Van Grieken, vergezeld van Barbara Pas en Chris Janssens, op de koffie. Beide partijvoorzitters, De Wever en Van Grieken, zouden praten van mei tot juni 2019 over de vorming van een Vlaamse regering.
DISCOURS OVERGENOMEN EN TOEGEPAST
Het hierboven allesbehalve exhaustieve overzicht leert dat het cordon nooit onbesproken is geweest, maar wel op één punt een eclatant resultaat opleverde. Sinds zijn oprichting in 1978 als Vlaams Blok en zijn doorstart in 2004 als Vlaams Belang is deze extreemrechtse partij welgeteld nul dagen aan de macht geweest. Vijfenveertig jaar lang. Maar kijk. Van wat ooit de finale trigger voor het cordon was, het vermaledijde 70-puntenplan, werden vele punten – onder andere het opsluiten van minderjarigen in detentiecentra – uitgevoerd door rechtse en linkse centrumpolitici. Geen enkel punt uit dat plan is vandaag politiek taboe. Terwijl dat cordon een harde vorm van Abgrenzung is, hebben centrumpartijen zelf delen van het extreemrechtse programma, van het discours, overgenomen en toegepast. Ze hebben met andere woorden de harde organisatorische demarcatie gecombineerd met een inhoudelijke accommodatie.
De 'Abgrenzung'-strategie kan slechts inhoudelijk effect hebben als ze gepaard gaat met een confrontatie met en een betwisting van de ideeën van extreemrechts.
Het is een strategie die extreemrechts kan terugdringen als organisatie maar die politiek (beleid) geen positief effect sorteert. Het maakt voor een kind weinig verschil welke regering het van de schoolbanken plukt om achter tralies te zetten. Deze strategie – extreemrechts isoleren maar er deels de ideeën van overnemen – leidde het vaakst tot een normalisering van extreemrechts die de zin van een cordon bij grote delen van het publiek in vraag stelt. De Abgrenzung-strategie kan slechts inhoudelijk effect hebben als ze gepaard gaat met een confrontatie met en een betwisting van de ideeën van extreemrechts. En vooral met het voorstellen van krachtige humane, sociale en democratische alternatieven richting een beleid dat de voedingsbodem voor extreemrechts wegneemt en de hoofden en harten verovert.
Dat betekent dat het cordon op zichzelf geen oplossing is, maar wel één (defensief) aspect van een tweevoudige strategie waarvan het offensieve aspect helaas maar al te vaak uitblijft. De extreemrechtse partij moet achter de schutskring, maar het onbehagen, de frustraties, de ontreddering, de woede van de mensen moeten worden opgepikt. Tot nader order bestaat er geen regel die stelt dat in de landen waar het cordon werd losgelaten of nooit gehanteerd, extreemrechts werd ingedamd. Laat België dus deze uitzondering op de Europese kaart blijven. Inzake de index zijn we dat ook, en het loslaten ervan zal onze koopkracht zeker niet ten goede komen.
Leestip: Het meest volledige overzicht van de geschiedenis van het cordon sanitaire (overigens ook in Brussel, Wallonië en Ostbelgien) is Franstalig en werd uitgebracht door het Centre de recherce et d’informations socio-politiques, CRISP): Benjamin Biard, ‘La lutte contre l’extrème droite en Belgique. I. Moyens légaux et cordon sanitaire politique’, Courrier hebdomadaire n° 2522-2523, CRISP, 2021.
Samenleving & Politiek, Jaargang 31, 2024, nr. 2 (februari), pagina 4 tot 8
Abonneer je op Samenleving & Politiek
Het magazine verschijnt 10 keer per jaar; niet in juli en augustus.
Proefnummer? Factuur? Contacteer ons via
info@sampol.be
of op 09 267 35 31.
Het abonnementsgeld gaat jaarlijks automatisch van je rekening. Het abonnement kan je op elk moment opzeggen. Lees de
Algemene voorwaarden.
Je betaalt liever via overschrijving?
Abonneren kan ook uit het buitenland.
*Ontdek onze SamPol draagtas.