In 2015 verzesvoudigde het aantal niet-begeleide minderjarigen dat in ons land bescherming kwam zoeken. Door de ondertekening van het kinderrechtenverdrag heeft ons land zich ertoe verbonden om minderjarigen die op het grondgebied worden aangetroffen en die niet vergezeld zijn van hun ouders of wettelijke voogd, passende opvang en bescherming te bieden. De uitdaging vandaag is ongezien, want er zijn niet alleen steeds meer niet-begeleide minderjarigen, maar ze zijn ook steeds jonger en ze zijn hier grotendeels om te blijven. Voor elk van hen moeten we op zoek naar kwalitatieve opvang, en die klus is op dit moment verre van geklaard.
‘JE BENT NOG MAAR 9 JAAR’
‘Ik ben negen jaar. Ik kom uit Afghanistan. Ik woon in euh… België! 4 maanden. België is goed, Afghanistan niet goed, alle tijd bommen daar: pgoe! pgoe! Zo. Hier niet, hier alle tijd leuk, goed. Ik wil gezin, mama, papa. En kindjes.’ (Hakim)
Na een telefoontje van Dienst Vreemdelingenzaken komen Hakim en Massood bij onze organisatie Minor-Ndako aan. Met de taxi. Stoffig en suf zitten ze op de achterbank. Onderweg van Afghanistan naar hier zijn ze hun familie verloren. Allebei in Turkije. De weg verder hebben ze samen afgelegd. Twee niet-begeleide minderjarigen, jonger dan twaalf jaar. Nu de reis eindelijk voorbij is, dringt het steeds meer tot hen door: alleen op de wereld.
‘Kunnen we iemand bellen zodat je familie weet dat je hier bent?’ Het antwoord is duidelijk af te lezen van hun gezicht. Ze krijgen eten, een warm bad, een bed. Met tekeningen en universele gebaren proberen we hen duidelijk te maken dat ze hier veilig zijn. Deze jongetjes zijn uitgeput en uitgehongerd, hun voeten zijn kapot. In het ziekenhuis behandelen ze een oude armbreuk, volgens de arts valt die heup nog af te wachten. Maar hun voeten genezen.
Hakim en Massood krijgen een kamer, een begeleider, een voogd. Een week later gaan ze al naar school. In de dorpsschool is een onthaalklas (OKAN) ingericht, specifiek voor nieuwkomers die geen Nederlands kennen. Ze maken vriendjes op school. Er komt rust in hun hoofd, er is plaats voor kattenkwaad.
De voogd zoekt samen met hen uit waarom ze gevlucht zijn, waar ze hun familie kunnen terugvinden. Hij legt uit hoe een asielinterview verloopt en bereidt hen voor op de vele vragen: Waar kom jij vandaan? Hoe heet de provincie? Hoe heet jouw dorp? Tot welke groep behoorde jouw familie? Wanneer zijn jullie gevlucht? Hoe zijn jullie gevlucht? Welke steden hebben jullie doorkruist? En ga zo maar door. Het zijn moeilijke, soms beladen vragen voor deze jonge kinderen.
Na het interview bij het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen bestoken Hakim en Massood ons met nieuwe vragen: ‘Waarom moeten alles weten? Hoe lang wachten voor antwoord? Ook familie zoeken?’ Met tekeningen, handen en voeten, hulp van een Afghaanse collega-begeleider, steunfiguur en landgenoten loodsen we hen door een vereenvoudigde versie van het verblijfrecht:
_‘De baas van België zegt aan alle kinderen dat je mag blijven tot je 18de verjaardag. Ondertussen heb je de tijd om met jouw voogd de juiste papieren te krijgen. Soms weet je na een paar maanden al of je de juiste papieren krijgt of niet. Soms krijg je de juiste papieren niet en kan je niet blijven na jouw 18de verjaardag. Jij bent nu nog maar 9 jaar. Heel lang in een centrum wonen is niet goed. Misschien is het beter dat je ondertussen bij een familie hier in België gaat wonen.’ _
De tekening wordt groot: het huis in Afghanistan is leeg, kapot. Halverwege de pijl naar België woont zijn familie in een tent. In België tekenen we samen alle soorten huizen. Er komt een kringetje rond het huis met mama, papa en kindjes.
HET OPVANGTRAJECT
Samen met Pleegzorg Vlaanderen gaat onze organisatie, Minor-Ndako, voor beide jongens op zoek naar een gezin die warmte, structuur en veiligheid kan bieden. Misschien tot hun 18de verjaardag. Misschien tot de dag dat we hun ouders terugvinden en ze terug samen gaan wonen. Misschien tot hun 16de en ze zich klaar voelen om alleen te gaan wonen.
‘Kan jij iemand opbellen om je familie te laten weten dat je binnenkort naar een gezin verhuist? Dat het goed met je gaat?’ Met kleine gebaren en korte contacten winnen we langzaamaan hun vertrouwen en respect. Ze beginnen te vertellen, durven hun verdriet tonen. ‘Als je niet kan slapen, kijk dan naar de maan. Keek jouw mama soms naar de maan? Misschien kijkt ze nu wel naar de maan.’
Door de ondertekening van het kinderrechtenverdrag heeft ons land zich ertoe verbonden om minderjarigen die op het grondgebied worden aangetroffen en die niet vergezeld zijn van hun ouders of wettelijke voogd, passende opvang en bescherming te bieden. In eerste instantie worden deze minderjarigen geïdentificeerd en onder de hoede van de Dienst Voogdij geplaatst. Enkele weken later wordt er ook een voogd aangeduid die de minderjarige vertegenwoordigt en bijstaat in alle procedures en toezicht blijft houden op het welzijn van zijn pupil.
Hakim en Massood werden, gezien hun kwetsbaarheid omwille van hun jonge leeftijd, onmiddellijk aangemeld bij een kleinschalige categoriale voorziening, Minor-Ndako. Hun oudere lotgenoten volgen het bestaande traject binnen Fedasil dat bestaat uit drie fasen. In eerste instantie worden de minderjarigen opgevangen in een onthaal- en observatiecentrum. Daar wordt een eerste rapport opgemaakt over iedere jongere op basis van wat hij zelf vertelt en op basis van observaties van de begeleiders. Dit vormt de basis voor de verdere hulpverlening. Na een maand gaat de jongere door naar een collectieve opvang. Dit zijn grote leefgroepen van 40 tot 60 jongeren. Daar blijven ze tot zich een alternatief aandient. Vanaf 16 jaar kunnen jongeren doorstromen naar geïndividualiseerde opvang (Lokaal Opvang Initiatief). Voor jongere minderjarigen is het enige alternatief opvang in de jeugdzorg of pleegzorg. In de Integrale Jeugdhulp zijn er al langer een honderdtal ‘categoriale’ plaatsen (deels opvang, deels begeleiding autonoom wonen). Deze hulpverlening is voorbehouden voor en afgestemd op de noden van niet-begeleide minderjarigen. Dit belet niet dat jongeren ook een vraag kunnen stellen naar niet-gespecialiseerde hulp, een plaats in een meisjesleefgroep bijvoorbeeld. De Integrale Jeugdhulp biedt meer ruimte voor individuele trajecten en zorg op maat.
ONGEZIENE UITDAGING
In 2015 verzesvoudigde het aantal niet-begeleide minderjarigen dat in ons land bescherming kwam zoeken. Je kan discussiëren over de vraag of het een vluchtelingencrisis was, dan wel een opvangcrisis, maar de uitdaging is alleszins ongezien groot. We detecteren drie belangrijke aspecten: er zijn steeds meer niet-begeleide minderjarigen, ze zijn steeds jonger en ze zijn hier grotendeels om te blijven.
1. De grote sprong voorwaarts
De asielcrisis stelde de overheden van dit land voor een enorme uitdaging. Op enkele maanden tijd moesten er honderden opvangplaatsen bij gecreëerd worden. Het federale opvangnetwerk voor niet-begeleide minderjarigen werd uitgebreid met bijna 2.000 plaatsen. De jeugdhulp is in vergelijking een kleine partner. Een honderdtal plaatsen, residentieel en ambulant, is voorbehouden voor deze kwetsbare groep. Toch liet de jeugdzorg zich niet onbetuigd. Minor-Ndako leverde een bijzondere inspanning om de jongste niet-begeleide minderjarigen (jonger dan twaalf) kleinschalige opvang te bieden. In het onderwijs werd hemel en aarde bewogen om te voorzien in onthaalklassen voor alle begeleide en niet-begeleide minderjarige nieuwkomers. Zoals in Tabel 2 te lezen valt, maken de Afghanen ongeveer twee derde uit van de totale groep van niet-begeleide minderjarigen.
2. Jonger dan ooit
In de voorbije jaren gebeurde het heel af en toe dat er een niet-begeleide minderjarige jonger dan twaalf werd aangetroffen. In 2015 steeg hun aantal op enkele maanden tijd tot meer dan vijftig. Daarbij waren kinderen die vergezeld werden door een oudere (al dan niet minderjarige) broer of tante, maar evengoed kinderen van 9 of 10 jaar oud die er echt helemaal alleen voor stonden. Regelmatig zijn er kinderen die bij de overtocht of in een moment van chaos onderweg familieleden waren kwijtgespeeld. Zo zijn Hakim en Massood ook gescheiden van hun ouders in een moment van paniek aan de grensovergang met Turkije.
Per leeftijdsjaar neemt het aantal minderjarigen toe (uitgezonderd de 17-jarigen). Meer dan de helft van hen is tussen 15 en 16 jaar oud. Je kan Tabel 3 ook anders lezen: meer dan twee derde van deze minderjarigen heeft één tot drie jaar hulpverlening nodig. Meer dan vijfhonderd minderjarigen hebben minstens vier jaar hulpverlening nodig. Deze cijfers komen van de federale overheidsdienst Fedasil en betreffen dus alle minderjarigen op het grondgebied. Maar de opvang in het federale netwerk is verbonden met de asielprocedure. Na een positieve beslissing moeten de minderjarigen de federale opvang verlaten en zijn de Gemeenschappen aan zet.
3. Hier om te blijven
Wat deze vluchtelingencrisis anders maakt dan alle voorgaande, is de ongekend hoge beschermingsgraad. De belangrijkste herkomstlanden worden stuk voor stuk gekenmerkt door conflicten, instabiliteit en politiek geweld. Daardoor krijgt - naargelang de nationaliteit - 70 tot 97% van de asielaanvragers uit die landen internationale bescherming. Hetzij door erkenning als vluchteling, hetzij door subsidiaire bescherming. In beide gevallen heeft de vluchteling een langere termijn, wettig verblijfsrecht. Ze zijn hier om te blijven. Als we op basis van deze erkenningsgraad een schatting maken van het aantal niet-begeleide minderjarigen dat op lange termijn aansluit bij onze samenleving komen we voor 2015 alleen al uit op een 2.250 jongeren. Uiteraard moeten we voorzichtig zijn met dergelijke extrapolaties, maar deze cijfers tonen wel aan dat het in ieders belang is dat we werk maken van de opvang en integratie van deze jongeren.
KLUS NOG NIET GEKLAARD
Of de deal met Turkije over de terugname van vluchtelingen zal standhouden, is zeer de vraag. Toch lijkt het alsof de opvangcrisis voorbij is. Dat klopt voor een deel: de instroom is teruggevallen in vergelijking met de laatste maanden van 2015. Maar het klopt zeker niet in de beleving van de jongeren die in grote collectieve centra wonen en voor wie de asielprocedure ook maanden na aankomst nog niet is begonnen.
De plotse toename van het aantal niet-begeleide minderjarigen leidde tot een schrijnend gebrek aan voogden. Vandaag zijn er nog steeds meer dan 700 jongeren die wachten op de toewijzing van een voogd. Zolang er geen voogd is, kan de asielaanvraag niet behandeld worden. De Dienst Voogdij is overigens permanent op zoek naar nieuwe kandidaten. Geïnteresseerden kunnen voor meer informatie terecht op de website van de FOD Justitie.
Ook voor de hulpverlening is de klus niet geklaard. Er zijn heel veel jonge minderjarigen die voor jaren aan onze zorg zijn toevertrouwd. De kans dat ze op langere termijn hier zullen kunnen blijven, is erg groot. Die uitdaging heeft onmiskenbaar een kwantitatief aspect, maar evenzeer een kwalitatief aspect op het vlak van integratie en inburgering. We staan voor een aantal belangrijke strategische keuzes. Het aanbod van de gespecialiseerde Integrale Jeugdhulp is vooral gericht op de meest kwetsbare niet-begeleide minderjarigen. Het bestaande aanbod van een honderdtal plaatsen staat niet in verhouding tot de noden. Minister Vandeurzen zet in op een gefaseerde versterking van de residentiële capaciteit en op pleegzorg dat de speerpunt moet worden voor de opvang van de allerjongste kinderen.
Het pleegzorgdecreet stelt dat opvang in een gezin de eerst te overwegen hulpvorm moet zijn. Dat is dus de regel, niet de uitzondering. In de periode dat er wekelijks één of twee heel jonge niet-begeleide minderjarigen toekwamen, ontbraken echter de linken om dit in praktijk te brengen.
Om pleegzorg toegankelijk te maken voor niet-begeleide minderjarigen is in de voorbije maanden een bijzonder traject uitgewerkt. Intakes en procedures voor minderjarigen worden aangepast, kandidaat-pleeggezinnen worden geïnformeerd, gescreend en klaargestoomd. Pleegzorg voor deze doelgroep is een opdracht waar we niet lichtzinnig aan willen beginnen. Opvang in gezinsverband kan helend werken, maar is voor zowel de jongere als voor het gezin intensief. Niet-begeleide minderjarigen hebben er vaak alleen voor gestaan, soms in hun thuisland, maar vooral onderweg. Ze hebben leren overleven en staan vaak wantrouwig tegenover de buitenwereld. Ze hebben het tot hier gehaald, met kleerscheuren en misschien onherstelbare littekens in hun vertrouwen, gedachten, mens- en zelfbeeld. Maar door het dagelijks ervaren van rust, veiligheid, ruimte en stimulans in een gezinscontext krijgen deze wonden een pleister die het mogelijk maakt zichzelf gezond verder te ontplooien.
Jongeren jarenlang opvangen in grote collectieve centra is geen goed idee. Een project als ‘Geef de wereld een thuis’ van Pleegzorg Vlaanderen, waarin pleeggezinnen opvang bieden aan niet-begeleide minderjarigen, is een mooi alternatief. Pleegzorg Vlaanderen is overigens nog steeds op zoek naar kandidaat-pleeggezinnen. De minderjarige vluchteling die nu opgevangen wordt in een pleeggezin, is nog steeds een uitzondering. Het opvangtraject van Hakim en Massood zou de regel moeten zijn. Misschien zelfs zonder de tussenstap van de residentiële opvang?
Karen Six
Begeleidster Minor-Ndako, projectmedewerkster ‘Geef de wereld een thuis’
niet-begeleide minderjarigen - bescherming - opvang
Samenleving & Politiek, Jaargang 23, 2016, nr. 5 (mei), pagina 30 tot 35
NIET-BEGELEIDE MINDERJARIGEN
Abonneer je op Samenleving & Politiek
Het magazine verschijnt 10 keer per jaar; niet in juli en augustus.
Proefnummer? Factuur? Contacteer ons via
info@sampol.be
of op 09 267 35 31.
Het abonnementsgeld gaat jaarlijks automatisch van je rekening. Het abonnement kan je op elk moment opzeggen. Lees de
Algemene voorwaarden.
Je betaalt liever via overschrijving?
Abonneren kan ook uit het buitenland.
*Ontdek onze SamPol draagtas.