Ik voorspelde een opkomst tussen de 70 en 80% bij de lokale verkiezingen, maar het werd slechts 64%. Hoe komt het dat ik me zo heb vergist? En mag ik als politicoloog uitspraken doen die later kunnen worden weerlegd?
© ID/ Fred Debrock
De afgelopen maanden heb ik verschillende lezingen en interviews over de afschaffing van de opkomstplicht gegeven. Telkens vertelde ik dat de daling van de opkomst nog wel zou meevallen en voorspelde ik een opkomst tussen de 70 en 80%. De opkomstcijfers van afgelopen zondag (ongeveer 64%) gaven me ongelijk. Het leidde alvast tot enige introspectie bij mezelf: hoe komt het dat ik – en met mij nog heel wat andere politicologen – zich vergist hebben? En ruimer: kunnen en mogen politicologen uitspraken doen over zaken die (kunnen) weerlegd worden?
Eerst dit: politieke wetenschappen (en bij uitbreiding sociale wetenschappen) zijn geen exacte wetenschappen. Waar exacte wetenschappers perfect kunnen voorspellen wat de snelheid van een bal is die ik op de grond laten vallen, geldt dat niet voor ons. We werken met statistische kansen en waarschijnlijkheden. De kans is groter dat jongeren minder gaan stemmen dan ouderen, de waarschijnlijkheid dat een kiezer met een migratie-achtergrond voor een linkse partij stemt is groter dan de waarschijnlijkheid dat die voor een rechtse partij stemt, dat soort zaken. Politicologie is dus wel degelijk een wetenschap. We doen uitspraken op basis van gegevens die verzameld worden, maar daar is, anders dan bij de exacte wetenschappen, altijd enige mate van onzekerheid mee gemoeid. Ook over toekomstige gebeurtenissen kunnen we uitspraken doen door een beroep te doen op onderzoek van binnen- en buitenlandse collega’s.
We wisten uit onderzoek in Nederland dat de opkomst niet meteen de dieperik in gaat vlak na de afschaffing van de opkomstplicht.
Zo was het ook met de opkomstcijfers. We wisten uit onderzoek in Nederland dat de opkomst niet meteen de dieperik in gaat vlak na de afschaffing van de opkomstplicht omdat veel mensen de gewoonte om te stemmen nog even aanhouden. We wisten eveneens dat kiezers meer gaan stemmen als hun stem een verschil maakt. We konden dus in Vlaanderen (met de semi-rechtstreekse verkiezing van de burgemeester) een hogere opkomst verwachten dan in Nederland (rond de 50%) waar de burgemeester benoemd wordt door de koning. We wisten bovendien uit kiezersonderzoek in België dat ongeveer 50% van de burgers altijd zouden stemmen, ongeveer 25% dat nooit meer zou doen, en ongeveer 25% meestal of soms. En tot slot wisten we dat het politiek vertrouwen in gemeentebesturen een stuk hoger ligt dan voor andere beleidsniveaus, waardoor het redelijk leek dat een groot deel van de 25% twijfelaars zou komen opdagen.
Het was dus niet helemaal uit de lucht gegrepen om te veronderstellen dat iets meer dan 70% van de kiezers zou gaan stemmen. En toch lag de opkomst uiteindelijk een stuk lager. Ik zie dat als een uitnodiging om na te denken en te testen waarom dat zo is. Zo werkt wetenschap: verklaringen opstellen, die testen, de verklaringen weer bijstellen als niet alles uitkomt, en opnieuw testen.
Zo werkt wetenschap: verklaringen opstellen, die testen, de verklaringen weer bijstellen als niet alles uitkomt, en opnieuw testen.
De vraag rijst misschien bij sommigen of politicologen dan maar (wat vaker) moeten zwijgen of enkel maar uitspraken mogen doen na eigen diepgaand onderzoek. Dat lijkt me geen goed idee. Als wij geen inzichten geven in waarom bepaalde fenomenen zich voordoen, dan wordt onze plaats wel ingenomen door anderen die zich in het beste geval baseren op anekdotes, maar vaak gewoon op hun buikgevoel. Ik heb zo de afgelopen dagen verschillende zaken over de opkomst gehoord die lijnrecht ingaan tegen de wetenschappelijke kennis terzake. Anekdotes en buikgevoel zijn alleszins minder betrouwbaar dan de ‘educated guesses’ die politicologen doen op basis van wetenschappelijke inzichten.
We moeten er ons, tot slot, misschien ook bij neerleggen dat we op sommige verschijnselen nooit een duidelijk zicht zullen krijgen. Dat geldt bijvoorbeeld voor welke partijen nadeel ondervonden hebben van de afschaffing van de opkomstplicht. Het bestaande (ook recente) onderzoek geeft daar geen eenduidig beeld over. Dan weer zou de ene partij licht nadeel hebben, dan weer de andere. En toekomstig onderzoek dat ook niet-kiezers wil bevragen (wat op zich al niet makkelijk is) zal moeten vaststellen dat veel van die niet-kiezers geen (vaste) partijvoorkeur hebben. Het is dan ook maar de taak van politicologen om die niet-kennis over niet-kiezers te erkennen en zo te communiceren.
Ik zal de onzekerheid die inherent verbonden is aan onze inzichten nog meer benadrukken dan ik eerder deed.
Ik heb me alvast twee zaken voorgenomen als ik nog eens uitleg mag geven: ten eerste, (nog) meer aangeven waarop ik me baseer als ik uitspraken doe, en ten tweede, de onzekerheid die inherent verbonden is aan onze inzichten nog meer benadrukken dan ik eerder deed.
Abonneer je op Samenleving & Politiek
Het magazine verschijnt 10 keer per jaar; niet in juli en augustus.
Proefnummer? Factuur? Contacteer ons via
info@sampol.be
of op 09 267 35 31.
Het abonnementsgeld gaat jaarlijks automatisch van je rekening. Het abonnement kan je op elk moment opzeggen. Lees de
Algemene voorwaarden.
Je betaalt liever via overschrijving?
Abonneren kan ook uit het buitenland.
*Ontdek onze SamPol draagtas.