Maatschappelijk gezien is de teloorgang van de provincies zeer jammer voor iedereen die zich inzet voor verbindende activiteiten.
© ID/Frederiek Vande Velde
Op 10 november 2016 trok de Limburgse vrouwenraad naar het Dusartplein in Hasselt. Daar begroeven ze de gelijke kansen in een lijkkist. De expertise en het netwerk dat was opgebouwd met steun vanuit de provincie verdween in de prullenbak. Het lijkt een fait divers, maar er is wel meer aan de hand. De afschaffing van de persoonsgebonden bevoegdheden van de provincies heeft een halt toegeroepen aan allerlei verbindende initiatieven. Tot voor kort stonden ook de grondgebonden bevoegdheden van de provincies, zoals ruimtelijke ordening, mobiliteit en economie, en dus de volledige afschaffing van het provinciale bestuursniveau, op de agenda van de regeringsonderhandelaars. Het verdient aandacht om dit in een juist perspectief te plaatsen.
Het provinciale niveau werd verankerd in de Belgische Grondwet van 1831. Ondanks discussies rond de begrippen centralisatie en decentralisatie werd steeds terecht geopperd dat de provincies een duidelijke meerwaarde hebben in de bestuurlijke inrichting van België. Pas tijdens de gesprekken over de zesde fase van de staatshervorming (Vlinderakkoord 2011) kwam het voortbestaan van de provincies onder druk. Toen werd bepaald dat de gewesten bevoegd zijn over het al dan niet behouden van het provinciaal bestuursniveau. Het vervolg kennen we: bij decreet van 18 november 2016 werd beslist om de persoonsgebonden bevoegdheden van de provincies af te schaffen vanaf 1 januari 2018. De bevoegdheden over sport, jeugd, kunst, cultuur, sport en de welzijnsmateries werden rommelig overgedragen naar ofwel Vlaanderen, ofwel de lokale besturen. Sommige initiatieven werden ook simpelweg opgeheven, wegens ‘geen interesse in Vlaanderen’.
Beleidsdomeinen stoppen niet aan de grenzen van de gemeente, en hebben nood aan een niveau tussen het gemeentelijke en het Vlaamse.
Het verzet van de werknemersorganisaties sloeg niet alleen op het geknoei met het personeel, dat eenvoudigweg werd rondgeslingerd naar andere bestuursniveaus. Als socialistische vakbond voor de lokale en regionale besturen onderschreven we ook het belang van de provinciale rol. We vinden dat de provincie als intermediair niveau zeker een meerwaarde kan bieden op het vlak van persoonsgebonden bevoegdheden. Deze beleidsdomeinen stoppen immers niet aan de grenzen van de gemeente, en hebben nood aan een niveau tussen het gemeentelijke en het Vlaamse. De provincie heeft immers het voordeel om voldoende dicht bij de burgers bovenlokale beslissingen te nemen. Het verlies van de persoonsgebonden bevoegdheden heeft zware gevolgen gehad voor de werking van het middenveld in de regio’s. Vooral organisaties die verschillende gemeenten overstijgen, maar tegelijkertijd te klein zijn om van een Vlaamse dekking te spreken, werden geraakt. Het provinciale niveau was een echte steun en toeverlaat op het vlak van gezinsbeleid, volwassenenhulp, welzijn en justitie, jeugdhulp en steun voor personen met een beperking. Ook thema’s als intrafamiliaal geweld, armoede en vrijwilligerswerk komen nog nauwelijks aan bod.
Een mogelijke volledige afschaffing van de provincies vereist toch een grondige evaluatie op maatschappelijk en financieel vlak. Het gemakkelijke antwoord, namelijk dat de regiovorming alle problemen ineens zal oplossen, is misplaatst. De regio-indeling is gebeurd met de losse pols van toenmalig minister van Binnenlands Bestuur, Bart Somers (Open VLD). Het blijft een zuiver theoretisch begrip dat bovendien elke democratische legitimiteit mist.
De provincie heeft zich steeds opgesteld als een neutrale partner, die niet gebonden is aan de vaak strakke en krampachtige Vlaamse beleidslijn.
Maatschappelijk gezien is de teloorgang van de provincies zeer jammer voor iedereen die zich inzet voor verbindende activiteiten. En is dat nu net niet wat we allemaal nodig hebben, in deze tijden van haatspraak, wantrouwen ten aanzien van onze instellingen en profileringsdrang? Nog belangrijker is het gegeven dat de provincie zich steeds heeft opgesteld als een neutrale partner, die niet gebonden is aan de vaak strakke en krampachtige Vlaamse beleidslijn. Zo speelt de provincie een belangrijke rol als toezichthouder ten aanzien van beslissingen op lokaal niveau, en kan zij ingrijpen bij ongeoorloofde politieke tussenkomsten. We moeten vrezen dat dit gegeven nu net de genadeslag kan vormen voor het provinciaal niveau. Lokale burgemeesters of schepenen willen geen provinciale inmenging meer in hun plaatselijk beleid, of willen geen neutraal advies vanuit de provincie inzake ruimtelijke ordening. De vlucht van Bart Somers naar Mechelen en de carrièrewending van eveneens voormalig minister en partijgenoot Gwendolyn Rutten naar Aarschot moet in dit licht bekeken worden.
Ook op financieel gebied mag er enige verduidelijking gegeven worden. Het lijkt er sterk op dat een eventuele afschaffing van de provincies enkel gezien zou worden als een platte besparing. Maar de waarheid is dat vooral de provincies minder middelen kregen, zodat ze geen flankerend beleid meer konden voeren. En dat is vooral schadelijk voor de bevolking. Het is duidelijk dat vanuit Vlaanderen voornamelijk geld vloeit naar grote steden zoals Antwerpen en Gent. Provincies zonder dergelijke grote steden krijgen minder middelen om bijvoorbeeld het cultuurbeleid uit te bouwen. Provincies ondersteunden dit dan concreet binnen hun regio.
Als besluit wil ik benadrukken dat het provinciale bestuursniveau best niet terechtkomt in Vlaamse handen. Want de discussie over de afschaffing van de provincies is een zuivere partijpolitieke discussie. Ondanks de uitdrukkelijke belofte in het Vlaams regeerakkoord 2024 om de provincies in stand te houden, staan Open VLD en N-VA nog steeds te springen om dit niveau af te schaffen. Nochtans zijn de gevolgen van de afschaffing van de persoonsgebonden bevoegdheden desastreus. Door ook de grondgebonden bevoegdheden weg te nemen kunnen we bezorgd spreken over het mogelijke einde van de fietssnelwegen of van de neutrale, onafhankelijke adviezen rond ruimtelijke ordening en omgevingsvergunningen, en moeten we geen initiatieven meer verwachten ten aanzien van grote uitdagingen, zoals de energietransitie en duurzaamheid.
Maar zover zijn we gelukkig nog niet. Eerst verkiezingen op 13 oktober. Laat vooral jullie stem horen!
Samenleving & Politiek, Jaargang 31, 2024, nr. 8 (oktober), pagina 36 tot 37
Abonneer je op Samenleving & Politiek
Het magazine verschijnt 10 keer per jaar; niet in juli en augustus.
Proefnummer? Factuur? Contacteer ons via
info@sampol.be
of op 09 267 35 31.
Het abonnementsgeld gaat jaarlijks automatisch van je rekening. Het abonnement kan je op elk moment opzeggen. Lees de
Algemene voorwaarden.
Je betaalt liever via overschrijving?
Abonneren kan ook uit het buitenland.
*Ontdek onze SamPol draagtas.