De keuze voor eerlijke kansen, boven gelijke kansen, zet de deur open voor een meritocratische maatschappijvisie die abstractie maakt van structurele ongelijkheden.
In het laatste ontwerp van de congresteksten van Vooruit stond meerdere keren de slagzin ‘eerlijke kansen’ te lezen. Ook in het campagnemateriaal van Groen-kandidaten voor het Europees parlement nemen ‘eerlijke kansen’ een prominente plaats in. Opvallend is deze woordkeuze op de folder van de kandidaat voor Groen op de 2e plaats voor het Europese parlement, wiens beroep op de andere zijde van dezelfde folder wordt omschreven als ‘adviseur gelijke kansen’.
Eerst denk je dat ‘eerlijke kansen’ gewoon een verkiezingsslogan uit de koker van een marketingmanager is. Een nieuwe mode of trend op de markt van mooie woorden. Maar wanneer je merkt dat die woordkeuze te vaak, op te veel verschillende plaatsen, en in te veel cruciale gepolitiseerde kwesties terugkomt, ga je je stilaan afvragen wat het probleem is van de Vlaamse progressieve politiek met gelijke kansen?
Niet toevallig is één van de eersten om zich sterk te maken voor ‘eerlijke kansen’ Dirk Van Damme, onderwijsspecialist en ex-kabinetschef onderwijs. Voorzitter van de ‘commissie van wijzen’, die zich in opdracht van minister Weyts recent hebben gebogen over enkele pijnpunten in het Vlaamse onderwijs. Niet voor niets werpt Van Damme zich op als een brugfiguur tussen N-VA met Ben Weyts en Vooruit van Conner Rousseau. Wie het huidige beleid dat de expliciete goedkeuring van Van Damme wegdraagt en de voorstellen van zijn commissie erop naleest, zal kunnen vaststellen dat vooral de Vlaamse elitescholen en de leerlingen uit middenklassegezinnen daar beter van worden en dat er tegelijkertijd minder zal worden gedaan voor de leerlingen afkomstig uit minder begoede gezinnen.
Rond ‘eerlijke kansen’ zouden N-VA en Vooruit een compromis kunnen vinden en mee uitpakken.
‘Eerlijke kansen’ zijn niet toevallig de vlag die de lading moet dekken en waar partijen als N-VA en Vooruit een compromis op zouden kunnen vinden en mee zouden kunnen uitpakken. Leerlingen uit de lagere klassen moeten in de toekomst geen ‘gelijke kansen’ meer krijgen, maar gewoon ‘eerlijke kansen’. De impliciete aanname achter zo’n ‘eerlijke kansen’ beleid is dat het Vlaamse onderwijs aan elke individuele leerling ‘eerlijke kansen’ biedt, en dat het dus de individuele verantwoordelijkheid van leerlingen is om hun kansen te grijpen. Wie de lat niet halen of afhaken, hebben hun gemiste kansen aan zichzelf te danken.
Die aanname gaat voorbij aan één van de meest consistente bevindingen uit een lange en stevige wetenschappelijke traditie van onderwijsonderzoek in Vlaanderen: dat de sociale klasse van ouders de feitelijk ongelijke schoolloopbanen van hun kinderen voorspelt. Een andere eveneens ongegronde assumptie achter ‘eerlijke kansen’ is dat alle scholen even goed zouden zijn. Ook deze assumptie is jammer genoeg in strijd met de feiten. Dat het tekort aan wiskundeleerkrachten veel nijpender is in scholen in de kansenwijken in de steden dan elders in Vlaanderen is maar één voorbeeld van kwaliteitsverschil tussen scholen met grote gevolgen voor de toekomstkansen van hun leerlingen.
Een ongegronde assumptie achter ‘eerlijke kansen’ is dat alle scholen even goed zouden zijn.
Het probleem met het adjectief ‘eerlijk’ voor kansen is dat er geen yardstick is die aangeeft wanneer leerlingen ‘eerlijk’ behandeld worden of niet. Het adjectief ‘eerlijk’ behoeft een precieze omschrijving om als beleidsinstrument te dienen. Bijvoorbeeld, je kunt een ‘eerlijk belastingsstelsel’ omschrijven door te stellen dat het oneerlijk is wanneer inkomsten uit vermogen weinig of niet belast worden, terwijl inkomsten uit arbeid zeer zwaar worden belast. ‘Eerlijke belastingen’ houden dus in dat inkomsten uit vermogen en arbeid even zwaar worden belast. Zonder een precieze omschrijving kan iedereen het begrip ‘eerlijke kansen’ invullen naar hun eigen (politieke) wensen.
Waar het de BWP (Belgische Werklieden Partij) en BSP (Belgische Socialistische Partij) nog ging om de ‘volledige emancipatie van de arbeidende bevolking’ (cfr. het charter van Quaregnon) in het kader van de installatie van een socialistische staat, ging het sp.a om ‘gelijke kansen’ – wat beter paste binnen de omvorming van een rauwe kapitalistische economie naar een welvaartsstaat. Met de zogenaamde ‘actieve welvaartsstaat’ – noem het de Belgische Derde Weg – verschoof de betekenis van ‘gelijke kansen’ van het groepsniveau van de ongelijke relaties tussen sociale klassen naar het individuele niveau. Die individualisering van gelijke kansen paste dan weer binnen het veranderde discours met betrekking tot de verhouding staat-markt. Waarbij de staat onderschikt werd aan de markt en de collectieve emancipatie vanzelf tot stand zou komen als het individu geëmancipeerd werd. Deze historische evolutie van een ‘volledige emancipatie van de arbeidende bevolking’ naar ‘gelijke kansen’ betekende niet alleen een minder strijdbare opstelling tegen sociaal onrecht, maar ging ook gepaard met een stille verschuiving van het collectieve naar het individuele handelingsniveau in de vorm van een sociaalliberaal individualisme.
Ook in het onderwijs werden gelijke kansen niet meer op collectief niveau gedefinieerd maar op het individueel niveau. De onder sp.a-vlag doorgevoerde verandering in de ‘mission statement’ of pedagogische missie van het Stedelijk Onderwijs in Antwerpen spreekt in dit verband boekdelen. Het Antwerpse stadsonderwijs – met circa 55.000 leerlingen en 6.545 medewerkers in 120 scholen werd 205 jaar geleden opgericht om de kinderen van de armen en de arbeiders – collectief als sociale klasse – een even goede opleiding te bezorgen als deze van de katholieke zuil en van de aristocratie. De veranderde pedagogische missie luidt als volgt: “Door het organiseren en aanbieden van kwalitatief onderwijs biedt het Stedelijke Onderwijs eerlijke ontplooiingskansen, die elke lerende grijpt om talenten en competenties te ontwikkelen en door te groeien tot een verantwoordelijke wereldburger.”
Falen is niet langer de collectieve verantwoordelijkheid van het stedelijk onderwijs, maar het individuele probleem van de leerling.
In deze visie is het falen van leerlingen uit kansengroepen niet langer de collectieve verantwoordelijkheid van het stedelijk onderwijs – want stadsscholen bieden eerlijke kansen – maar wordt het probleem bij de individuele leerlingen gelegd, die hun kansen niet gegrepen hebben. Alsof het niet de taak van het onderwijs is om ervoor te zorgen – liefst samen met de ouders en andere opvoedkundige actoren – dat kinderen effectief kansen grijpen. Alsof onderwijsinstellingen vrijuit gaan wanneer kinderen van kleur sterk ondervertegenwoordigd zijn in de richtingen die voorbereiden op hoger onderwijs (het vroegere ASO). Wanneer een individuele leerling van kleur een B-attest krijgt, wordt niet langer in vraag gesteld hoe ‘eerlijk’ de kansen zijn die deze leerling heeft gekregen, want er zijn altijd andere leerlingen, al of niet van kleur of van minder begoede gezinnen, die wel hun A-attest behalen. Wat te bewijzen was.
Men kan zich afvragen of de ontwerpresoluties voor het laatste congres van Vooruit een paradigmawissel van gelijke kansen naar ‘eerlijke kansen’ beoogden? Op heel wat thema’s werd ‘eerlijk’ geconcretiseerd, zoals voor een eerlijk belastingstelsel, maar voor onderwijs bleef ‘eerlijke kansen’ onbepaald. In de resoluties gestemd door het congres wordt echter opnieuw over ‘gelijke kansen’ gesproken. Deze – vooralsnog omstreden – verschuiving van ‘gelijke kansen’ naar ‘eerlijke kansen’ is terug te voeren op een meritocratische ideologie, die het zicht ontneemt op sociale ongelijkheden en die terrein wint in alle geledingen van onze samenleving. Het concept van meritocratie is gestoeld op de individualistische logica van ‘verloning naar verdienste’ in een ideale vrije markt. Verdienste in een onderwijscontext wordt doorgaans gezien als optelsom van intelligentie (of hoe slim je bent) en motivatie (of hoe hard je werkt). Wie hard werkt, wie goed studeert, wie slim is …, die grijpt zijn/haar/hun kansen en wordt daarvoor beloond. Meritocratie als ideologie rechtvaardigt de privileges van leerlingen met een voorsprong van huis uit van bij de start van hun schoolloopbaan - en vergoelijkt de grote en toenemende sociale ongelijkheid die daardoor in stand worden gehouden.
Meritocratie als pedagogische visie in het onderwijs is blind voor de ‘geboorteloterij’ – je kiest niet waar je geboren wordt en in welke sociale klasse.
De keuze voor ‘eerlijke kansen’, boven gelijke kansen, zet de deur open voor een meritocratische maatschappijvisie die abstractie maakt van structurele ongelijkheden. Meritocratie als pedagogische visie in het onderwijs is blind voor (1) de ‘geboorteloterij’ – je kiest niet waar (in de wereld) je geboren wordt en in welke sociale klasse – (2) de sterk verschillende financiële mogelijkheden om te participeren in opleidingen allerhande en ter remediëring van allerlei moeilijkheden in de ontwikkeling en het leren van kinderen en jongeren; (3) wie al dan niet een tweede en zelfs een derde kans krijgt wanneer zij hun kansen niet meteen hadden gegrepen; (4) welk netwerk ouders kunnen inzetten om hun kroost vervolgens aan goed betaalde en stabiele jobs te helpen, (5) en het toeval dat je als kind geen ADHD, dyslexie of andere leerproblemen hebt.
PvdA-wethouder van onderwijs in Amsterdam, Marjolein Moorman, stelt het in haar Wibautlezing zo: “Onze meritocratie is (…) helemaal niet zo zuiver als we denken. Waar je terechtkomt, is niet alleen gebaseerd op talent en inzet, maar voor een groot deel afhankelijk van omgevingsfactoren (…) waar je zelf geen invloed op hebt en die voor ongelijkheid zorgen. (…) Meritocratie ordent onze samenleving als een ladder, met hogere en lagere treden.” De winnaars staan bovenaan, de verliezers onderaan. Deze die bovenaan staan bekommeren zich steeds minder om degenen die onderaan staan. “Voor gelijke kansen is het daarom belangrijk dat we compenseren voor die omgevingsfactoren. Dat we ongelijk investeren voor gelijke kansen”. Ongelijkheid, zo stelt Moorman, moet worden bestreden met ongelijkheid. We moeten als overheid meer investeren in de onderste – de minst machtige en minst rijke lagen van de samenleving. Moorman won met de PVDA de laatste gemeenteraadsverkiezingen 2022 in Amsterdam. PVDA werd toen opnieuw de grootste partij. Ze won maar liefst 61% meer stemmen.
We gaan toch ook niet vrouwen eerlijke rechten geven, maar gewoon gelijke rechten met mannen.
Kortom, ‘eerlijke kansen’ bieden geen goede leidraad voor wat een sociaaldemocratische partij aan zichzelf verplicht is om waar te maken. Gelijkheid en billelijkheid behoren tot de centrale waarden van de sociaaldemocratie. Kiezers ‘vooruit’ helpen, hen laten dromen van een betere toekomst voor henzelf en hun kinderen. Solidariteit organiseren met de zwaksten in de samenleving. In een neoliberale geïndividualiseerde wereld is gelijke kansen voor alle groepen nastreven de raison d’être van de sociaaldemocratie. Stel u even voor dat we het concept van eerlijke kansen zouden toepassen op de rechten van vrouwen. We gaan toch niet de vrouwen eerlijke rechten geven, maar gewoon gelijke rechten met de mannen.
Abonneer je op Samenleving & Politiek
Het magazine verschijnt 10 keer per jaar; niet in juli en augustus.
Proefnummer? Factuur? Contacteer ons via
info@sampol.be
of op 09 267 35 31.
Het abonnementsgeld gaat jaarlijks automatisch van je rekening. Het abonnement kan je op elk moment opzeggen. Lees de
Algemene voorwaarden.
Je betaalt liever via overschrijving?
Abonneren kan ook uit het buitenland.
*Ontdek onze SamPol draagtas.