In de schaduw van het Witte Huis schuiven techmiljardairs steeds dichter op. Ze bouwen niet aan een klassieke dictatuur, maar aan een nieuw bestuursmodel waarin technologie autoritaire controle mogelijk maakt.

Begin jaren 2000 leefde er nog hoop. Het internet leek een kans voor democratisering: iedereen kon publiceren, communiceren, organiseren. Lekker je ding doen, zonder toestemming, zonder filter. Technologie werd voorgesteld als een bevrijdingsmachine, als een alternatief voor gesloten systemen, voor logge overheden en instituties.
Vijfentwintig jaar later is die belofte grotendeels verschoven naar een ander machtsregister. De woorden klinken nog wel, maar de structuur erachter is veranderd. Wat ooit open leek, is nu grotendeels in handen van een beperkt aantal bedrijven. Amazon en Microsoft leveren de cloudcapaciteit. Meta bepaalt wat gezien wordt. X (voorheen Twitter) legt de grenzen van het publieke gesprek vast.
Dat is geen technisch toeval. Deze concentratie van macht volgt een duidelijke economische en ideologische logica. Platforms sturen gedrag, data worden geanalyseerd, winst gemaximaliseerd. Alles in naam van efficiëntie, schaalbaarheid en aandeelhouderswaarde. Wat verloren ging in die evolutie, is het idee dat publieke infrastructuur ook publiek bestuur nodig heeft.
DISRUPTIE
De macht is verschoven naar de techsector. Wie nu de richting bepaalt? Durfkapitalisten in hoodies die hun eigen beleidsvisies programmeren. Ze bezitten platformen, clouds, AI en data, beïnvloeden de publieke opinie en bepalen wie zichtbaar is. Hun drijfveer: disruptie. Hun motto: move fast and break things – tot 2014 nog het officiële motto van Facebook. Disruptie functioneert niet langer enkel als retorisch instrument, maar als bestuursmodus. Met gevolgen tot in het Witte Huis.
Tegen die achtergrond verscheen Trump opnieuw. Sinds 2016 geldt hij politiek als de ultieme disrupter. In 2025 werd hij opnieuw beëdigd. Sindsdien gaat het snel. Hij treedt anders op. Of beter: hij laat zich omringen door figuren uit de techbrocratie. Musk, Thiel, Altman, Bezos: we kennen ze intussen allemaal.
Achter de façade van de hoodie zit een hardere, gevaarlijkere variant van het neoliberalisme.
De techbro’s ogen nog altijd als disrupters. De symboliek van de hackerhoodie blijft behouden, maar verschuift naar een hybride esthetiek van macht en performativiteit. Kijk maar naar gespierde Bezos, Zuckerbergs bling, of Musks maatpakken met MAGA-boodschap. Achter die façade zit geen klassiek autoritarisme, maar iets anders: een bestuurlijke mutatie. Een hardere, gevaarlijkere variant van het neoliberalisme. Wat is de kern daarvan? En wie telt nog mee?
NEW FUSIONISM
Volgens historicus Quinn Slobodian is die ideologie nooit verdwenen. In Hayek’s Bastards: The Neoliberal Roots of the Populist Right (2025) laat hij zien hoe marktdenken sinds de jaren 1990 is versmolten met ideeën over IQ, erfelijkheid en culturele superioriteit. Hij noemt dat new fusionism: libertarisme met een pseudowetenschappelijk randje. Deelname aan de publieke sfeer wordt in toenemende mate gefilterd op criteria van vermeende waarde: genetisch, cultureel of economisch. Deze fusie bleef niet beperkt tot ideologie. Ze vond een concrete uitwerking in de infrastructuur en logica van digitale technologie.
Zoals techniekfilosoof Langdon Winner ooit stelde: technologie is nooit neutraal. Een brug kan ontworpen zijn om mensen te weren, zoals in New York. Een algoritme kan hetzelfde doen. Het bepaalt wie zichtbaar is, welkom is of wie verdwijnt. Niet als bijwerking, maar als gevolg van een wereldbeeld.
Die verschuiving is geworteld in het denken van Rand, Friedman en Hayek. Rand zag ondernemers als morele elite. Friedman stelde dat alleen de markt vrijheid brengt. Hayek vreesde elke vorm van collectieve planning. Dit vond een weg naar de techsector via optimalisatie-algoritmes, reputatiesystemen, rankingmodellen en incentive-structuren waarin marktwerking de enige rationaliteit werd.
RENDEMENTSFUNDAMENTALISME
De Duitse staatsrechtfilosoof Carl Schmitt stelde dat de ware soeverein degene is die over de uitzondering beslist. Vandaag gebeurt dat stilzwijgend. Niet via parlementen, maar via een directe video van Mark Zuckerberg. Het algoritme kan je minder zichtbaar maken. Zoals in 2018, toen hij aankondigde dat alleen nog ‘meaningful social interactions’ getoond zouden worden. Die logica is sindsdien strenger geworden. Een shadowban haalt je uit het gesprek. In 2024 toonde The Markup hoe berichten over Palestina zo onzichtbaar werden gemaakt: minder zichtbaarheid, minder bereik.
Dit is politiek zonder politiek. Niet je mening telt, maar of je gedrag rendement oplevert. In klikken, aandacht en volgzaamheid. De motor achter dit alles: het blinde geloof in efficiëntie. Of beter: in hún idee van efficiëntie. Alles wat traag, rommelig of kritisch is, moet eruit.
Wat hier gebeurt, speelt zich niet af via vlaggen of marsen, maar via protocollen en interfaces.
Dat vraagt om een nieuwe taal. Wat hier gebeurt, speelt zich niet af via vlaggen of marsen, maar via protocollen en interfaces. Dit rendementsfundamentalisme vormt de ideologische onderlaag van een bestuursvorm die om analyse vraagt.
Sommigen noemen dit technofascisme, zoals Becca Lewis in The Guardian, Kyle Chayka in The New Yorker en Courtney Radsch bij Project Syndicate. Technofascisme klinkt zwaar, misschien overdreven. Toch benoemt het iets wat vaak onzichtbaar blijft: dat technologie niet neutraal is. Dat macht structureert, uitsluit en bestuurt, zonder dat het zo heet.
Waarom dan toch het woord fascisme? De Britse historicus Roger Griffin omschreef fascisme als het streven naar maatschappelijke wedergeboorte. Ook hier speelt dat verlangen: een wereld zonder ruis, zonder vertraging, zonder debat. Representatie maakt plaats voor AI-rendement. Overleg wordt vervangen door gedragssturing.
Ook Umberto Eco wees er in 1995 al op: fascisme verafschuwt traagheid en twijfel. Vandaag zie je dat bij techleiders die overleg zien als tijdverlies. Liever snel dan zorgvuldig. Liever knopen doorhakken dan praten.
‘MANNELIJKE GENIALITEIT’ EN DIGITAAL DARWINISME
Wat deze logica aandrijft, is niet alleen economisch belang. Er zit een wereldbeeld achter, gevormd op blogs, in sciencefiction en aan universiteiten. Begin jaren 2000 ontwikkelde Curtis Yarvin een neoreactionaire visie: democratie is overbodig, burgers zijn klanten, en klanten hebben geen inspraak. Zijn alternatief: een CEO als koning.
Nick Land ging verder. In zijn visie op de Dark Enlightenment zijn hiërarchie, eugenetica en technocratie geen risico’s, maar voorwaarden voor orde. Geen voortzetting van de Verlichting, maar een breuk ermee.
Die ideeën staan niet op zichzelf. Ze leven bij techmiljardairs in uiteenlopende vormen. Thiel en Musk verwijzen naar het Russisch kosmisme, waar onsterfelijkheid en ruimtekolonisatie als morele plicht gelden. Libertaire programmeurs denken in termen van acceleratie, cyberanarchie en rechts-libertarisme. Technologie moet ongelijkheid niet wegwerken, maar bevestigen.
Die ideologie komt niet uit het niets. Ze ontstond in het Silicon Valley van de jaren 1980. Reagan-adviseur en techgoeroe, George Gilder, schreef dat groei voortkomt uit ‘mannelijke genialiteit’. Software was voor hem pure scheppingskracht. Feminisme was, volgens hem, een economische afwijking. Gilder werd graag gelezen in de Valley.
Maar daar bleef het niet bij. Wat begon als losse ideeën, groeide uit tot een samenhangend geheel. Filosoof Emile P. Torres en onderzoeker Timnu Gerbu vatten het samen als TESCREAL: Transhumanism, Extropianism, Singularitarianism, Cosmism, Rationalism, Effective Altruism, Longtermism. Een verzamelnaam voor ideologieën die technologie zien als middel om het leven te verlengen, te verbeteren. Zelfs als dat betekent dat machines beslissen.
Alles draait om optimalisatie. Lijden vandaag wordt gelegitimeerd door geluk voor miljarden in de toekomst.
Alles draait om optimalisatie. Lijden vandaag wordt gelegitimeerd door geluk voor miljarden in de toekomst. De mens is gereduceerd tot een datapunt. De aarde slechts startpunt. Prometheus brengt geen vuur meer, maar rekenkracht aan een algoritme dat beslist wie meetelt.
TECHNOFASCISME
De combinatie van Slobodians new fusionism, het TESCREAL-denken, de Dark Enlightenment en het rendementsfundamentalisme maakt het mogelijk om te spreken van iets wat je technofascisme zou kunnen noemen.
De analyse over een autoritair getinte, mannelijke techmacht is niet nieuw. Al in de jaren 1990 verscheen in het durfkapitalistenblad Upside een beruchte cover met de kop: “Has Silicon Valley Gone Pussy?”. Het artikel zelf, mee aangestuurd door journalist Michael Malone, klaagde een zogezegde ‘vervrouwelijking’ van de techsector aan. Het pleitte voor een terugkeer naar harde, competitieve, masculiene waarden. Jaren later zou Malone zich distantiëren van het stuk en waarschuwen voor wat hij zelf begon te herkennen als een vorm van technofascisme in Silicon Valley. Hij gaf toe dat hij zelf had bijgedragen aan de cultuur die dat mogelijk maakte. Ook andere stemmen, zoals Richard Barbrook en Andy Cameron met hun The Californian Ideology (1995), wezen op de gevaarlijke vermenging van hippie-utopisme en neoliberaal marktdenken in Silicon Valley.
Peter Thiel belichaamt die verschuiving. Als oprichter van Palantir en investeerder in Facebook en PayPal bouwde hij niet alleen platforms, maar ook een politiek project: overheidstaken privatiseren. Hij steunde Curtis Yarvin, investeerde in seasteading en leverde steun aan Trump en J.D. Vance. Zijn bedrijf Palantir verkoopt surveillancetechnologie aan staten die hij tegelijk inefficiënt en overbodig vindt.
Die paradox is geen vergissing. In Thiels denken ligt de toekomst niet bij verkozen leiders, maar bij systemen. Dat idee kreeg vorm aan Stanford in de jaren 1980, waar hij het conservatieve Stanford Review oprichtte. De staat werd gezien als obstakel. Ayn Rand en Milton Friedman fungeerden als richtingwijzers. Uit dat klimaat groeide een generatie die markten en zichzelf als superieur beschouwden.
Thiel investeert vandaag in AI, genetica en ruimtevaart. Om sterfelijkheid, belastingen en democratische limieten te ontwijken.
Thiel investeert vandaag in AI, genetica en ruimtevaart. Niet als experiment, maar als strategie. Om sterfelijkheid, belastingen en democratische limieten te ontwijken. Wat hem bindt aan Musk, Andreessen en Bezos is een gedeeld wereldbeeld: technologie is normerend.
Dat wereldbeeld blijft niet beperkt tot bestuurskamers. Het zit in de systemen die je dagelijks gebruikt. Je ziet wat anderen leuk vinden en volgt. Niet de inhoud, maar het bereik telt. Wat zichtbaar is, krijgt waarde. In het huidige medialandschap correleert zichtbaarheid steeds sterker met conformiteit. Afwijking resulteert niet in debat, maar in stilzwijgende marginalisatie.
Die logica is ouder dan het internet. Gustave Le Bon beschreef al hoe menigten hun oordeelsvermogen verliezen. René Girard liet zien hoe imitatie leidt tot conflict en zondebokken. Online verloopt dat sneller, op grotere schaal. Thiel kent die denkers. Hij studeerde bij Girard en financierde zijn werk. Waar Girard waarschuwde, zag Thiel een strategie. Democratie is traag. Enkel richting telt.
Daaruit groeit ressentiment. Niet altijd met geweld, vaak als onderhuidse ergernis. Die emotie vormt een voedingsbodem. Historicus Robert Paxton schreef in The Anatomy of Fascism (2004) dat fascisme zelden begint met een staatsgreep. Het begint met wantrouwen tegenover overleg, compromis en democratie.
MARSKOLONIES EN KATE PERRY
Wie de controle heeft over het heden, denkt ook na over de uitgang. Dat geldt zeker voor de techondernemers in hoodies. De nieuwe orde richt zich niet op het verbeteren van bestaande structuren, maar op het bouwen van alternatieven daarbuiten. In Honduras werkt een groep investeerders, waaronder Marc Andreessen en Peter Thiel, aan Próspera: een charter city met eigen regels, buiten de nationale wetgeving. Een technologische vrijhaven waar genetica, crypto en deregulering samenkomen. Zolang er maar geen publieke controle is.
In dezelfde netwerken circuleren nog meer plannen voor andere Network States of Seasteads: drijvende, private stadstaten op internationale wateren. Geen verkozen bestuur, maar aandeelhouders. Bestuur als dienst. Burgerschap als abonnement.
Dan zijn er nog de ruimtedromen van Elon Musk en Jeff Bezos. Mars als kolonie, de maan als mijn, de aarde als vertrekpunt. Niet voor iedereen, maar voor wie het zich kan veroorloven. Denk aan Katy Perry, die onlangs met Bezos’ Blue Origin een paar minuten de ruimte in ging als (mislukte) promotiestunt.
Dat escapisme duikt ook op in de ontwikkeling van kunstmatige intelligentie. Voor deze ondernemers speelt AI geen bijrol. Het is niet enkel bedoeld om te helpen, maar om te selecteren, standaardiseren, sturen. De algoritmen die teksten afmaken, beelden genereren en tijdlijnen vullen, zijn getraind op één doel: rendement.
Meta gebruikt daarvoor gretig onze data. Sinds april 2025 worden publieke berichten van Europese gebruikers gebruikt om AI-modellen te trainen. Alleen wie expliciet bezwaar maakt, wordt uitgesloten. Dat is geen technisch detail, maar sluit aan bij een breder ideologisch kader. In het TESCREAL-denken is AI niet gevaarlijk omdat het autonoom zou worden, maar juist omdat het doet wat het moet doen: gedrag optimaliseren, arbeid vervangen, mensen categoriseren.
Investeerder Marc Andreessen verwoordde het begin 2025 helder. “AI moet lonen crushen,” tweette hij.
Investeerder Marc Andreessen verwoordde dat begin 2025 helder. “AI moet lonen crushen,” tweette hij. Daarna komt de utopie, aldus deze techmiljardair. Niet die van sociale vooruitgang, maar van maximale productiviteit en minimale kosten. Een samenleving waarin arbeid overbodig is geworden. Waar alleen telt wie kan consumeren. En wie kapitaal bezit. Wie geen waarde toevoegt aan de rendementsketen verdwijnt uit beeld. Andreessen noemt het techno-optimisme. Ik noem dat techno-selectionisme.
In zo’n systeem raken klassieke waarden op drift. Arbeid als bron van waardigheid, solidariteit als sociale samenhang, menselijkheid als moreel uitgangspunt verdwijnen naar de marge. Wat overblijft, is infrastructuurmacht: gecodeerd, gelegitimeerd door modellen, gevoed door software die alles wat traag, chaotisch of kwetsbaar is als fout beschouwt.
DOGE ZONDER MUSK?
Die verschuiving zie je ook in de politiek. Macht verandert zelden plots. Ze verschuift via instellingen, procedures en taal. In januari richtte Trump het Department of Government Efficiency (DOGE) op. Deze instantie beheert de toegang tot federale databanken, organiseerde massaontslagen onder ambtenaren en schrapte beleid rond klimaat, wetenschap en diversiteit.
Elon Musk, zonder formele titel, geldt als informele architect van deze digitale reorganisatie. Hij neemt nu een secundaire rol op, maar dat betekent niet dat de (nog steeds) rijkste man van de wereld niets meer te zeggen heeft. Opvallend ook hoe Musk hierover nog geen enkel pittig interview gaf. Hij laat met name geen kritische vragen toe.
DOGE-gebeuren is heus allemaal niet zo onschuldig. Volgens WIRED bouwen ze gestaag aan een ‘master database’ om migratie te tracken.
Het heel DOGE-gebeuren is heus allemaal niet zo onschuldig of sturm-und-drang. Volgens WIRED bouwen ze gestaag aan een ‘master database’ om migratie te tracken: gegevens van Homeland Security, belastingen, sociale zekerheid en biometrie worden samengevoegd voor realtime toezicht. Juridische waarborgen worden afgezwakt, toezichthouders uitgekleed.
Ook hier zijn de zondebokken bekend: ‘woke’-universiteiten, migranten, alles wat ruikt naar Diversity, Equity and Inclusion. Of wie zich publiek uitsprak over Palestina. Journalisten die naar de VS reizen, letten volgens het Comité ter Bescherming van Journalisten maar beter op wat er op hun telefoon of sociale media staat. Land of the Free?
MODERNE CONDOTTIERI
Ook op militair vlak verschuift er het een en ander. Tot diep in de 20e eeuw kwamen de meeste technologische innovaties uit publieke instellingen. DARPA, het onderzoeksagentschap van het Amerikaanse ministerie van Defensie, stond aan de basis van het internet, spraakherkenning, vroege AI en militaire navigatiechips. Universiteiten als MIT en Stanford draaiden jarenlang op defensiebudgetten.
Vanaf de jaren 1980 veranderde dat. Onder Reagan en later Clinton werd publieke financiering teruggeschroefd. Onderzoek en ontwikkeling werden uitbesteed. Private technologiebedrijven namen het over.
Vandaag leveren bedrijven als Palantir, Anduril en Microsoft geen gewone software meer, maar militaire infrastructuur: surveillancetools, autonome drones en augmented reality voor het slagveld. Begin 2025 liet ook Google een rem los. Het ethisch principe om AI niet in te zetten voor wapens of surveillance geldt niet langer.
Techbedrijven zijn geen gewone opdrachtnemers meer. Ze denken mee, sturen bij, bepalen richting.
Techbedrijven zijn geen gewone opdrachtnemers meer. Ze denken mee, sturen bij, bepalen richting. Moderne condottieri – zoals de huurlingen uit het renaissance-Italië die zich verkochten aan de hoogste bieder, maar vaak hun eigen agenda volgden. Machiavelli waarschuwde er al voor in Il Principe: wie dit uitbesteedt, verliest controle. Vandaag beschikken deze bedrijven over wapens, netwerken én politieke invloed. De vergelijking met een techjunta ligt niet veraf.
AI speelt daarin een sleutelrol. Niet als toevallige innovatie, maar als voortzetting van een militaire logica uit de Koude Oorlog. De term ‘artificële intelligentie’ werd in 1956 geïntroduceerd tijdens de Dartmouth-conferentie, een academisch initiatief met beperkte middelen. De grote investeringen kwamen later. Vanaf eind jaren 1950 stroomden via DARPA miljoenen naar onderzoek in taalverwerking, patroonherkenning en neurale netwerken.
Het doel was strategisch: snellere analyse van vijandelijke communicatie, simulatie van conflicten, automatisering van besluitvorming. AI moest niet assisteren, maar vervangen. In situaties waar snelheid, schaal en controle doorslaggevend zijn.
Die logica is niet verdwenen. Ze is verplaatst naar de markt. Vandaag zie je haar in predictive policing (zoals het gecontesteerde experiment in het Nederlandse Roermond), risicoprofielen voor migratie, gezichtsherkenning via Clearview AI en autonome wapensystemen. Ze komen verpakt als efficiënt en neutraal. Maar hun kern is versnelde, geautomatiseerde controle.
Ik had het daarnet al over DOGE en hun ‘master database’. Maar de Amerikaanse immigratiedienst ICE betaalde onlangs 30 miljoen dollar aan Palantir voor ImmigrationOS, een nieuw surveillancesysteem dat deportaties moet versnellen via ‘near real-time visibility’. Prioriteit gaat naar visa-overtreders en zogenoemde zelfvertrekkers, geselecteerd op basis van biometrische gegevens, profieldata en algoritmen. Alsof het uit een boek van Philip K. Dick komt: bureaucratische tech die zich onttrekt aan ethiek, maar wél diep ingrijpt in levens.
EEN NEW TECH DEAL
Je denkt misschien: wat valt hier nog tegen te beginnen? Het grootste risico is geen nieuwe dictator, maar een democratie die verdampt zonder officiële afschaffing. In deze tekst lag de focus op de VS, omdat daar Silicon Valley ligt. Maar als het regent in Amerika, druppelt het in Europa. Het behoeft geen uitleg dat ook wij hier gretig gebruik maken van platforms zoals Amazon, Facebook of Google.
Juist daarom moeten we deze machtsverschuiving helder benoemen. Niet uit paniek, maar om niet murw te worden. Tegenmacht begint met simpele, fundamentele vragen: wie bezit de toegang? Wie stelt de voorwaarden? Wie controleert de netwerken waar ons sociale leven doorheen loopt?
De oplossing ligt niet bij start-ups of nieuwe apps, maar in iets fundamentelers: de herpolitisering van digitale infrastructuur.
De oplossing ligt niet bij start-ups of nieuwe apps, maar in iets fundamentelers: de herpolitisering van digitale infrastructuur. Niet alles wat digitaal is, hoeft privaat te zijn. Een publiek netwerk in dienst van het algemeen belang is geen utopie, maar een democratische noodzaak.
Daar sluit een voorstel op aan dat langzaam terrein wint: een New Tech Deal. Niet als Europese tegenhanger van Silicon Valley, maar als alternatief. Een digitale politiek die grenzen stelt aan extractie, energieverbruik en winst. Die infrastructuur weer sociaal maakt, data begrijpelijk en technologie onder publieke controle plaatst.
Geen marktlogica die iedereen herleidt tot consument, maar publieke principes: open source-platformen zoals BlueSky, vrijwillige informatie in plaats van gedragssturing, collectieve zeggenschap over datacenters, netwerken en cloud. Digitale rechten verbonden met ecologische en sociale rechtvaardigheid.
Deze agenda schuift Big Tech niet opzij om ruimte te maken voor Europese unicorns. Ze stelt een andere vraag: wat moet technologie bijdragen aan samenleven? Dat is geen technofobie, geen pleidooi voor afschaffing. Maar de huidige koers vergroot ongelijkheid, versnelt de ecologische crisis en ondermijnt democratische controle.
Daarom moet het digitale domein niet alleen gereguleerd, maar opnieuw ontworpen worden. Europa kan daarin het voortouw nemen als het bereid is te breken met het idee dat het het volgende Silicon Valley moet worden. Niet technologische suprematie, maar normatieve herijking zou het uitgangspunt van Europees digitaal beleid moeten vormen.
De uitholling van democratie manifesteert zich geleidelijk: via de banaliteit van protocollen, interfaces en standaardinstellingen. Een New Tech Deal is daarom geen luxe, maar een noodzaak. Om te behouden wat ons bindt.
Samenleving & Politiek, Jaargang 32, 2025, nr. 5 (mei), pagina 30 tot 37
Abonneer je op Samenleving & Politiek

Het magazine verschijnt 10 keer per jaar; niet in juli en augustus.
Proefnummer? Factuur? Contacteer ons via
info@sampol.be
of op 09 267 35 31.
Het abonnementsgeld gaat jaarlijks automatisch van je rekening. Het abonnement kan je op elk moment opzeggen. Lees de
Algemene voorwaarden.
Je betaalt liever via overschrijving?
Abonneren kan ook uit het buitenland.
*Ontdek onze SamPol draagtas.