Vijftig jaar geleden verscheen 'A Theory of Justice' van John Rawls. Het boek werd meteen een bestseller en was zowel aantrekkelijk voor klassieke liberalen als voor links-socialistisch georiënteerde politieke filosofen. Onder meer Philippe Van Parijs, Koen Raes en Frank Vandenbroucke zijn vanuit die links ideologische hoek de Rawlsiaanse discussie over rechtvaardigheid binnengewandeld.
2021 is een jubileumjaar in de politieke filosofie. De invloedrijke Amerikaanse filosoof John Rawls is honderd jaar geleden geboren en zijn beroemde werk A Theory of Justice is vijftig jaar oud. Het boek verscheen eind 1971 en is tot op vandaag een onvermijdelijk referentiepunt in zowat elke grondige discussie over hoe een rechtvaardige samenleving er moet uitzien. Rawls ligt met zijn werk aan de basis van het 'egalitair liberalisme', een denkstroming die vrijheid en gelijkheid diepgaand met elkaar combineert en in balans houdt.
Op politiek vlak zijn het vooral sociaaldemocraten die naar Rawls verwijzen. Hoewel Rawls expliciet aangeeft dat zijn politiek-economisch model behoorlijk verschilt van het idee van de welvaartsstaat, wordt Rawls vaak gebruikt om de welvaartsstaat te legitimeren. Rawls blijkt in dat opzicht ook aantrekkelijk te zijn voor heel wat liberale politici die vinden dat de overheid meer mag doen dan eigendomsrecht beschermen en kapitalistische marktmechanismen faciliteren.
A THEORY OF JUSTICE
Het boek leest niet zo gemakkelijk en blijft theoretisch-abstract. Toch was het meteen een bestseller. De New York Times noemde A Theory of Justice 'boek van het jaar' en eind 1972 was er al een vierde druk. Het boek is ondertussen in vele talen vertaald – in 2015 ook in het Nederlands.
Er zijn verschillende redenen voor het succes. Zo bood Rawls eindelijk een alternatief voor het utilitarisme dat sinds Jeremy Bentham (1748-1832) de dominante leidraad was in de economie en het filosoferen over public affairs. Het utilitaristische principe van the greatest happiness of the greatest number was echter op verschillende punten onbevredigend. Utilitaristen zien de samenleving te veel in termen van het Bruto Nationaal Product, als een optelsom van 'nut' of 'geluk'. Rawls heeft het daarentegen over de rechtvaardige verdeling van wat hij 'primaire sociale goederen' noemt: onze fundamentele vrijheden, de kansen om toegang te krijgen tot posities en ambten, het inkomen en vermogen, en de sociale basis voor zelfrespect. De overheid moet ons ook niet proberen gelukkig te maken, maar moet ons in staat stellen ons geluk zelf te ontdekken. Rawls bevrijdde de politieke filosofie van het utilitarisme, zonder het belang van economische groei en efficiency overboord te gooien.
Verder bleek A Theory of Justice zowel aantrekkelijk voor diegenen die geïnspireerd waren door het klassieke liberalisme als voor links-socialistisch georiënteerde (ex)marxisten. Dit vergt wat uitleg.
RAWLS ALS LIBERAAL
Het klassiek liberalisme, zoals dat verdedigd werd door Friedrich Hayek, Milton Friedman en Isaiah Berlin, benadrukt dat de staat op de eerste plaats (economische) vrijheid dient te beschermen. Vrijheid werd gedefinieerd in termen van non interference. Een staat die zich bijvoorbeeld door een planeconomie te veel met ons leven en onze eigendomsrechten gaat bemoeien, is onwenselijk. Voor we het weten komen we terecht in een totalitaire samenleving waarin individuele rechten worden opgeofferd in functie van de collectiviteit. Hayek had het over The Road to Serfdom (1944).
Het klassiek liberalisme had echter weinig oog voor de materiële basis voor vrijheid en gelijkheid die ook samenhangt met het vraagstuk van de (her)verdeling van kapitaal en vermogen. Friedman was daar expliciet over. In Capitalism and Freedom (1962) schrijft hij dat gelijkheid scherp in conflict staat met vrijheid: One must choose. One cannot be both an egalitarian and a liberal. Rawls doorbreekt deze impasse. A Theory of Justice is één en al poging om vrijheid en gelijkheid onderling met elkaar te verzoenen. Rawls gaf de overheid een belangrijke rol, maar die was wel steeds ondergeschikt aan het respect voor onze basisvrijheden. Een sociaal-economisch programma in functie van een meer gelijke verdeling van kapitaal en vermogen mag nooit ten koste gaan van gelijke kansen en grondrechten. Rawls benadrukt steeds the priority of the basic liberties.
Rawls laat bovendien nog heel wat ruimte voor vrije marktmechanismen – vooral met het oog op efficiëntie en groei. Tot slot is Rawls een egalitarian zonder absolute gelijkheid na te streven. Hij speelt sterk in op de intuïtie dat rechtvaardigheid te maken heeft met gelijke kansen. Mensen mogen niet benadeeld of bevoordeeld worden door de omstandigheden waarin ze toevalligerwijs geboren worden en waar ze verder niets kunnen aan doen. Dat vinden ook heel wat liberalen een goed uitgangspunt.
OOK AANTREKKELIJK VOOR LINKS
Dat rechtvaardigheid gedacht moet worden als een combinatie van individuele rechten, gelijke kansen door algemeen toegankelijk onderwijs én een evenwichtige spreiding van het bezit van kapitaal en hulpbronnen, maakte Rawls ook aantrekkelijk voor socialisten. Zij waren nog aan het bekomen van het ontaarde Sovjetcommunisme. Karl Marx bood hen ook onvoldoende munitie om het belang van de individuele rechten en burgerlijke vrijheden afdoende te verdedigen. Liberale vrijheidsrechten zouden volgens Marx immers bourgeois zijn en te veel gericht op het bestendigen van het status quo en de (bezits)ongelijkheid. In de marxistische klassenloze samenleving zou er bovendien geen nood zijn aan rechtvaardigheid. Er is overvloed en iedereen kan krijgen naargelang de behoefte. Rawls daarentegen vertrok van de idee dat er steeds matige schaarste aan hulpbronnen zal zijn en dat de verdeling ervan een rechtvaardigheidsvraagstuk is.
Rawls was ook aantrekkelijk voor links omwille van zijn beroemde verschilprincipe: ongelijkheid is slechts toegelaten als die in het voordeel is van de zwaksten in de samenleving. De basisregels die een samenleving draaiende houden, moeten ook de zwaksten vooruit helpen. Of nog: de ongelijkheid die onze samenleving genereert en toelaat, moeten ook voor de armsten aanvaardbaar zijn. Dat komt meteen ook de stabiliteit van de samenleving ten goede.
De samenleving is dus pas rechtvaardig gereguleerd, als ook de onderkant van de samenleving van die regulering beter wordt. Wanneer de marktmechanismen alleen de rijken rijker maken, moet er worden bijgestuurd. Rawls verzet zich hiermee tegen een al te formele invulling van het gelijkekansendiscours dat resulteert in een ongebreidelde meritocratie. Een samenleving waarin iemands levenskansen worden bepaald door zijn talenten, is een samenleving waarin de zwaksten steeds verder achterop geraken.
Als artsen meer dan gemiddeld mogen verdienen, is dat volgens Rawls niet omdat ze intellectueel getalenteerd zijn. De capaciteiten waarmee mensen geboren worden, zijn immers het resultaat van 'de moreel arbitraire natuurlijke loterij'. Op dit punt denkt Rawls radicaal: mensen hebben er geen verdienste aan dat ze geboren zijn met talenten die goed in de markt liggen. Enkel en alleen op basis van IQ, talent en capaciteiten meer verdienen dan anderen, is volgens Rawls dus onverdiend én onrechtvaardig. Artsen mogen volgens het verschilprincipe bijvoorbeeld wel meer verdienen om ervoor te zorgen dat getalenteerde mensen de inspanning gaan doen om arts te worden. Deze incentive-inequality is in het voordeel van de zwaksten en meest kwetsbaren (i.c. de zieken).
Tot slot was Rawls ook aantrekkelijk voor links omdat hij op het structurele en institutionele niveau over rechtvaardigheid nadacht. Een rechtvaardig geordende samenleving hangt niet af van de voorkeuren en intenties van individuele burgers: het is the basic structure of society die rechtvaardig in elkaar moet zitten. Rechtvaardigheid hangt niet af van de goede wil van de belastingbetalers of de werkgevers. Ze komt tot stand omdat de belastingbetalers en de werkgevers zich binnen een rechtvaardig geregelde economische en fiscale structuur moeten bewegen die een brede verdeling van bezit en vermogen moet garanderen. In dat opzicht verdedigt Rawls een stevige erfbelasting, het belang van een sociaal minimum en een proportionele verbruikersbelasting om sociale fondsen te spijzen.
Rawls verdedigt een stevige erfbelasting, het belang van een sociaal minimum en een proportionele verbruikersbelasting om sociale fondsen te spijzen.
NO BULLSHIT MARXISM
Door dit alles bleek het Rawlsiaanse denken ook aantrekkelijk voor meer links georiënteerde denkers die geprikkeld bleven door de marxistische kritiek op het kapitalisme. In België zijn onder meer Philippe Van Parijs (UCL), wijlen Koen Raes (UGent) en Frank Vandenbroucke (Vooruit) vanuit die links ideologische hoek de Rawlsiaanse discussie over rechtvaardigheid binnengewandeld.
Als jonge econoom en intellectueel omarmde Frank Vandenbroucke het marxisme en belandde in het nationale bestuur van de Trotskistische partij, de Radicale Arbeiders Liga (RAL). In de jaren 1980 geraakte hij in de ban van Rawls en werd een overtuigde sociaaldemocraat. Toen hij in 1996 naar Oxford trok, heeft hij er een doctoraat gemaakt over aspecten van Rawls' theorie van rechtvaardigheid.
Philippe Van Parijs, die internationaal bekend is voor zijn politiek filosofische verdediging van het basisinkomen, maakt sinds eind de jaren 1970 deel uit van de zogenaamde septembergroep. Dit is een groep filosofen, economen en sociale wetenschappers die marxistische ideeën in gesprek laten gaan met Rawlsiaans liberaal egalitarisme, de rational choice theory en andere inzichten en methodes uit de Anglosaksische, analytische filosofie en sociale wetenschappen. Ze staan aan de wieg van 'analytical Marxism' en worden ook de No Bullshit Marxism Group genoemd. Oorspronkelijk bestond de groep onder meer uit G.A. Cohen, Hillel Steiner, John Roemer, John Elster en Erik Olin Wright.
Wijlen Koen Raes, die eind de jaren 1970 nog lid was van de Kommunistische Partij en in 1980 hoofdredacteur werd van het Vlaams Marxistisch Tijdschrift, doctoreerde in 1983 bij Jaap Kruithof over het rechtvaardigheidsconcept van Rawls. Hij is zijn hele leven met het gedachtegoed aan de slag gebleven. Zijn colleges, voordrachten en teksten hebben Rawls in Vlaanderen meer bekendheid gegeven. Van 1994 tot 2004 was hij hoofdredacteur van Samenleving & Politiek.
HET GEDACHTENEXPERIMENT VAN DE 'ORIGINELE POSITIE'
Tot op vandaag is de Rawlsiaanse idee van justice as fairness relevant. Je hoeft bovendien geen hoogopgeleide filosoof of economen te zijn om ermee aan de slag te gaan. Het boek is taai om lezen, maar de belangrijkste ideeën kunnen vrij gemakkelijk door iedereen begrepen worden.
Als u wil weten of een bepaalde regel rechtvaardig is, stel u dan de vraag of u die regel ook zou willen als u nog niet zou weten wie u precies bent.
Vooral zijn wereldberoemde gedachtenexperiment van 'de originele positie' is zeer inzichtelijk. Als u wil weten of een bepaalde regel rechtvaardig is, stel u dan de vraag of u die regel ook zou willen als u nog niet zou weten wie u precies bent, welke voorkeuren u erop nahoudt en welke positie u in de samenleving bekleedt. In de woorden van Rawls: trek u even terug achter de 'sluier van onwetendheid'. Zouden we er dan voor kiezen om de kinderbijslag te verdelen zoals we dat vandaag in Vlaanderen doen of zouden we die middelen meer inzetten om armoede te bestrijden? Zouden we voor een sterke of zwakke welvaartsstaat kiezen? Zouden we voor of tegen meer middelen voor gelijke kansen in het onderwijs zijn? Het gedachtenexperiment dwingt ons om het perspectief van de ander, en met name de meest kwetsbaren, in te voelen en in rekening te brengen. Die wederkerigheid zal ook in zijn later werk, Political Liberalism (1993), een belangrijk uitgangspunt blijven.
Het gedachtenexperiment van de originele positie laat goed voelen dat vrijheid en wederkerigheid onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Rawls formuleert zijn eerste rechtvaardigheidsbeginsel dan ook als volgt: 'Elke persoon dient een gelijk recht te hebben op het meest uitgebreide stelsel van gelijke fundamentele vrijheden, dat verenigbaar is met een vergelijkbaar stelsel van vrijheden voor anderen.' Wie samenleeft, moet redelijkerwijs rekening houden met anderen. Daar valt niet aan te ontkomen.
Het gedachtenexperiment leidt ook naar het genoemde verschilprincipe. Volgens Rawls zullen we van achter de sluier van onwetendheid kiezen volgens de maximin-strategie: we zullen het samenlevingsmodel kiezen waarin de zwaksten er het best aan toe zijn. We doen dat omdat we straks misschien zelf tot die zwakste groep behoren. Rawls biedt zo een eenvoudig criterium om beleid te beoordelen: kijk naar de positie van de zwaksten en de mensen onderaan de sociale ladder. Als beleid inzake tewerkstelling, onderwijs, gezondheidszorg, armoedebestrijding, duurzaamheid of fiscaliteit ervoor zorgt dat de ongelijkheid groter wordt en de zwaksten erop achteruit gaan, dan is dat beleid onrechtvaardig. Als dat beleid ervoor zorgt dat de positie van de zwaksten erop vooruitgaat, ook al groeit de ongelijkheid, dan is dat beleid rechtvaardig. En als de overheid ervoor kan zorgen dat de ongelijkheid kleiner wordt in het voordeel van de zwaksten, dan verplicht het Rawlsiaanse perspectief de overheid om dat te doen.
TRANSITIES RAWLSIAANS AANPAKKEN
Door de corona- en klimaatcrisis staat onze samenleving voor belangrijke uitdagingen. Als we die transities Rawlsiaans willen aanpakken, doen we dat met maximaal respect voor elkaars grondrechten én met bijzondere aandacht voor de zwaksten en meest kwetsbaren. Rawls zou radicaal insisteren op beleid dat de positie van die groep, nu en in de toekomst, het meest verbetert. Rawls wijst er expliciet op dat rechtvaardigheid ook intergenerationeel gedacht moet worden.
Als we die transities Rawlsiaans willen aanpakken, doen we dat met bijzondere aandacht voor de zwaksten en meest kwetsbaren.
Over de reikwijdte en concrete implementatie van de Rawlsiaanse opvatting van rechtvaardigheid, is al veel geschreven en zal nog veel geschreven worden. Maar het valt niet te ontkennen dat zijn basisinzichten, na een halve eeuw, nog steeds inspirerend kunnen zijn voor eenieder die aan politiek wil doen om de samenleving rechtvaardiger te maken. Dat geldt a fortiori voor sociaaldemocraten.
Samenleving & Politiek, Jaargang 28, 2021, nr. 10 (december), pagina 60 tot 65
Abonneer je op Samenleving & Politiek
Het magazine verschijnt 10 keer per jaar; niet in juli en augustus.
Proefnummer? Factuur? Contacteer ons via
info@sampol.be
of op 09 267 35 31.
Het abonnementsgeld gaat jaarlijks automatisch van je rekening. Het abonnement kan je op elk moment opzeggen. Lees de
Algemene voorwaarden.
Je betaalt liever via overschrijving?
Abonneren kan ook uit het buitenland.
*Ontdek onze SamPol draagtas.