Hoewel een aantal historische klimaatwetten in Europa wel degelijk de eindmeet haalden, koos Duitsland steeds vaker voor een aarzelende en zelfs weerspannige rol.
Energy and Power
Stephen Gross schreef een fantastisch boek over de naoorlogse Duitse energiepolitiek. In Energy and Power reconstrueert Gross het hobbelige traject van steenkool naar olie en kernenergie, de keuze voor aardgas (en Rusland), atomkraft nein danke en de lange strijd voor ‘ecologische moderniteit’.
Al doende snijdt hij tal van episodes en thema’s aan: economisch theoretische debatten, electorale en geopolitieke overwegingen, technologische ontwikkelingen, bedrijfsbelangen, sociale verhoudingen, het ideologisch parcours van de voornaamste partijen, enzovoort.
De parallellen met onze huidige toestand zijn legio. Zie de eeuwig terugkerende paniek over industriële exportbelangen. De enorme schaal van de naoorlogse ‘transitie’ weg van steenkool. De pleidooien, en eerder verrassende bondgenootschappen, voor energiebelastingen en koolstofprijzen. Of de decennia oude pogingen om economische modellen te verzoenen met de echte, materiële wereld.
VERKEERSLICHTCOALITIE
Het boek verscheen op een historisch geladen moment. Drie jaar geleden kwam in Duitsland een Verkeerslichtcoalitie aan de macht van Sociaaldemocraten (SPD), Groenen en Liberalen (FPD). Voor rood-groen was het een afspraak met de geschiedenis. Een kwarteeuw nadat zij de ‘energiewende’ in gang staken, konden ze deze zelf volbrengen. Het licht van de laatste kerncentrales ging uit, de kolenuitstap werd vervroegd naar 2030 en het installatietempo van zonne-energie moest verviervoudigen. Duitsland wilde vervellen tot een ‘sociaal-ecologische markteconomie’, de Green Deal zou dit project opschalen naar de Europese Unie.
Enkele maanden later liet echter een ander soort geschiedenis zich gelden. De Russische inval in Oekraïene zorgde voor een Zeitenwende en een fossiele energiecrisis. Het Duits-Russische web aan pijpleidingen bleek een geo-economische fuik.
De respons van Duitsland was diep ambigue. De coalitie versnelde de uitrol van hernieuwbare energie, maakte openbaar vervoer spotgoedkoop en voorzag miljarden voor industriële decarbonisatie. Tegelijk besliste ze tot de uitbouw van een gigantische LNG-infrastructuur en tot uitgebreide subsidiepakketten om de gasfactuur te drukken. Ambitieuze plannen op vlak van verwarming en energiebesparingen verdronken in politieke rel.
De grootste teleurstelling kwam op het Europese toneel. Hoewel een aantal historische klimaatwetten wel degelijk de eindmeet haalden, koos Duitsland steeds vaker voor een aarzelende en zelfs weerspannige rol. Ze duwde gascentrales in de taxonomie voor duurzame investeringen, plooide voor de autolobby bij het uitfaseren van verbrandingsmotoren, en zorgde met haar onthouding mee voor het kelderen van de natuurherstelwet. Van visionair Europees leiderschap zal niemand bondskanselier Scholz betichten.
HET OUDE PARADIGMA
Deze strubbelingen zijn een voortzetting van de decennialange worsteling om Duitslands energetische koers. Het boek van Gross kadert deze als een strijd tussen een ‘oud’ en een ‘nieuw’ energieparadigma.
Het ‘oude’ energieparadigma dicteert dat landen, zeker export-georiënteerde economieën als Duitsland, alleen kunnen groeien als ze hun consumptie van energie maximaal uitbreiden én tegelijk zo goedkoop mogelijk houden. Het gebrek aan Duitse olievoorraden, en megalomane projecties over toekomstige energienoden, wakkerden deze vrees verder aan. Het leidde tot Sovjetgas, kerncentrales en mislukte pogingen om een soort Duitse Shell uit de grond te stampen. Ook Europese integratie diende deels als toegangspoort tot grotere voorraden.
Deze zenuwen waren hecht verbonden met het enorme politieke gewicht van de Duitse industrie. In elke omslag speelde deze een sleutelrol.
Dat was soms als een offensieve kracht. Zo dreven de Duitse nucleaire ambities op een belofte van technologisch leiderschap. Tot in Brazilië zouden er zogezegd Duitse koeltorens verrijzen. Ook de Ostpolitiek van Willy Brandt dreef deels op de commerciële belangen van BASF, Thyssenkrupp en Mannesman.
Vaker drukte ze echter een defensieve stempel. Steevast verschijnt de Duitse industrie ten tonele als een reus op lemen voeten: vitaal, onmisbaar én fragiel. Eén misstap … en de boel zou onherstelbaar in mekaar storten.
Begin jaren 1990 kwam er een einde aan een ecologische wending binnen de CDU, toen de industrie zich keerde tegen haar klimaatprogramma.
Deze angst voor concurrentienadelen versmachtte regelmatig pogingen tot milieubeleid. Begin jaren 1990 kwam er bijvoorbeeld een einde aan een ecologische wending binnen de CDU, toen de industrie zich keerde tegen haar klimaatprogramma. Zonder overvloedige fossiele en nucleaire energie dreigden immers krimp en massawerkloosheid.
HET NIEUWE PARADIGMA
De dominante positie van de industrie bleek ook een onvermijdelijke fact of life voor de voorstanders van een ‘nieuw’ energieparadigma. Zij presenteerden hun model dan ook vooral als een herinterpretatie van deze offensieve en defensieve belangen. In plaats van de koortsachtige slag tegen schaarse en dure energie, boden zij kwalitatieve groei en groene export. Dat vergde dan wel een overheid die durfde sturen.
Dit ‘ecologisch modernisme’ vormde ook het cement van de politieke coalitie die het Duitse energielandschap zou transformeren: groenen en sociaaldemocraten.
Al in de jaren 1970 was er bij de sociaaldemocraten een sterke milieuvleugel. Deze pleitte onder meer voor een oliebelasting, en ambitieuze programma’s op vlak van energiebesparingen en woningrenovaties. Ook de banden met de anti-nucleaire beweging waren hecht.
Deze lijn kreeg niet steeds de overhand. Onder Helmut Schmidt (1974-1982) verdween ze bijvoorbeeld lange tijd naar de achtergrond, ten voordele van een corporatistische fossiele en nucleaire agenda. Maar zeker vanaf de jaren 1980 won ze aan kracht. De idee dat milieubeleid jobs kostte, brokkelde af. Efficiënte productie en een ‘solar age’, met exportkansen voor wind en zon, zouden de schaduw van desindustrialisatie en Chernobyl verjagen. Figuren als SPD’er Hermann Scheer, de onvermoeibare linkse ‘Zonnepaus’, belichaamden dit sociaal-ecologisch offensief.
Dat leidde tot steeds hechtere banden met de Groenen, een toenadering die nog gesmeerd werd door de overwinning van de ‘realo’s’ binnen deze partij. Radicale en antikapitalistische systeembreuk legde het af tegen een programma van groene welvaart, herverdeling, en democratisering.
Het ‘ecologisch modernistische’ gedachtegoed is ook vandaag het fundament van de rood-groene coalitie in Duitsland.
Dit ‘ecologisch modernistische’ gedachtegoed is ook vandaag het fundament van de rood-groene coalitie. De Groene partij die in 2021 aan de macht kwam, deed dat op de vleugels van enorme klimaatmobilisaties, maar ook met de belofte van capabel en bedrijfsvriendelijk economisch management. Met als symbool het nieuwe ‘superministerie’ voor economie, energie en klimaat onder groene voorman Habeck.
Klimaat- en milieubeleid moesten er komen vanwege schone lucht en een leefbare planeet, maar ook in functie van exportbelangen, tewerkstellingskansen en bevoorradingszekerheid.
KWETSBAAR
Zoals Energy and Power krachtig illustreert, mogen we het radicalisme van dit reformisme niet onderschatten. Het ging wel degelijk om een ingrijpende breuk met het dominante energieparadigma en de gevestigde belangen van mastodonten als elektriciteitsreus RWE. De eerste groene-rode coalitie kwam (in de woorden van Gross) “steeled for battle” aan de macht, en haar Energiewende wist de koers van Duitsland structureel te verleggen.
Maar de dilemma’s van de Verkeerslichtcoalitie illustreren ook de kwetsbaarheid van deze strategie, die haar ecologische lot verbindt aan de mantra’s van bevoorradingszekerheid, industriële groei en technocratisch management. Crisis en conjunctuur, of groen mercantilisme van concurrenten als China en de VS, kunnen deze argumenten onderuit halen. Dan sta je plots als groene minister LNG-terminals te vergunnen of gasdeals te sluiten met Qatar. De geschiedenis van het Duits-Rusissche gasnetwerk illustreert nochtans het gevaar van zulke infrastructuur. Goedkope fossiele energie verzwakte stelselmatig het pleit voor een groene Wende.
Het belangrijkste gevaar komt van de FPD, dat in de regering zwaar boven haar minieme gewicht bokst.
Het belangrijkste gevaar komt evenwel niet van de interne rood-groene contradicties. Wel van de FPD, dat in de regering zwaar boven haar minieme gewicht bokst, en de rechtse oppositie van CDU en AfD.
De FDP, van liberale stokebrand Christian Lindner (huidig minister van Financiën), krijgt helaas weinig aandacht in het boek van Gross. Haar agressieve verzet tegen verdere vergroening is echter emblematisch voor de dominantie van het ‘oude paradigma’ binnen centrumrechts. Bij de CDU duurde het bijvoorbeeld tot in de jaren 1980 voor er een zeker milieubewustzijn voet aan grond kreeg. Dat was toen van korte duur: angst voor ‘exploderende kosten’ dreef haar klimaatpolitiek terug in de kast. Deze zwalpbeweging zette zich verder. Na enkele groenere jaren onder de ‘late Merkel’, slaat de slinger nu weer volop de andere kant op.
Zeker op het Europese toneel boekt deze tegenbeweging al een jaar successen. Door wetgeving uit te hollen of zelfs terug te draaien – en vooral door het gesprek te verleggen naar de spoken van het oude paradigma. Ze verstrikt (ons) al doende in haar eigen, paralyserende incoherenties: met de begrotingsorthodoxie die Lindner afdwingt in Duitsland en de EU kunnen we de planeet niet redden, maar Volkswagen evenmin.
De worsteling tussen ‘oud’ en ‘nieuw’ zet zich dus verder. De Energiewende en de Green Deal zullen niet meer stilvallen. Maar ze kunnen wel aan het wankelen slaan, hun tempo tot strompelen gebracht door een zoveelste ‘pauzeknop’. In dit tijdsgewricht moet dat meer dan ooit leiden tot de vraag: een pauze, in afwachting van wat eigenlijk? Van wie? Of, met Gross: cui bono?
Yelter Bollen
Samenleving & Politiek, Jaargang 31, 2024, nr. 5 (mei), pagina 76 tot 79
Abonneer je op Samenleving & Politiek
Het magazine verschijnt 10 keer per jaar; niet in juli en augustus.
Proefnummer? Factuur? Contacteer ons via
info@sampol.be
of op 09 267 35 31.
Het abonnementsgeld gaat jaarlijks automatisch van je rekening. Het abonnement kan je op elk moment opzeggen. Lees de
Algemene voorwaarden.
Je betaalt liever via overschrijving?
Abonneren kan ook uit het buitenland.
*Ontdek onze SamPol draagtas.