Dit was de meest participatieve legislatuur ooit op lokaal niveau. Wat kunnen we leren uit dit participatief tijdperk? En hoe kunnen we deze participatiegolf nog krachtiger maken?
© De Wakkere Burger
Dat het de meest participatieve legislatuur ooit was, is een straffe uitspraak en verdient toch wat staving. Volgens mij zijn er een aantal trends die daar toch op lijken te wijzen. Ten eerste investeerden steden en gemeenten in hun interne capaciteit rond burgerparticipatie. Velen hadden deze legislatuur bijvoorbeeld voor de eerste keer een participatieambtenaar. Ten tweede zagen we dat burgerparticipatie werd beschouwd als een politieke bevoegdheid, die toegewezen werd aan een schepen of de burgemeester. Dat toont het groeiende politiek draagvlak voor burgerparticipatie. Als derde trend zien we een groei in de private sector: waar er vroeger een handvol bedrijven waren die steden en gemeenten hielpen met hun participatieprocessen, zien we er nu meer en meer. Ten slotte zijn er ook gewoonweg gigantisch veel praktijkvoorbeelden.1
Het Vlaamse participatielandschap is dus duidelijk in volle ontwikkeling. Een aantal klassieke participatiekanalen kennen we eigenlijk al lang, zoals de adviesraden of meer klassieke burgerbevragingen via enquêtes. Ik ga in dit stuk niet focussen op deze vaak wat verouderde participatiekanalen. Uit de gereedschapskist van participatieve instrumenten die lokale besturen tegenwoordig ter beschikking hebben, ga ik twee instrumenten onder de loep nemen die deze legislatuur als vernieuwend naar boven kwamen: burgerbudgetten en gelote burgerpanels. Dat neemt uiteraard niet weg dat er nog vele andere instrumenten zijn, waar ik verder niet al te diep op zal ingaan.
BURGERBUDGETTEN
Ik zal beginnen met de populairste: de burgerbudgetten. Die schoten de laatste jaren echt als paddenstoelen uit de grond. Via een burgerbudget stellen lokale overheden een budget ter beschikking voor burgers die zelf projecten kunnen voorstellen (en/of realiseren) om hun wijk of buurt aangenamer te maken. Dat begint met een open oproep naar ideeën. Alle inwoners kunnen zo hun idee indienen waarmee zij denken hun wijk leefbaarder te maken. Indien ontvankelijk verklaard moeten de indieners hun idee zien uit te werken tot een concreet projectdossier, waarin ze naast een budgetraming en een timing vaak ook al een bepaald draagvlak in de wijk moeten aantonen. Vervolgens moeten er projecten geselecteerd worden die uiteindelijk gefinancierd worden. Sommige gemeenten selecteren zelf die projecten, bijvoorbeeld via een professionele, ambtelijke jury. Anderen organiseren er een open stemming over, waarbij projectindieners campagne voeren om zoveel mogelijk burgers voor hun project te laten stemmen. Nog anderen rekruteren een burgerjury die zich informeert en beraadslaagt over welke projecten het best beantwoorden aan de uitdagingen in de wijk. Na de selectie kan de uitvoering, al dan niet door de projectindieners zelf, beginnen.
Via burgerbudgetten leggen burgers een creativiteit aan de dag die lokale besturen intern niet altijd in huis hebben.
Het burgerbudget is een goed instrument om nieuwe burgerinitiatieven te stimuleren. Het gaat over actiegerichte participatie: burgers die de handen uit de mouwen halen om heel concreet iets te doen voor hun wijk of buurt. Zo leggen burgers een creativiteit aan de dag die lokale besturen intern niet altijd in huis hebben. Dat zie je ook in de projecten die daaruit ontstaan. Denk aan buurtmoestuinen met allerlei sociale en educatieve activiteiten, aan mobiele voedselbedeling voor mensen in armoede, of aan deelsystemen voor fietsen (of zelfs voor kajaks in het geval van Gent). Dat zijn zeer waardevolle projecten, waarvan burgers heel rechtstreeks de impact voelen in hun directe leefomgeving. Tegelijkertijd zijn dat nu niet bepaald de projecten of dossiers die hoog op de politieke agenda staan. Voor dat soort thema’s zijn er andere instrumenten.
GELOTE BURGERPANELS
Dat brengt me bij een tweede vernieuwing: gelote burgerpanels. Gelote burgerpanels hebben twee essentiële kenmerken: loting en deliberatie.
Het eerste heeft betrekking op hoe ze deelnemers rekruteren. Door ze compleet willekeurig te gaan selecteren, via een loting, slagen steden en gemeenten erin om een goede afspiegeling van hun populatie in één kamer te krijgen. Zo krijg je een groep deelnemers vanuit heel verschillende achtergronden, met een goede genderbalans, waar een schrijnwerker naast een advocaat zit, een IT’er naast een verpleegster, en een 16-jarige leerling naast een 82-jarige leerkracht op pensioen.
Door deelnemers compleet willekeurig te gaan selecteren, via een loting, slagen steden en gemeenten erin om een goede afspiegeling van hun populatie in één kamer te krijgen.
Het tweede kenmerk, deliberatie, heeft dan weer betrekking op de activiteit die deze groep aangaat.2 In een deliberatief proces gaat deze diverse groep deelnemers zich eerst grondig informeren over een politiek vraagstuk. Experten, middenveldorganisaties en adviesraden laten bijvoorbeeld hun licht schijnen op het politiek vraagstuk om de deelnemers de nodige informatie te bezorgen, vergelijkbaar met hoe politici zich informeren vooraleer ze beslissingen maken. Vervolgens gaan de deelnemers onder professionele gespreksbegeleiding overleggen, luisteren naar elkaar, en alle perspectieven overwegen om tot de juiste oplossingen voor het politiek vraagstuk te komen. De laatste stap van deze deliberatie is het formuleren van de aanbevelingen op basis van wat ze voordien gedaan hebben. Via deze weg hebben gewone burgers al weloverwogen aanbevelingen geformuleerd over complexe en gevoelige thema’s zoals mobiliteit, gemeentefusies, de indeling van de openbare ruimte of zelfs een lokale taks shift!3 De bevoegde schepen of burgemeester kan nadien met een lijst van aanbevelingen aan de slag en koppelt na enkele maanden terug over welke aanbevelingen wel uitgevoerd worden en welke niet (en vooral: waarom niet).
ROZENGEUR EN MANESCHIJN?
Maar het is natuurlijk niet allemaal rozengeur en maneschijn. Participatieprocessen zijn en blijven experimenten, waarin soms ook dingen fout lopen.
Een bekende uitdaging is bijvoorbeeld die van inclusie en diversiteit. Steden en gemeenten hebben meestal een vast publiek dat op al hun inspraakmomenten komt opdagen. Die noemen we in het vakjargon de usual suspects. Dat zijn burgers die al veel interesse hebben in politiek, die vaak al wat voorkennis hebben over het thema dat behandeld wordt, meestal hoogopgeleid zijn en, sorry, vaak ook al een beetje op leeftijd. Er is helemaal niets mis met de waardevolle input van deze mensen, maar het probleem is dat we door enkel naar hen te luisteren in een diplomademocratie belanden4: niet enkel onze politici zijn hoger geschoold, ook de burgers die deelnemen aan participatiemomenten zijn dat meestal. Toch slagen steden en gemeenten er stilaan in om ook moeilijker bereikbare groepen of de ‘stille meerderheid’ te betrekken, bijvoorbeeld door via middenveldorganisaties kwetsbare groepen te rekruteren, door loting te gebruiken als rekruteringsmethode, door breed te communiceren en aanwezig te zijn in het straatbeeld, door in het geval van deliberatieve processen de deelnemers te vergoeden en, het klinkt banaal maar het werkt enorm goed, kinderopvang te voorzien voor de deelnemende burgers.
Een volgende uitdaging zien we in de kwaliteit van de participatie. Men mag niet van een doorsnee burger verwachten een overwogen mening te hebben over elk beleidsdossier. Wil men burgers betrekken, dan moeten die burgers ook voldoende geïnformeerd worden, over het proces zelf, over het thema dat behandeld wordt én over wat er nadien met hun input zal gebeuren. Wat nog vaak schort aan de kwaliteit van de participatie, is dat burgers hun eigen belang komen verdedigen en moeilijk de mentale switch kunnen maken naar het algemeen belang. Ze komen hun ei leggen, hun beklag doen en willen nadien weer naar huis. Dat heeft veel te maken met het procesontwerp en de vraag die burgers voorgelegd krijgen: “zie hier ons recent goedgekeurd plan voor uw wijk, heeft u nog klachten?”. Professionele gespreksbegeleiding en de juiste facilitatietechnieken bieden hier soelaas.
Nog een dooddoener: na afloop van een inspraakavond krijgen de deelnemers te horen: “we nemen het mee!”. Onduidelijkheid over wat er met de input van burgers gebeurt, is echt gif voor kwaliteitsvolle burgerparticipatie. Zorgen voor een duidelijk mandaat en daarover van in het begin helder communiceren is essentieel verwachtingsmanagement. Burgers verwachten niet dat ze aan de knoppen van het schepencollege komen te zitten. Maar ze willen wel serieus genomen worden en zien dat er iets met hun input gebeurt. Dat betekent ook dat ze een grondige uitleg krijgen als er weinig, niets of pas binnen enkele jaren iets mee gebeurt. Waar burgerbudgetten snel tot een heel zichtbare impact leiden, is dat namelijk niet bij alle participatieprocessen het geval.
Een uitdaging die misschien wat minder sexy klinkt, maar wel super belangrijk is: het gebrek aan een evaluatiecultuur.
Ten slotte deel ik graag nog één uitdaging die misschien wat minder sexy klinkt maar wel super belangrijk is: het gebrek aan een evaluatiecultuur. Zoals al aangehaald, zijn en blijven participatieprocessen experimenten, en bij experimenteren hoort ook leren. Helaas ontbreekt dat laatste nog veel te veel. En je mag het de praktijk niet verwijten: vaak staan ambtenaren onder druk om al meteen een volgend proces op te zetten, nog voor ze het vorige konden evalueren. Maar er vallen zoveel lessen te trekken om in de toekomst processen op te zetten waarvan de kwaliteit alleen maar zal stijgen. Waarom bepaalde doelgroepen afwezig waren, waarom niet iedereen het woord durfde nemen, waarom bepaalde informatie onduidelijk of afwezig was, waarom de ene aanbeveling heel uitgebreid en de andere summier is, hoe de vraagstelling beter geformuleerd kon worden, waarom de ene wijk oververtegenwoordigd is tegenover de andere, enzovoort. Allemaal inzichten die lokale besturen kunnen gebruiken om hun toekomstige processen (nog) beter op te zetten, gaan al te vaak verloren. Door een grondige evaluatie transparant in de gemeenteraad te bespreken, open je bovendien het debat over burgerparticipatie en de legitimiteit ervan. Oké, het vraagt moed om zich politiek zo kwetsbaar op te stellen, maar dat zal hoe langer hoe meer het draagvlak voor burgerparticipatie vergroten.
BURGERPARTICIPATIE NA 13 OKTOBER
Wat betekent dit dan allemaal voor de volgende legislatuur? Zal die even participatief worden als haar voorganger? Zullen we de geboorte zien van nieuwe instrumenten, en zo ja, de welke? En hoe kunnen we deze participatiegolf nog een duw in de rug geven? Veel vragen die moeilijk te beantwoorden zijn. Veel hangt af van het verkiezingsresultaat op 13 oktober en van de coalities die daaruit voortkomen: staan die happig voor burgerparticipatie of beslissen zij de dingen liever zelf, top-down? Eén ding is zeker: verschillende steden hebben intussen een traditie van participatie opgebouwd die je niet zomaar overboord gooit. Dat begint ook in sommige kleinere gemeenten zo te gelden.
In een 'preferendum' schotel je de bevolking geen simpele ja-neevraag voor, maar krijgt de bevolking een lijst van beleidsvoorstellen waarop ze kan aangeven in welke mate ze die ondersteunt.
Wat de instrumenten betreft, denk ik dat we een trend zullen zien die eigenlijk al begonnen is: participatie-instrumenten zullen meer en meer gecombineerd worden. Gent, Kortrijk en Geel combineren bijvoorbeeld al burgerbudgetten met gelote burgerpanels. Gelote burgerjury’s doen er de selectie van de projecten. Zo zijn er nog combinaties mogelijk. Digitale platformen betrekken de brede bevolking om input te leveren aan een burgerpanel dat daar dieper op kan doordenken en delibereren. Dat is een interessante piste omdat burgerpanels an sich eigenlijk exclusief zijn. Je kan namelijk enkel deelnemen als je uitgeloot bent. Steden en gemeenten zullen nog verder innoveren ondersteund door nieuwe digitale tools die nu misschien nog niet eens gekend zijn. Ook het preferendum zou voor de eerste keer uitgeprobeerd kunnen worden. In tegenstelling tot een klassiek referendum, schotel je in een preferendum de bevolking geen simpele ja-neevraag voor, maar krijgt de bevolking een lijst van beleidsvoorstellen waarop ze kan aangeven in welke mate ze die ondersteunt. Een referendum, maar dan genuanceerd. Het preferendum kan op die manier zelfs een goed instrument zijn om de aanbevelingen die door een burgerpanel geformuleerd werden te laten valideren (en rangschikken) door de brede bevolking.
Maar deze vernieuwingen zullen ook niet van een leien dakje lopen. Er is namelijk nog werk aan de winkel, om te beginnen op het vlak van interne organisatie. Lokale besturen zijn nog redelijk verkokerd georganiseerd: verschillende overheidsdiensten, uit verschillende beleidsdomeinen, hebben elk hun regels en procedures. Zowel de aanbevelingen van burgerpanels als de projectvoorstellen uit burgerbudgetten vertrekken vanuit een heel andere logica. Het gaat hier over het verbinden van de leefwereld van burgers met de systeemwereld van de lokale bureaucratie. Daar zijn brugfiguren voor nodig die de vrijheid en het mandaat krijgen om op stap te gaan, om continu in contact te staan met burgers en stakeholders, om bruggen te bouwen. Brugfiguren die zowel de taal van burgers als de taal van een lokale bureaucratie spreken. Bovendien verschilt de interne capaciteit van de grotere steden enorm van die van kleinere gemeenten. Waar sommige steden uitgebouwde participatiediensten hebben, zijn er nog veel kleine gemeenten die nog niet eens een halftijdse participatieambtenaar hebben. De Vlaamse overheid ondersteunde deze legislatuur al enkele lokale experimenten.5 Dat was mooi maar mag structureler en meer toegespitst op de kleinere gemeenten die deze ondersteuning écht nodig hebben.
Met de verkiezingen in zicht is de toekomst van burgerparticipatie dus redelijk onzeker, maar de opgebouwde traditie binnen veel steden biedt hoop op een blijvende en verbeterde betrokkenheid van burgers in de lokale democratie. Laten we blijven kennis en goede praktijken uitwisselen om deze participatieve golf op een doordachte manier uit te rollen.
EINDNOTEN
- VVSG (2022), Analyserapport labo lokale burgerparticipatie. ↑
- Prof. Didier Caluwaerts (VUB) schreef hier een goed stuk over in ditzelfde magazine, genaamd ‘Van stemmen naar praten: het ideaal van de deliberatieve democratie’.↑
- VVSG (2023), Deliberatieve burgerpanels: de basisingrediënten voor een kwaliteitsvol burgerpanel.↑
- Wille, A., & Bovens, M. (2014). Diplomademocratie: Over de spanning tussen meritocratie en democratie. Prometheus.↑
- https://www.vlaanderen.be/intern/goede-voorbeelden/participatie-met-en-door-gemeenteraden.↑
Samenleving & Politiek, Jaargang 31, 2024, nr. 8 (oktober), pagina 58 tot 62
Abonneer je op Samenleving & Politiek
Het magazine verschijnt 10 keer per jaar; niet in juli en augustus.
Proefnummer? Factuur? Contacteer ons via
info@sampol.be
of op 09 267 35 31.
Het abonnementsgeld gaat jaarlijks automatisch van je rekening. Het abonnement kan je op elk moment opzeggen. Lees de
Algemene voorwaarden.
Je betaalt liever via overschrijving?
Abonneren kan ook uit het buitenland.
*Ontdek onze SamPol draagtas.