Tim ’S Jongers ontrafelt het armoedeweb op een begrijpelijke manier met ook fragmenten uit zijn eigen ‘erbarmelijke levensverhaal’, zonder er een armoedepeepshow van te maken.
Armoede uitgelegd aan mensen met geld
Zoals de titel van een recent interview, Hoogopgeleiden hebben belachelijk goed voor zichzelf gezorgd, met Tim ’S Jongers er nog inhakte, zo confronterend goed is zijn nieuwe boek Armoede uitgelegd aan mensen met geld. Want ‘mensen met geld’, dat gaat ook over u, het select clubje van hoogopgeleide, goedverdienende burgers. Zeker als ik mag teruggrijpen naar een lezersbevraging uit 2005 van Samenleving & Politiek; bijna 75% van u had toen een universitair diploma. Samen behoren u en ik wellicht tot de groep hoogopgeleiden (een minderheidsgroep, want in 2021 had circa 11% van de werkende Vlamingen een universitair diploma op zak), die vandaag naar alle waarschijnlijk ergens in de beleidswereld, in de (non-)profit, aan de universiteit of in de media ‘aan de knoppen’ zit en het maatschappelijke debat mee aanstuurt. Je zou denken: zoveel intellect bij elkaar leidt toch automatisch tot een ongelooflijk pienter armoedebeleid?
Het is echter op dat niveau waar, volgens Tim ’S Jongers, een gigantische begripskloof bestaat van ‘wat armoede nu écht is’. Daardoor ontstaat een beleid dat totaal geen recht doet aan de realiteit van armoede en zijn doelen soms compleet voorbijschiet. Te vaak wordt immers enkel naar de oppervlakte van dé armoede (lees: inkomsten versus uitgaven) gekeken. We staan amper stil bij de ‘diepte van armoede’ (noot: dé armoede bestaat niet en voor ‘armoede-experten’ onder jullie: we doelen deze keer níet op de relatieve mediane armoedekloof). Veelal vertaalt zo’n ‘technocratische’ benadering zich in ‘kille bureaucratie’ (verdien je 5 euro meer ben je plots niet meer arm en verlies je bepaalde rechten) en ligt de focus voornamelijk op ‘symptoombestrijding’ (armoedebestrijding binnen het onderwijs staat dan gelijk aan gratis schoolmaaltijden). Zelden of nooit worden de dieperliggende oorzaken aangepakt of worden de rollen omgedraaid: ‘wat betekent het voor een persoon om in armoede op te groeien én te (over)leven en wat heeft die persoon nodig?’ in plaats van ‘waar heeft iemand recht op?’
Wat als je continu moet leven met een overdosis stresshormonen in je lijf omdat je leven aanvoelt als een miezerig dominosteentje?
Wat betekent het immers als je vanaf de wieg hebt moeten opgroeien met een beschadigd zelfbeeld en met weinig bestaanszekerheid? Wat als je continu moet leven met een overdosis stresshormonen in je lijf omdat je leven aanvoelt als een miezerig dominosteentje? In welke mate kan je hoop putten als je alles te verliezen hebt? Hoe kan je nog rationele keuzes maken als het water aan je lippen staat? In hoeverre ben je in staat om te klimmen op een sociale ladder, als de grond onder je voeten uit drijfzand bestaat? En wat als armoede je nooit meer loslaat?
Dit stuk leest misschien een beetje ongemakkelijk, zeker als je zelf geen klassenmigrant of ervaringsdeskundige bent zoals Tim ‘S Jongers, maar je misschien eerder een intellectueel voelt zoals Antonio Gramsci ze op het oog had. Alle idealen of goede intenties ten spijt, met dit boek fileert Tim ’S Jongers als geen ander de huidige beeldvorming over armoede en legt hij de vinger op de wonde. Het zijn immers niet toevallig de hoogopgeleiden die het meest vertrouwen hebben in de democratie en de huidige gang van zaken, terwijl ‘zij die minder hebben of zich minder voelen’ het minste vertrouwen hebben en afhaken. Of hebben wij hen misschien weggeduwd? Tim ’S Jongers spreekt dan ook consequent over ‘weggeduwden’ in plaats van ‘afgehaakten’.
Confronteren kan Tim ’S Jongers als de beste in zijn gedurfde schrijfstijl. Hij doet dit allemaal op een verbluffende wijze door niet alleen op een begrijpelijke manier het armoedeweb te ontrafelen, stapsgewijs vanuit de oppervlakte tot in de diepte, maar telkens ook uitstekend onderbouwd, doorspekt met inspirerende praktijkvoorbeelden, vaak met sappige anekdotes en vindingrijke metaforen. Dit alles wordt gecombineerd met (soms zware porties) fragmenten uit zijn eigen ‘erbarmelijke levensverhaal’, zonder er een armoedepeepshow van te willen maken.
De beklimming van de spreekwoordelijke ladder ging voor Tim 'S Jongers niet over rozen. Zelf omschrijft hij zijn reis als ‘tunnelkruipen’.
Voor de buitenstaander lijkt zijn verhaal op het eerste zicht misschien op de verpersoonlijking van de ‘American Dream’. Weinigen hebben het hem immers voorgedaan om vanuit zo’n startpositie een weg te timmeren tot op de publiekstrede waar hij zich vandaag bevindt, directeur van het wetenschappelijk bureau Wiardi Beckman Stichting in Nederland. Toch ging de beklimming van de spreekwoordelijke ladder absoluut niet over rozen. Zelf omschrijft hij zijn reis als ‘tunnelkruipen’. In plaats van zijn succesverhaal op te hangen vanuit het typisch meritocratisch ideaalbeeld, gebruikt hij zijn persoonlijke ervaringen net om diezelfde maatschappelijke idealen te doorprikken. Dat laatste maakt dit boek zo (h)eerlijk authentiek, maar ook toegankelijk voor een breder publiek.
Want ook de gemiddelde praktijkwerker zal zich kunnen herkennen in dit boek. Het zijn immers zij die vaak een grote discrepantie voelen tussen het hogere beleidskader en de eigenlijke werkvloer. Het is vanuit hun dagelijkse realiteit met de (kwetsbare) cliënt dat het lijkt alsof de overheid én het managementkader stap voor stap het ‘sociaal contract’ aan het ontmantelen is (wat ook effectief het geval is) en de voeling dreigt kwijt te geraken. Hoe je het draait of keert, als professional draai je vandaag ook mee in de (versnipperde) welzijn- en zorgmachine, ook al zit je niet zelf aan de knoppen.
Tim ‘S Jongers spreekt over ‘armoedetaylorisme’, een verkokering in de armoedebestrijding.
Zelf spreekt Tim ‘S Jongers in dit verband over ‘armoedetaylorisme’, waarmee hij een vergelijking maakt met de invoering van de lopende band uit de jaren 1930. Door de versnippering in deeltaken was iedereen toen wel met een auto bezig, maar niemand nog met dé auto. Deze verkokering ziet hij nu ook gebeuren in de armoedebestrijding. Denk maar aan de huidige opsplitsing in energiearmoede, digitale armoede, kinderarmoede, voedselarmoede, enzovoort. Hierdoor zien heel wat maatschappelijke organisaties hun ‘klantenbestand’ groeien, maar zijn weinigen nog bezig met dé armoedebestrijding. Tegelijk zijn diezelfde organisaties ondertussen ook vergroeid met de lange arm van het overheidsbeleid.
Dat brengt mij tot een korte vergelijking met Vlaanderen. Ondanks de Nederlandse insteek blijft de theoretische onderbouw redelijk vergelijkbaar met onze referentiekaders. De meeste praktijkvoorbeelden zijn herkenbaar, maar soms ook vernieuwend of prikkelend. Van bepaalde initiatieven moet je soms wel eens een wenkbrauw fronsen, zoals het ‘dress for success’ concept (deze organisatie geeft kleding en advies aan mensen met een uitkering of een minimuminkomen die willen solliciteren). Anderzijds zetten atypische voorbeelden ook wel eens aan tot kritische zelfreflectie. Of aansluitend: wat doe je als je elders bepaalde tendensen opmerkt die al veel langer wortel hebben geschoten met gekende perverse effecten als gevolg? Neem nu de evolutie van de ‘participatiesamenleving’ met het ideaal van de ‘zelfredzame burger’ en als gevolg een bewuste keuze voor terugtrekking van de overheid. Op dat vlak staat Nederland natuurlijk al vele jaren verder dan Vlaanderen. Dit laat zich momenteel ook sterk(er) voelen in de huidige wooncrisis, zorgcrisis, bestaanszekerheidscrisis, arbeidsmarktcrisis, onderwijscrisis, enzovoort. Herkenbaar? Hoever wil je in Vlaanderen dan (nog) gaan? En hoe krijgen we die tendens nog gekeerd?
Om armoede effectief te bestrijden, hebben we een ‘massa van constructief woedende burgers’ nodig.
Het laatste deel van het boek draait rond de vraag: waar is de tegenmacht gebleven? Om armoede effectief te bestrijden, hebben we volgens Tim ‘S Jongers een ‘massa van constructief woedende burgers’ nodig. Met dit boek zet hij alvast een mooie stap in de richting van een breed maatschappelijk debat dat verder gaat dan de ‘morele ambities’ van verdwaalde CEO’s, consultants of bankiers, die Rutger Bregman voor ogen heeft. Of dit binnen het huidige gepolariseerd klimaat voldoende zal zijn om een constructieve massa op de been te brengen, betwijfel ik. Hiervoor zie ik zelf nog veel ongebruikt potentieel liggen bij de grote groep ‘praktijkwerkers’ (zorg, welzijn en onderwijs) die vandaag steeds meer worstelen met hun intrinsiek zelfwaarde-gevoel, al dan niet aanschurend tegen een burn-out. Het komt er volgens mij vooral op neer deze ‘verdoken gevoelens van verontwaardiging’ goed te capteren en weten te collectiveren. Dit vraagt mijn inziens ook een andere houding van diezelfde groep hoogopgeleiden, die momenteel aan de knoppen zit binnen die hoger genoemde sectoren. Er zijn dus nog vele kloven te dichten. En dat doen we best samen. En (n)u?
Seppe Vanhex
Samenleving & Politiek, Jaargang 31, 2024, nr. 6 (juni), pagina 76 tot 78
Abonneer je op Samenleving & Politiek
Het magazine verschijnt 10 keer per jaar; niet in juli en augustus.
Proefnummer? Factuur? Contacteer ons via
info@sampol.be
of op 09 267 35 31.
Het abonnementsgeld gaat jaarlijks automatisch van je rekening. Het abonnement kan je op elk moment opzeggen. Lees de
Algemene voorwaarden.
Je betaalt liever via overschrijving?
Abonneren kan ook uit het buitenland.
*Ontdek onze SamPol draagtas.