Abonneer Log in

Wat wil de arbeidersklasse?

  • Eric Corijn - Hoogleraar stadstudies VUB, auteur van 'Gramci lezen' (ASP, 2022) en 'Vlaanderen ontwaak!' (Ertsberg, 2022)
  • 25 juni 2024

Het ligt niet voor de hand vandaag de stem van de arbeidersklasse te zijn. De werkende bevolking blijft erg verdeeld, spreekt niet met één stem.

1 meioptocht in Antwerpen (© ID/ Patrick De Roo)

De wortels van de arbeidersbeweging liggen natuurlijk in de arbeidersklasse. Die ontstond met de Industriële Revolutie. Eerst werd hun lamentabele leven aangeklaagd in de sociale romans van auteurs als Charles Dickens of Victor Hugo. Dan werd de sociale kwestie opgepakt door de eerste sociologen. Doorheen de opstanden van 1848 ontstonden mutualiteiten, coöperatieven, vakbonden en politieke clubs. En in 1871 met de Commune van Parijs een eerste sociale revolutie. Zo’n honderd jaar na de Industriële Revolutie was er de georganiseerde arbeidersbeweging.

Vanaf dan werd de emancipatie van de mensheid gekoppeld aan de lotsverbetering van de werkende klasse. Wel onder twee voorwaarden: de eenmaking van de klasse – voor een gezamenlijk klassenbewustzijn – én een maatschappelijk programma waarvan ook andere klassen – de boeren, de zelfstandigen – beter werden. Tot vandaag blijft dat een inzet in de politiek. Eenheid en maatschappelijk draagvlak creëren. Het is het verhaal van de drie algemene stakingen voor het stemrecht, van de strijd om arbeidstijdverkorting, het recht op onderwijs, het betaald verlof, om de sociale zekerheid en uiteindelijk de wettelijk vastgelegde krachtsverhoudingen in de naoorlogse welvaartsstaat. Aan dat sociaal contract werd vanaf de jaren 1980 een einde gemaakt door de neoliberale draai. De burgerij wilde meer rentabiliteit los van sociale begrenzing. Voorop kwam de gezondheid van de markteconomie, de concurrentiecapaciteit, de winstverwachting, de budgettaire politiek. Deregulering, flexibilisering, liberalisering en privatisering.

KLASSENBEWUSTZIJN?

Wat is vandaag dan nog de arbeidersklasse? In de klassieke definitie is ze groter dan ooit: al die mensen die verplicht zijn hun arbeidskracht te verkopen om in leven te blijven. Wereldwijd geldt dat zeker. Maar in de industrielanden heeft de sociale crisis huisgehouden. De algemene tewerkstelling van de na-oorlog bestaat niet meer. Ongeveer de helft van de ‘arbeidersklasse’ leeft van uitkeringen. De arbeidsmarkt is grondig veranderd. De grootindustrie is doorgaans vervangen door een financiële kerngroep met vele onderaannemers, vooral in lageloonlanden. Vele contracten werden omgezet in facturering aan zelfstandigen. Collectieve loononderhandelingen werden afgeblokt door de loonnormwetten.

De samenleving werd duaal. Een deel ging erop vooruit en werd vanaf de jaren 1990 in de literatuur naar Amerikaans model de ‘nieuwe middenklasse’ genoemd. In het Vlaams-nationale jargon: ‘de hardwerkende Vlaming’. Een deel geraakte in bestaansonzekerheid, werd afhankelijk van erg flexibele arbeid in de grijze of zwarte markt. Meer werkdruk en stress. Het sociale werd gevat in individualisering en atomisering. Thuiswerken en schermvergaderen hebben het samen werken veranderd. De publieke opinie werd minder aandachtig voor de productievoorwaarden dan wel voor leefstijl en de belangen van de consument. De samenleving ziet er vandaag heel anders uit dan zo’n vijftig jaar geleden.

Is de werkende klasse nog wel een maatschappelijke actor? En zo ja: over wie gaat het dan? Met welke eenheid? Welk maatschappelijk project? Met welke sociale basis?

Is de werkende klasse nog wel een maatschappelijke actor? En zo ja: met welk project?

De georganiseerde arbeidersbeweging heeft verschillend gereageerd op de veertig jaar neoliberale globalisering. De grote sociale organisaties (vakbonden, mutualiteiten) zorgden in de aanvang ook voor de uitvallers (werklozen, jongeren, migranten…) maar concentreerden zich gaandeweg steeds meer op de verdediging van verworven rechten van de werkenden. Sterke sectoren domineren de interprofessionele werking. Ze hielden stand door de dienstverlening verworven in de welvaartsstaat. Daardoor blijven de vakbonden in België het sluitstuk van de arbeidersbeweging. In de naoorlogse jaren waren ze ook de motor van een maatschappelijk project. Vandaag zitten ze in het defensief en moeten ze voortdurend pogen de meubelen te redden. Het had mooi geweest mocht er een post-Covid herbronning hebben plaatsgevonden.

SECTAIRE VERDEELDHEID IN DE POLITIEK

De sociaaldemocratie wil vooral blijven besturen. Ze haalde in 1981 nog een kwart van de stemmen en 61 zetels! Dan maakte ze de sociaalliberale draai, een vermeende ‘Derde Weg’ tussen kapitalisme en socialisme. Tot ver in de jaren 1990 bleef ze een belangrijke kracht in de EU. Maar die macht is gebruikt om het huidige liberale Europa vorm te geven. Er is nagelaten de globalisering ook een sociaal statuut te geven. Vanaf dan ging het bergaf.

Rik Van Cauwelaert heeft gelijk Vooruit nog steeds een sociaalliberale partij te noemen.

Vandaag heeft de sociaaldemocratie in België nog 16% van de stemmen en 29 zetels. Vooruit, en vooral Connor Rousseau, stopte de achteruitgang door te mikken op de corporatistische reflex van de werkende klasse, met begrip voor de racistische ondertoon ook in de eigen achterban, en vooral gericht op het behoud van eigen koopkracht en sociale zekerheid. De partij zet zichzelf in het centrum van een sterk rechtse samenleving. Van daaruit wil ze overleg met de op groei gerichte belangen van de ondernemers, gedragen door de rechtse zwenking. Rik Van Cauwelaert heeft gelijk Vooruit nog steeds een sociaalliberale partij te noemen. De socialisten zouden best opnieuw eens over de economie nadenken, over basisvoorzieningen, prijzen, korte ketens, eigendomsverhoudingen in de huisvesting, openbaar industrieel initiatief, structuurhervormingen, enzovoort. Ook al krijgt Rousseau de steun van de Vlaamse vakbondstop, qua programma is de kloof groot. Het wordt moeilijk voor hen de sociale zekerheid en de koopkracht echt te verdedigen. Bezuinigen en ontmantelen, is immers de bedoeling van rechts.

PVDA heeft de verschillende gaten opgevuld gelaten door de neergang van de traditionele arbeidersbeweging en de overlegeconomie: het reformisme van de sociaaldemocratie, de vele kleuren communisme, delen van de nieuwe sociale bewegingen, … De partij spreekt in naam van de werkende klasse, richt zich tot de vakbonden, tot de arbeiderswijken. Het programma is niet afgeleid uit een klassenanalyse of een ‘wetenschappelijk socialisme’, wel uit veelvuldige bevragingen. In die zin drukt de partij zeker uit ‘wat er leeft’. En dat leidt tot heel wat eisen die niet met de neoliberale prioriteiten zijn te verzoenen. Ze kunnen dus niet worden gerealiseerd via onderhandelingen met rechts. Maar dat is nog niet omgezet in een alternatief transitieplan of beleid. Dat is nodig, vooral omdat de ervaringen van het stalinistisch communisme niet voor herhaling vatbaar zijn. Vandaar dat de partij, zonder duidelijk beleidsplan, genoodzaakt is zich (voorlopig?) te blijven richten op mobilisatie, activisme en oppositie.

PVDA heeft geen duidelijk beleidsplan en is genoodzaakt zich (voorlopig?) te blijven richten op mobilisatie, activisme en oppositie.

De politieke ecologie heeft geen eigen sociale basis, alleen een electoraat. Zij spreekt niet in naam van een specifieke sociale groep, maar in naam van het ecosysteem. Vanuit die uitdagingen wordt een programma voorgesteld aan kiezers. Dat maakt de partij erg afhankelijk van de prioriteiten en de volatiliteit van het electoraat en van de agendasetting in media en publieke opinie. Ook omdat de groene transitie een sociale stabiliteit vereist die vele mensen in deze samenleving niet hebben. Groen heeft geen economisch alternatief, enkel een paar richtlijnen: circulair, korte keten, duurzaam. Vandaar dat de politieke ecologie vooral de nieuwe middenklasse aantrekt en te weinig biedt aan de precaire behoeftigen, ook al ondersteunen ze herverdeling. Wijlen Bruno Latour riep daarom op een nieuwe ecologische klasse vorm te geven.

INTUSSEN BLIJFT RECHTS AAN ZET

De werkende bevolking blijft zo erg verdeeld, spreekt niet met één stem. Een belangrijk deel, zelfs van de gesyndiceerden, is verleid door de rechtse en uiterst-rechtse demagogie. De progressieve partijen leven in hun eigen silo. De uitdagingen in een neoliberaal kapitalisme op zoek naar nieuwe vormen van protectionisme zijn groot. Rechts gaat voor ‘law & order’ gesteund door de conservatieve vleugel van het eigen volk en met veel strengere voorwaarden voor nieuwkomers. Links heeft geen ander maatschappelijk plan. Elk op zich zijn de partijen niet in staat zo’n alternatief uit te werken. Omdat ze een verschillend uitgangspunt hebben, elk een verschillende sociale basis bereiken, verschillende belangen dienen, en erg sectair zijn. Bart De Wever is superieur, niet omdat hij zo hoogbegaafd is, maar wel omdat zijn maatschappelijk plan samenvalt met de belangen van zijn achterban.

Bart De Wever is superieur, niet omdat hij zo hoogbegaafd is, maar wel omdat zijn maatschappelijk plan samenvalt met de belangen van zijn achterban.

Het ligt niet voor de hand vandaag de stem van de arbeidersklasse te zijn. De vereisten blijven de eenheid van de klasse herop te bouwen en dan een maatschappelijk project te verdedigen. Ter linkerzijde zijn er vandaag veel die gezien de segmentering van de klasse eerder kiezen voor een stem van het ‘volk’, een populaire klasse van werkenden, steuntrekkers en uitvallers en die te bereiken met een ‘populistisch’ programma tegen een ‘elite’. Het blijft een debat, ook bij analisten en denkers. Maar de sleutel ligt bij eenheid en samenwerking. En die schijnt, zo blijkt uit de Europese ervaringen, niet te komen uit redelijk inzicht maar uit politieke noodzaak.

Vandaag dreigt de verrechtsing van het centrum de macht aan te bieden aan uiterst rechts. Dat noodzaakt links tot eenheid. Samen op straat en samen in een front. Dat is wat de meesterstrateeg in Bart De Wever hier nog even wil vermijden. Geen front nu met Vlaams Belang. Nog niet. Geen verenigde oppositie door Vooruit aan boord te hijsen. Eerst een krachtig rechts bestuur onder de noemer van ‘centrum’. De consolidatie in het staatsapparaat (zie Orban, zie Meloni, zie Wilders, zie …) komt in een volgende fase. En zolang partijen alleen met de eerstvolgende verkiezingen bezig zijn, hebben ze geen alternatief strategisch transitieplan. Misschien in de aanloop naar oktober. Wie weet.

Abonneer je op Samenleving & Politiek

abo
 

SAMPOL ONLINE

40€/jaar

  • Je leest het magazine online
  • Je hebt toegang tot het enorme archief
MEEST GEKOZEN

SAMPOL COMPLEET

50€/jaar

  • Je ontvangt het magazine in de bus
  • Je leest het magazine online
  • Je hebt toegang tot het enorme archief
 

SAMPOL STEUN

100€/jaar

  • Je ontvangt het magazine in de bus
  • Je leest het magazine online
  • Je hebt toegang tot het enorme archief
  • Je krijgt een SamPol draagtas*
 

SAMPOL SPONSOR

500€/jaar

  • Je ontvangt het magazine in de bus
  • Je leest het magazine online
  • Je hebt toegang tot het enorme archief
  • Je krijgt een SamPol draagtas*

Het magazine verschijnt 10 keer per jaar; niet in juli en augustus.
Proefnummer? Factuur? Contacteer ons via info@sampol.be of op 09 267 35 31.
Het abonnementsgeld gaat jaarlijks automatisch van je rekening. Het abonnement kan je op elk moment opzeggen. Lees de Algemene voorwaarden.

Je betaalt liever via overschrijving?

Abonneren kan ook uit het buitenland.

*Ontdek onze SamPol draagtas.