Omkijken
Bij de start van een nieuw jaar kijken we altijd even achterom. Soms dringt het belang of de historische waarde van gebeurtenissen pas echt door als men er een paar maanden later op terugblikt. Op het moment dat ze gebeuren, gaan ze op in het nieuws van de dag en lijken het gebeurtenissen als alle andere.
Politiek gezien was 2007 een vreemd jaar. Anno 2006 sloot sp.a nog af met een klinkende overwinning in Antwerpen. Amper een paar maanden later kwam een nederlaag bij de parlementsverkiezingen. Het noopt tot bescheidenheid. Misschien zijn we niet duidelijk genoeg geweest. De levensduurte maakt mensen bang en onzeker. Het is aan de socialisten om daar een antwoord op te bieden: 2008 moet een jaar worden waarin sp.a zichzelf terugvindt. Een jaar van wederopstanding, van duidelijke keuzes.
Het leven is duur
De berichten over de stijgende levensduurte lijken in schril contrast te staan met de massa’s mensen in de winkelstraten tijdens de eindejaarsperiode. We gaven, volgens de kranten, gemiddeld 557 euro uit. Maar dat gemiddelde bestaat alleen in de cijfers.
De kloof tussen arm en rijk wordt breder en dieper: aardappelen en uien zijn niet langer goedkope basisproducten, meer dan de helft van een gemiddeld loon gaat naar huur. Dvd-spelers zijn goedkoper dan een volle winkelkar.
We zien ook een snelle verkleuring van de armoede. Een steeds grotere groep van kansarmen heeft een allochtone achtergrond: in Antwerpen is momenteel 50% van de mensen die financiële steun krijgt niet-Belg. Werken aan kansarmoede is dus ook werken aan integratie. Voor elke leefloner noteren we wat de grootste struikelblok is in de zoektocht naar werk. Een gebrekkige kennis van het Nederlands staat met stip op één. Daar werken we dus aan. Taalkennis ís belangrijk, maar ook mensen met een ietwat vreemde tongval of vreemd accent moeten kansen krijgen.
Sinds dit jaar kunnen steden en gemeenten ervoor kiezen om de OCMW-voorzitter op te nemen in het college van burgemeester en schepenen. Zo werd ik behalve OCMW-voorzitter ook schepen van sociaal beleid, diversiteit en loketten in Antwerpen. Niet altijd een gemakkelijke combinatie, maar wel een boeiende. Het is ook niet altijd een vrolijke business: als voorzitter van het OCMW ben ik bevoegd voor al wie ziek, arm of oud is, of een combinatie. Je wordt automatisch geconfronteerd met ouderdom, met vergankelijkheid. Als ik vergader met collega-politici over de vergrijzing maak ik hen duidelijk dat we nu de rusthuizen bouwen waar we zelf in zullen wonen. Dat is niet altijd leuk om over na te denken, maar het is wel nodig. Kiesheid en zorgzaamheid in de omgang met oude mensen zijn uitermate belangrijk bij elke beleidsbeslissing die hen aanbelangt.
De verwitting kruist de verkleuring
Oudere mensen willen zo lang mogelijk thuis wonen. Mensen zijn er het gelukkigst. Toch is er ook een keerzijde aan de medaille: mensen kunnen ook te lang thuis wonen. In Antwerpen wonen veel bejaarden op de gelijkvloerse verdieping van hun huis. Boven zijn ze al jaren niet meer geweest. Onderhoudswerken gebeuren niet meer. We moeten zorgen dat er voor die mensen voldoende serviceflats zijn waar ze zelfstandig kunnen wonen. Zesduizend mensen, ouder dan 75 jaar, staan er nu op onze wachtlijst. Stel dat er een serviceflat beschikbaar is voor al die mensen, dan komen er duizenden woningen vrij voor jonge gezinnen. Op die manier kunnen we de krapte op de woningmarkt én de hoge woningprijzen tegengaan.
Het is vooral de groep 80-plussers die groter wordt: een verwitting binnen de vergrijzing dus. Dat is ook de groep mensen die veel zorgen nodig heeft. Die senioren hebben de ‘goede tijd’ na de oorlog meegemaakt; de meesten onder hen hebben wel wat middelen. Het is een generatie die verwacht dat ze alle goede zorgen zullen kunnen ‘kopen’. Maar om die zorgen te kunnen aanbieden en betaalbaar te houden, hebben we dringend voldoende goed opgeleide arbeidskrachten nodig. De vergrijzing vraagt vele handen. Het is dus ook van economisch belang dat de twee lijnen, de vergrijzing en de verkleuring, elkaar kruisen. Anders gaan we naar een clash en krijgen we twee verzuurde groepen: een groep oude mensen met geld maar zonder zorg, en een groep jonge allochtone mensen zonder job.
In de zorgsector schreeuwt men om personeel. Ik vraag aan alle Antwerpenaren dat ze uit hun kot komen: aan de jongeren blijf niet werkloos thuis zitten en aan de ouderen dat ze buitenkomen en veel vrienden hebben. Want oud worden is één zaak, gelukkig oud worden een andere.
Ook binnen de vergrijzing zien we verkleuring. De eerste generatie migranten wordt oud. Over hun oude dag hebben ze niet nagedacht, het voor zich uit geschoven. Ze hebben altijd gedacht oud te kunnen worden in het land van herkomst. Maar daar is intussen niemand meer om voor hen te zorgen. Hun kinderen en kleinkinderen zijn hier. Van rusthuizen moeten ze niet weten. Je ouders wegsteken vinden ze een schande. Een rusthuis hoeft ook niet, maar andere maatregelen zijn vaak wel nodig: thuisverpleging, aanpassingen aan de woning. Ook dat vormt een uitdaging voor volgend jaar: de allochtone ouderen informeren over ons zorgaanbod.
Samenleven
Dit jaar was er het assisenproces rond Hans Van Themsche. Sommigen vonden het een gemediatiseerd proces, maar veel Antwerpenaren voelden zich daar echt bij betrokken. Het samenleven in Antwerpen verloopt niet altijd gemakkelijk. Dat is begrijpelijk: de stad is op relatief korte tijd sterk veranderd. In Antwerpen wonen meer dan 160 nationaliteiten. Hoe gaan we daarmee om? Een eenduidig antwoord is er niet. Vast staat wel dat elke Antwerpenaar een beetje moeite zal moeten doen. We wonen in een stad, dicht op elkaar. We kunnen geen hek rond onze huizen bouwen en ons afsluiten. Wonen in een stad is kiezen voor een leven met buren. De nieuwe Antwerpenaren moeten tonen dat ze kiezen voor een toekomst hier. De ‘oude’ Antwerpenaren zullen moeten aanvaarden dat een stad voortdurend verandert. Het zal ook in 2008 een van de grootste uitdagingen blijven.
Eén op vier Antwerpenaren heeft allochtone roots. Het aantal allochtonen dat werkt voor de overheid moet dringend omhoog. Dat is gemakkelijker gezegd dan gedaan. Bij OCMW Antwerpen is één op tien werknemers van allochtone afkomst. Dat is nog te weinig, maar in vergelijking met andere overheidsbedrijven niet slecht. Dat komt omdat veel van onze werknemers verzorgers, verplegers en maatschappelijk werkers zijn, vooral vrouwen. Allochtone jonge vrouwen doen het op school en op de arbeidsmarkt beter dan hun broers. Er moet dringend een inhaalbeweging komen voor de jongens.
Vrouwen en moeders spelen een belangrijke rol in het integratieproces. Maar een huwelijk met iemand uit het thuisland werpt geëmancipeerde meisjes met een diploma soms terug in de tijd. We worden bij de derde en vierde generatie geconfronteerd met eerstegeneratieproblemen.
Belangrijk is dat we met elkaar blijven praten. Als schepen van diversiteit ga ik vaak in gesprek met mensen met verschillende religies. De laatste tijd zoeken we in het Westen voortdurend naar de plaats van religie in de samenleving. Jonge mensen zoeken bijvoorbeeld heil in het boeddhisme. Op zoek naar zin. Voor mij is geloof een privéaangelegenheid. Een open samenleving vraag om tolerantie, anders kunnen meningen niet vrij botsen.
Tegelijk moeten we het begrip ‘allochtoon’ herbekijken. Als we becijferen hoeveel allochtonen er voor de stad werken, moeten we kijken naar de achternaam. Dat op zich is al stigmatiserend en niet helemaal fair. Iemand met een vreemde achternaam noemen we allochtoon, maar als we die persoon kennen, als het één van onze collega’s is die hier geboren en opgegroeid is en Nederlands spreekt, vinden we dat plots niet meer. We moeten ons dus afvragen hoe lang we iemand als allochtoon kunnen bestempelen. Anderzijds moeten we die groep kunnen benoemen als we willen werken aan een kansenbeleid. Het is soms dansen op een slappe koord.
Duidelijkheid graag
Ik heb een streng imago: voor wat hoort wat. Maar versta me niet verkeerd. Ik vind dat iedereen die in zijn land van herkomst bedreigd wordt of niet veilig is, hier een nieuw leven moet kunnen opbouwen. Ik ben ervan overtuigd dat de meeste mensen dat vinden. Net om dat draagvlak te bewaren moeten we bedachtzaam omspringen met asiel.
Als OCMW-voorzitter ontmoet ik veel mensen die van een uitkering leven, zowel allochtoon als autochtoon. Het valt me op dat ik aan hen dat draagvlak vaak moet uitleggen. Dat uitkeringen niet uit een geldautomaat komen. Dat elke burger een deel van zijn loon opzijzet voor zij die het nodig hebben. En dat we daar zorgvuldig mee moeten omspringen. Dat, als het even kan, ook zijzelf een bijdrage moeten leveren. Werk zoeken, een opleiding volgen. Het is belangrijk dat we ons samenlevingsmodel blijven uitleggen: sommige waarden en verworvenheden zijn voor ons evident, maar we mogen er niet van uitgaan dat dat voor iedereen zo is. Anderzijds is het een illusie te denken dat we iedereen aan het werk kunnen krijgen. Sommige mensen kunnen echt niet mee. Voor hen moeten de uitkeringen omhoog. Een hoger leefloon voor minder mensen. En ook dat moeten we blijven vertellen: dat het onze plicht is om voor de zwaksten in de samenleving te zorgen.
Er zijn ook mooie verhalen. Als je aan jonge mensen - van welke afkomst ook - vraagt waarvan ze dromen, is het antwoord meestal hetzelfde: een gezin, een job, een eigen huis. Bij OCMW Antwerpen geven we veel leefloners de kans om werkervaring op te doen, in onze rusthuizen bijvoorbeeld. Aanvankelijk zorgt dat soms voor wat koudwatervrees bij leidinggevenden én de bewoners. Maar loopt hun contract ten einde, dan organiseren de rusthuisbewoners petities om hen te houden. ‘Dat is een goei’, zeggen ze me dan. ‘Die moet je houden’. Je best doen, ‘proper’ en vriendelijk zijn, daar verover je het hart van de ‘Vlamingen’ mee.
Monica De Coninck
Antwerps schepen sociaal beleid, diversiteit en loketten
Voorzitter OCMW Antwerpen
cartoon: © Arnout Fierens
vergrijzing - verkleuring
Samenleving & Politiek, Jaargang 15, 2008, nr. 1 (januari), pagina 29 tot 32
Abonneer je op Samenleving & Politiek
Het magazine verschijnt 10 keer per jaar; niet in juli en augustus.
Proefnummer? Factuur? Contacteer ons via
info@sampol.be
of op 09 267 35 31.
Het abonnementsgeld gaat jaarlijks automatisch van je rekening. Het abonnement kan je op elk moment opzeggen. Lees de
Algemene voorwaarden.
Je betaalt liever via overschrijving?
Abonneren kan ook uit het buitenland.
*Ontdek onze SamPol draagtas.