Abonneer Log in

Labour en het linkse begrotingsbeleid

Behoedzaamheid en gematigdheid kenmerken Labour-premier Keir Starmer. Maar is het links om belastingen laag te houden, uit angst voor de kiezer? Of om het eigen beleid zo afhankelijk te maken van economische groei?

© Wikimedia Commons

Keir Starmer leidde Labour in juli naar een welkome verkiezingsoverwinning. Behoedzaamheid en gematigdheid kenmerkten Labour in de campagne. De links-economische agenda die Keir Starmer in 2020 nog had gepresenteerd bij zijn aantreden als partijleider, was danig verbleekt. Was dit als reactie op het frame dat Labour altijd te veel geld uitgeeft en de belastingen verhoogt?

FRAME VAN DURE, LINKSE PLANNEN

In het Nederlands is er niet echt een goed woord voor, maar in de Britse en Amerikaanse politiek worden Labour en de Democraten vaak bekritiseerd om wat ‘tax and spend’-politiek genoemd wordt: links beleid waarbij de uitgaven aan de publieke sector toenemen en waardoor de belastingen moeten stijgen. Het is een frame dat linkse politici opgeplakt wordt om de grote middengroepen angst aan te jagen: al die dure linkse plannen zorgen ervoor dat u, hardwerkende burger, straks minder te besteden heeft.

Een variant hiervan was te zien in de campagne voor Lagerhuisverkiezingen van 4 juli in het Verenigd Koninkrijk. Premier Rishi Sunak en zijn partijgenoten van de Conservatieven herhaalden keer op keer hun aanval op Labour: als Keir Starmer premier wordt, zullen voor elk huishouden de belastingen met 2.000 pond stijgen. Het bedrag was gebakken lucht, gebaseerd op wankele aannames, maar zorgde voor de nodige ophef.

Hoe groot het effect van deze aanvallen was, is onduidelijk. In de verkiezingsuitslag herstelden de Conservatieven zich ten opzichte van peilingen een klein beetje qua stemmenpercentage, maar hoe dan ook werden ze qua zetels weggevaagd uit het Lagerhuis – de Britten wilden na veertien jaar van ze af.

Labour beloofde in de campagne de inkomstenbelasting niet te verhogen, een herhaling van de belofte van Gorden Brown in 1997.

Het is deze framing die (centrum-)linkse politieke partijen al decennia preventief laat kiezen voor een ‘degelijk’ en ‘behoedzaam’ begrotingsbeleid, zonder radicale verhogingen of verschuivingen. Labour beloofde in deze campagne onder meer de inkomstenbelasting niet te verhogen; een herhaling van 1997, toen de zich warmlopende minister van Financiën Gordon Brown dezelfde belofte deed.

De vraag die gesteld kan worden – toen, en ook nu weer – is of er zo nog wel verschil is tussen Labour en de Tories, tussen (centrum)links en (centrum)rechts? Hoe links kan het beleid zijn als je belastingen laag wil houden, uit angst voor de kiezer?

PREMIER STARMER NEEMT AFSTAND VAN ZIJN LINKSE GELOFTEN

Keir Starmer is de zevende Labourpremier en pas de vierde Labourleider – na Clement Attlee, Harold Wilson en Tony Blair – die verkiezingen heeft gewonnen. Het premierschap is niet iets waar hij zijn hele leven naar heeft uitgekeken. Pas op latere leeftijd ging hij de politiek in, in 2015, na een loopbaan als mensenrechtenadvocaat en hoogste baas van het Britse Openbaar Ministerie. In 2020 werd hij partijleider, na het opstappen van Jeremy Corbyn die Labour vijf jaar had geleid, een periode waarin de partij twee keer verkiezingen verloor.

Starmer heeft Labour veranderd, zo herhaalt hij zelf keer op keer. Er moest een breuk komen met het tijdperk-Corbyn. De kiezer moest Labour weer gaan vertrouwen op de domeinen van nationale veiligheid en overheidsfinanciën. Ook richtte de partij zich weer op kiezersgroepen, die Labour bij de verkiezingen van 2019 was kwijtgeraakt, toen Boris Johnsons Conservatieven succes hadden met slogan ‘Get Brexit done’, én met een belofte van ‘levelling up’: de regio’s zouden gaan meeprofiteren van de economische groei.

In zijn verkiezingscampagne begin 2020 voor het leiderschap van Labour deed Starmer tien geloften, ‘pledges’, en daar gaat het nu, vier jaar later, soms nog over. De geloften moesten laten zien waar Starmer voor staat: van een verhoging van de belastingen voor de 5% hoogste inkomens en de introductie van een welzijnsindex die net zo belangrijk zou moeten worden als het bbp, tot de nationalisering van het spoor en de post- en nutsbedrijven voor water en energie.

De 10 linkse beloften van Keir Starmer uit 2020 stonden vier jaar later niet allemaal onverkort in het verkiezingsprogramma van Labour.

Vier jaar later stonden die beloften niet allemaal onverkort in het verkiezingsprogramma van Labour – de hogere belasting voor de hoogste inkomens ontbrak bijvoorbeeld, en van de nationalisering van publieke voorzieningen was alleen die van het spoor blijven staan.

Critici mopperden dat Starmer afstand had genomen van zijn linkse geloften, die hij alleen maar zou hebben gedaan om de vele linkse Labourleden te overtuigen die voorheen Corbyn steunden. Volgens Starmer zelf konden door gewijzigde economische omstandigheden, door de coronapandemie, oorlog en schadelijk Tory-beleid, niet al zijn pledges meer worden waargemaakt.

In de campagne werd Starmer voor de voeten geworpen dat hij een vertrouwensprobleem had: kon de kiezer er nog wel op vertrouwen dat hij ging doen wat hij zei? Interessanter was het geweest als er was doorgevraagd: als de omstandigheden niet gewijzigd waren, zou hij dan nog altijd voorstander zijn van die hogere belasting en die nationaliseringen? Dan had de kiezer een aanwijzing gehad of Starmer vooral pragmatisch is of toch ook idealistisch.

NIET TE BETALEN?

Eén van de grote pijnpunten voor Labour is iets wat zij in de regering vooralsnog níet gaat doen en ook niet in het verkiezingsprogramma had opgenomen: het afschaffen van de zogeheten ‘two-child benefit cap’. De Conservatieven voerden deze beperkende ‘cap’ in als bezuinigingsmaatregel: gezinnen die kinderbijslag ontvangen, krijgen bij een derde en volgende kind geen extra bedrag meer. Voor grotere gezinnen die toch al een laag inkomen hebben – in 60% van de gezinnen is dat overigens inkomen uit werk – resulteert deze beperking in ruim 10% minder inkomen.

Wil je iets aan kinderarmoede doen, dan is het afschaffen van de two-child benefit cap een eenvoudige manier om de lagere inkomens erop vooruit te laten gaan. Het zou zo’n £ 3 à £ 3,5 miljard per jaar kosten. Volgens Starmer is dat nu niet te betalen.

Voor én na de verkiezingen waren er genoeg linkse stemmen, binnen en buiten Labour, die zeiden: het geld is er wel, het bevindt zich alleen in verkeerde handen. Of: kijk om je heen in Londen, rijkdom genoeg. Oftewel, herverdeling zou hier het antwoord moeten zijn.

Over de two-child benefit cap zei Keir Starmer dat afschaffen hiervan niet kon, gezien de staat van de overheidsfinanciën.

Dat is niet de lijn van Labour onder Starmer. Over de two-child benefit cap zei Starmer in de campagne en ook in de maanden erna dat hij ‘moeilijke beslissingen’ moest nemen, dat afschaffen hiervan niet kon, gezien de economische situatie en de staat van de overheidsfinanciën. In de eerste weken na de verkiezingen werden er zeven Lagerhuisleden uit de Labour-fractie gezet omdat ze tegen deze lijn ingingen.

Opmerkelijk genoeg liet Starmer in de campagne een ander geluid horen als het over de defensie-uitgaven ging. Op dat vlak committeerde hij zich wel al aan een verhoging van de uitgaven naar 2,5% van het bruto binnenlands product, met als slag om de arm dat het ‘qua begrotingsruimte mogelijk moet zijn’. Maar bij het socialezekerheidsbeleid koos hij voor behoedzaamheid en ‘geen beloftes doen die je niet kunt waarmaken’.

VERANDERING: MET MATE

Behoedzaamheid en gematigdheid kenmerkten Labour in deze campagne. Begin 2024 al liet de partij een plan vallen om £ 28 miljard per jaar in een groen investeringsfonds te stoppen, ‘niet omdat het plan onder vuur kwam te liggen, maar omdat [de partij] bang was dat dat zou kunnen gebeuren’, schreef columnist en activist Owen Jones in The Guardian. De partij was qua extra overheidsuitgaven en belastinginkomsten het voorzichtigste van allemaal. Labour had in zijn verkiezingsprogramma voor miljarden minder opgenomen aan extra overheidsuitgaven en belastinginkomsten dan de Conservatieven en de Liberaal-Democraten. Op financieel-economisch gebied wil de partij voor alles stabiliteit tonen. Dus geen radicale veranderingen, maar wel de belofte dat de belastingen niet omhoog gaan.

Op financieel-economisch gebied wil Labour voor alles stabiliteit tonen.

Labour zet vol in op economische groei, die de inkomsten van de overheid moet laten stijgen, maar zegt bijna niets over negatievere (en meer waarschijnlijke) scenario’s waarin die groei tegenvalt. Kiest de partij in dat geval voor bezuinigingen, meer lenen, of belastingverhogingen? Het is niet duidelijk. Het onafhankelijke Institute for Fiscal Studies constateerde tamelijk vernietigend dat Labour geen geloofwaardige plannen heeft om de slechte staat van de publieke voorzieningen - van infrastructuur tot zorg - en de beperkte bestedingsruimte voor de overheid aan te pakken.

MAAKBARE ECONOMIE

Het is wachten op de daden van de nieuwe Labour-regering. Zoals gezegd is economische groei de kern van Keir Starmers verkiezingsprogramma. De term komt 49 keer voor in het 130 pagina’s tellende programma. Alles draait om ‘welvaartscreatie’.

Het idee is dat de Labour-regering gaat samenwerken met bedrijven en alle andere spelers die nodig zijn om de economie te laten groeien. Om investeringen van de grond te krijgen, om barrières weg te nemen, om bureaucratie te stroomlijnen. De minister van Financiën, Rachel Reeves, zei het in de campagne ook de hele tijd: de partij wil pro-worker én pro-business zijn.

Labour wil pro-worker én pro-business zijn.

Maar, zoals in de campagne beaamde: politici hebben geen toverstaf om de economie te laten groeien. Het is sowieso een fundamentele vraag: waar moet die economische groei vandaan komen? Voor de financiële crisis nam de arbeidsproductiviteit in het Verenigd Koninkrijk toe met 2% per jaar, in de afgelopen vijftien jaar was dat nog maar met 0,5%. Een deprimerend gegeven, waarvan niet duidelijk is hoe dat verbeterd kan worden.

Labour probeert het met industriepolitiek, grote infrastructuurprojecten en een instituut dat vaardigheden bij werkenden moet verbeteren. Oud-hoofdeconoom van de Bank of England, Andy Haldane, omschreef deze strategie als een vorm van moderne, linkse aanbodgestuurde (‘supply side’) economische politiek, die ook door president Biden in de Verenigde Staten wordt bedreven. Geen grote overheidsuitgaven à la Keynes om de economie te laten groeien, maar evenmin à la Hayek en Friedman verlagingen van belastingen en uitkeringen die zouden ‘prikkelen’ tot investeren en werken.

Verder gaat de regering grote fondsen oprichten voor energie en ‘decarbonisation’. De fondsen jagen met gerichte injecties en garanties de private investeringen aan, is het idee. ‘This isn’t socialism. It is using the power of the state to try to galvanise a more productive capitalism’, aldus Observer-commentor Andrew Rawnsley. Door zo te leunen op de private sector, zijn de doelstellingen op het gebied van klimaat en duurzaamheid wel veel minder vergaand dan die van de Green New Deal uit het Corbyn-tijdperk.

EINDE AAN BEZUINIGINGEN

Is het ‘links’ of ‘socialistisch’ om het eigen beleid zo afhankelijk te maken van economische groei? Is Labour hiermee nog voldoende te onderscheiden van de Conservatieven? Labour heeft in ieder geval wel expliciet afstand genomen van het door de Conservatieve gevoerde bezuinigingsbeleid (‘austerity’) van na de financiële crisis rond 2008. Het opteert ook niet voor marktwerking en privatiseringen. Het gelooft niet in de trickle down-theorie dat als de vermogende bovenlaag van de samenleving belastingverlaging krijgt, daardoor de economie als geheel erop vooruitgaat.

En het doel van economische groei is voor Starmer niet ongeclausuleerd: de groei moet gepaard gaan met goede banen en de groei moet erin resulteren dat iedereen beter af is, de groei moet in elk deel van het land plaatsvinden. Dat laatste suggereert een idee van een rechtvaardige verdeling, maar expliciet wordt dat nooit.

Labour-minister van Financiën, Rachel Reeves, gebruikt begrotingsmetaforen van Margaret Thatcher.

De vrees dat Labour te veel het gedachtegoed van de Conservatieven volgt, werd aangewakkerd toen minister van Financiën, Rachel Reeves, vlak na haar aantreden een kort onderzoek liet uitvoeren naar de stand van ’s lands financiën. In haar presentatie zagen critici overeenkomsten tussen haar taalgebruik en dat van rechtsere voorgangers. Het ‘huishoudboekje van de staat’ kwam voorbij, de ‘tot op de limiet gebruikte kredietkaart’. Zulke metaforen moesten al onder Thatcher bijdragen aan het idee dat overheden niet te veel mogen lenen. Reeves deed ook de uitspraak: ‘If we cannot afford it, we cannot do it’, waarmee ze – zo wisten kenners – een uitspraak van Keynes omdraaide: ‘Anything we can do, we can afford’ – als er maar voldoende politieke wil is.

STRENGE BEGROTINGSREGELS

Het is afwachten tot de minister van Financiën haar eerste begroting aanbiedt, eind oktober, om te zien in welke mate Labour al dan niet breekt met het verleden. De begrotingsregels die Labour zichzelf opgelegd heeft, zijn in ieder geval al maanden onderwerp van kritiek. Die regels luiden: (1) de begroting beweegt zich naar een balans waarin de dagelijkse uitgaven gedekt worden door de belastinginkomsten en (2) in het vijfde regeringsjaar moet de staatsschuld omlaag.

Volgens veel economen is Labour té streng en te zeer gericht op de korte termijn.

Dat Labour in haar omgang met de overheidsuitgaven streng wil zijn, is op zichzelf begrijpelijk en verstandig. Maar volgens veel economen is Labour té streng en te zeer gericht op de korte termijn. Kan de Labourregering zo nog voldoende investeren om de publieke voorzieningen weer op peil te brengen?

In de recente toespraak van Rachel Reeves op het partijcongres van Labour, eind september, was ‘stabiliteit’ een van de kernwoorden. Maar, voegde ze eraan toe, stabiliteit alleen is niet genoeg: er is ook een actieve overheid nodig. En dat is wat Labour wil bieden: een actieve en ingrijpende overheid. ‘Decisive government’, in de woorden van Keir Starmer.

Of dat haalbaar is, is echter zeer de vraag, als Labour niet kiest voor investeringen. Misschien moet de partij het idee laten varen dat ze de belastingen laag houdt. De publieke opinie is in het Verenigd Koninkrijk al langere tijd helemaal niet meer huiverig voor belastingverhogingen, zeker voor de meest welvarenden maar ook voor andere inkomensgroepen.

In een omkering van het trickle down-argument zou je kunnen zeggen dat belastingverhogingen voor de hoogste inkomens ook door die groep moeten worden toegejuicht, omdat het geld oplevert om de economie en de publieke voorzieningen te versterken. Waar ook zij weer van profiteren. Dat is een andere manier van denken, die ons terugbrengt bij het frame van ‘tax and spend’.

Dit artikel verschijnt ook in het Nederlandse tijdschrift 'Socialisme & Democratie'.

Abonneer je op Samenleving & Politiek

abo
 

SAMPOL ONLINE

40€/jaar

  • Je leest het magazine online
  • Je hebt toegang tot het enorme archief
MEEST GEKOZEN

SAMPOL COMPLEET

50€/jaar

  • Je ontvangt het magazine in de bus
  • Je leest het magazine online
  • Je hebt toegang tot het enorme archief
 

SAMPOL STEUN

100€/jaar

  • Je ontvangt het magazine in de bus
  • Je leest het magazine online
  • Je hebt toegang tot het enorme archief
  • Je krijgt een SamPol draagtas*
 

SAMPOL SPONSOR

500€/jaar

  • Je ontvangt het magazine in de bus
  • Je leest het magazine online
  • Je hebt toegang tot het enorme archief
  • Je krijgt een SamPol draagtas*

Het magazine verschijnt 10 keer per jaar; niet in juli en augustus.
Proefnummer? Factuur? Contacteer ons via info@sampol.be of op 09 267 35 31.
Het abonnementsgeld gaat jaarlijks automatisch van je rekening. Het abonnement kan je op elk moment opzeggen. Lees de Algemene voorwaarden.

Je betaalt liever via overschrijving?

Abonneren kan ook uit het buitenland.

*Ontdek onze SamPol draagtas.