De federale en Vlaamse regering zijn nu bijna een jaar aan het werk. Tijd om een bilan op te maken. De regeringen deden dat, de oppositie ook. De koers van de nieuw gevormde rechtse meerderheden wordt met de dag duidelijker. Wat de oppositie voorspelde gebeurt nu ook: stilaan voelen de mensen de diverse regeringsmaatregelen in hun portemonnee.
De voorbije maanden werd er ook verzet georganiseerd tegen het rechtse beleid. Er waren de grote acties van het gemeenschappelijk vakbondsfront, er is de beweging Hart boven Hard en er zijn de lokale acties aan de basis, het zogenaamde kleine verzet.
DE VAKBONDSACTIES
Dat de vakbonden het voortouw zouden nemen in het verzet tegen de ‘Zweedse’ coalitie stond in de sterren geschreven. Toch kostte het de nodige moeite om met de drie grote vakbonden tot een gemeenschappelijk actieplan te komen. Het scenario werd uitgetekend: een massale betoging, provinciale acties en een algemene staking. De doelstellingen waren niet direct voor iedereen duidelijk. Het ging van het ten val brengen van de regering, over het tegenhouden van bepaalde maatregelen tot de mogelijkheid om via sociaal overleg de maatregelen te verzachten.
De grote betoging van 6 november 2014 was een onverwacht succes. Ruim 120.000 betogers stapten door Brussel. Het levende bewijs dat de vakbonden nog steeds een groot draagvlak hebben en dat de verontwaardiging bij de achterban groot is. De betoging werd, spijtig genoeg, ontsierd door rellen op het einde. Het zijn dan ook die beelden die vooral in ons collectieve geheugen blijven hangen. Het succes van deze eerste actie legde de lat meteen hoog: de volgende acties zouden aan dit eerste succes worden getoetst.
Ook de daaropvolgende provinciale acties waren een succes. Hun verspreid karakter en de mogelijkheid om er een eigen ‘provinciale’ invulling aan te geven zorgden ervoor dat de koppen moeilijker te tellen waren. Het was ook een goede opstap naar de algemene staking van 15 december 2014. Die algemene staking werd, niet in het minst dankzij de staking van het spoorwegpersoneel, ook goed opgevolgd.
De cruciale vraag na deze drietrapsactie was echter: wat nu? De regering opende de mogelijkheid tot (kleine) bijsturingen via sociaal overleg, maar ging niet overstag. Het gemeenschappelijk vakbondsfront brokkelde af. Een gemeenschappelijk actieplan kwam er nog nauwelijks. Dat werd vooral duidelijk toen bleek dat de ACOD alleen achterbleef toen opgeroepen werd tot een staking van de openbare diensten.
Ondertussen is duidelijk dat het ACV niet meer zo warm loopt voor verdere actie. Waarschijnlijk zal één of andere vorm van tax shift hun voorwendsel zijn om het verzet te staken. Voorzitter Marc Leemans liet dat al verstaan op Rerum Novarum. Ook het ACLVB heeft al het signaal gegeven dat voor hen overleg belangrijker is dan actie. In het ABVV worstelt men met de tweestrijd van de fundis (‘Grève générale’ tot de finish van het FGTB) en de realos (sommige beroepscentrales en het Vlaams ABVV).
Volgend jaar zijn er ook sociale verkiezingen. De vakbonden hebben hun handen vol met een procedure en campagne die ongeveer zes maanden duurt. Bovendien komt bij deze verkiezingen de onderlinge concurrentie toch meer aan de oppervlakte. Het is een moeilijke context om verder, in gemeenschappelijk vakbondsfront, actie te voeren.
Een andere belangrijke vaststelling is dat de vakbonden opnieuw enkel naar de ‘klassieke’ actiemiddelen hebben gegrepen: stakingen en betogingen. De vraag is of die ook volstaan om de publieke opinie te overtuigen en of dit de beeldvorming in de media ten goede komt. Enige creativiteit in het bedenken van acties die toch raken maar minder agressief zijn en ruim in de media komen, is noodzakelijk.
Toch blijft verder verzet nodig, niet in het minst omdat het bestaansrecht van de vakbonden verder onder vuur zal liggen en het sociaal overleg verder uitgehold dreigt te worden.
HART BOVEN HARD
In het verzet tegen, vooral, het Vlaamse regeringsbeleid ontstond de beweging Hart boven Hard. Het is in vele opzichten een uniek partnerschap van ‘oude’ sociale bewegingen, vakbonden en mutualiteiten, nieuwe sociale bewegingen en de culturele sector. In tijden dat het middenveld in het vizier wordt genomen en drastische besparingen worden opgelegd, krijgt de ‘Staten generaal’ van het middenveld een meer actiegerichte vorm.
Er werd een alternatieve Septemberverklaring opgesteld. Er ontstonden lokale kernen en er zijn geregeld inhoudelijke bijeenkomsten om ideeën vorm te geven. Er werd gewerkt naar een (voorlopig) publiek hoogtepunt: de Grote Parade op 29 maart 2015.
Op waarschijnlijk één van de meest regenachtige dagen van het jaar slaagde de beweging erin 20.000 mensen op de been te brengen. Veel jongeren, veel gezinnen, geen opbod tussen rood, groen en blauw. De parade was in vele opzichten een verademing. Tien hartenwensen in plaats van droge eisen. Thematische opstelling in plaats van ‘gekleurde’ blokken. Aandacht voor alternatieven. Veel muziek en humor.
Hopelijk halen de oude sociale bewegingen uit de kruisbestuiving met Hart boven Hard nieuwe ideeën voor komende acties. De bevruchting is trouwens wederzijds. Hart boven Hard bezocht, vaak met de fiets, de stakingspiketten en bij het stakingspiket van de Gentse vuilnismannen hing het geborduurde spandoekje met de hartenwens: ‘Werkbaar werk’.
De beweging heeft ondertussen ook een eerste succes behaald. Dankzij een massaal ondertekende petitie is ze er in geslaagd om van de Vlaamse regering een hoorzitting af te dwingen over het voorstel om de geldmiddelen voor de gemeenten niet langer aan een bepaalde bestemming te koppelen. Je weet wel, het risico dat een gemeente de bibliotheek sluit en het geld gebruikt om een weg aan te leggen.
Hart boven Hard zal zich ook in de komende periode moeten bezinnen hoe het verder moet. Blijft de solidariteit overeind als de culturele actoren binnenkort hun meerjarensubsidie binnenhalen? Houdt de samenwerking met de vakbonden en de mutualiteiten stand? Welke boodschap brengen en welke acties voeren?
De beweging ‘Hart boven hard’ is uniek in zijn samenstelling en werking. Het geeft het middenveld in Vlaanderen een nieuwe stroomstoot. Om die unieke rol te kunnen blijven spelen, mag men geen ‘politieke’ beweging/partij worden en moet er angstvallig over gewaakt worden dat men de zuilen blijft overstijgen.
HET KLEINE VERZET
Ondertussen zijn er steeds meer mensen, in ons land maar ook ver daarbuiten, die het fundamenteel oneens zijn met principes die onze samenleving beheersen: groei, winst, alsmaar meer, alsmaar sneller, zware ecologische voet-afdruk, enzovoort. Ze stellen ook een democratisch deficit vast. Ze willen hun inzet niet beperken tot het kleuren van een bolletje om de zoveel jaar. Ze willen niet wachten op de grote ommekeer, maar zelf de hand aan de ploeg slaan. Het is wat Rik Pinxten de kleine revoluties noemt en wat Tine Hens verderop in het Sampol-interview en ook in haar meer dan lezenswaardig boek Het klein verzet beschrijft.
Bij veel van deze mensen begint het met een droom. Een droom van een goed leven voor zichzelf en hun kinderen. Het is een belangrijk onderdeel van het utopisch denken. Iets wat we door de jaren van haalbaarheid en (te veel?) realisme verleerd zijn. Mensen als Rutger Bregman pleiten dan ook voor een terugkeer naar het utopisch denken. Maar deze mensen dromen niet alleen. Ze willen ook iets doen en zo hun droom realiseren.
Het gaat om lokale initiatieven, vaak in (groot)steden die je de solidaire economie zou kunnen noemen. Het kan gaan om voedsel (stadslandbouw, voedseloverschotten), deeleconomie, repair cafés, energiecoöperaties tot alternatieve munten en alternatieve winkels en banken.
Kenmerken zijn innovatie, creativiteit en zelfbeheer. In die zin zijn het ook leerscholen in democratie en zelfbeheer. Het verbindt ook mensen.
De lokale overheid mag deze initiatieven niet recupereren. Zij moet ruimte bieden, de start mogelijk maken en verder ondersteunen. Deze autonome projecten die ook aan de burgers hun autonomie (voor een stukje) terug geeft, zijn te waardevol om ze in formele structuren te versmachten.
De vraag is of dit kleine verzet ook een bijdrage levert tot het grote verzet. Er bestaat geen Europese koepel van het kleine verzet. Dat is ook niet nodig. Een goed uitgebouwd netwerk waar ervaringen worden gedeeld, is al meer dan voldoende. De bedoeling van het kleine verzet is niet om een grote omwenteling teweeg te brengen, maar ze leveren belangrijk werk in het bewustmaken van mensen en in het herwaarderen van engagement.
Het gaat uiteindelijk niet om de keuze welk verzet het meest aangewezen is. Elke vorm van verzet is belangrijk. Wat wel een uitdaging blijft is het verbinden van deze diverse verzetsvormen, het delen van ervaringen en het organiseren van een vruchtbare kruisbestuiving.
Mil Kooyman
Redactielid Samenleving en politiek
edito - Michel I - oppositie - verzet
Samenleving & Politiek, Jaargang 22, 2015, nr. 6 (juni), pagina 1 tot 3
Abonneer je op Samenleving & Politiek
Het magazine verschijnt 10 keer per jaar; niet in juli en augustus.
Proefnummer? Factuur? Contacteer ons via
info@sampol.be
of op 09 267 35 31.
Het abonnementsgeld gaat jaarlijks automatisch van je rekening. Het abonnement kan je op elk moment opzeggen. Lees de
Algemene voorwaarden.
Je betaalt liever via overschrijving?
Abonneren kan ook uit het buitenland.
*Ontdek onze SamPol draagtas.