Abonneer Log in

IQ + inspanning = verdienste?

  • Steven Debbaut - Onderzoeker aan UGent en VUB
  • Judith Perneel - Beleidsadviseur bij Federaal minister van Ontwikkelingssamenwerking en Grootstedenbeleid

Samenleving & Politiek, Jaargang 29, 2022, nr. 6 (juni), pagina 55 tot 59

De meritocratische mythe leidt de aandacht af van de structurele achterstellingsystemen in de samenleving.

Begin mei verscheen een nieuwe Nederlandstalige uitgave van de klassieker The Rise of the Meritocracy van de socioloog Michael Young (1958), De opkomst van de meritocratie (2022), vertaald door Huub Stegeman en met voorwoord van Ewald Engelen. Het is opmerkelijk dat de roman een dystopie beschrijft, een soort '1984' nachtmerrie. Youngs neologisme 'meritocratie' transformeerde in de afgelopen decennia van een pejoratieve term tot een positief ideaal dat vaak wordt aangehaald door politieke leiders. Tijd voor een kritische reflectie.

DE MACHT VAN DE VERDIENSTE

Het woord meritocratie is een samenstelling van 'merite', wat staat voor verdienste, en 'Kratos', het Griekse woord voor kracht en macht. De meritocratie draait om de macht van de verdienste. Het is een maatschappijmodel waarbij de mate waarin eenieder opklimt op de sociale ladder rechtstreeks voortvloeit uit zijn of haar persoonlijke inzet en capaciteiten. Dit betekent dat nochleeftijd, huidskleur, gender, seksuele voorkeur, uiterlijke verschijning, sociale afkomst, … iemands sociaaleconomische positie mag bepalen.Het meritocratisch denken is nauw verboden met het gedachtengoed van 'The American Dream'. Als je hard genoeg werkt en voldoende talent hebt, zal je elk obstakel overwinnen en succes – veelal economisch ingevuld – bereiken. In het boek van Michael Young (1958) wordt dit weergegeven in de allesbepalende formule: 'IQ + inspanning = verdienste'.

In Europa is het meritocratisch denken nauw verbonden met de democratisering van het onderwijssysteem, waarbij het onderwijs als motor gezien wordt voor die meritocratie. De gedachte leeft dat: aangezien eenieder gelijke toegang heeft tot kwalitatief onderwijs, kan eenieder met het nodige verstand en zelfdiscipline een diploma behalen, en kan eenieder vervolgens goed scoren op de arbeidsmarkt. Iemands cognitieve vermogen zou de meest cruciale factor zijn voor de bepaling van je economische positie en aldus doorslaggevender zijn dan bijvoorbeeld je sociaaleconomische achtergrond. Naast die cognitieve vaardigheden zou je 'effort' een belangrijke rol spelen in het verklaren van je economisch (on)succesvol zijn. Dit betekent onder meer ambitieus zijn, wilskracht tonen, zelfdiscipline hanteren, of nog: 'de juiste attitude hebben'.

Het spreekt voor zich dat een meritocratische samenleving realiseren verre van evident is. Naast het wegwerken van alle factoren die maken dat velen met achterstand starten aan het levensparcours, dient men ook tegenkracht te geven aan diegenen die met voorsprong dreigen te starten. Een eerste aanschouwing van wat het betekent om op te groeien in een welstellend gezin, wijst ons meteen op de niet-evidentie van dit laatste. Een welvarende kindertijd betekent naast toegang tot basisbehoeften, vaak terdege ouderlijke ondersteuning bij de schoolloopbaan en de mogelijkheid tot private lessen als het moeilijk loopt op school. Kinderen daarentegen die opgroeien in armoede hebben een hogere kans om vroegtijdig de school te verlaten, en tot het ontwikkelen van fysieke en mentale gezondheidsproblemen (Duncane & Murnane, 2011; Lareau, 2011; Smeeding, Erikson & Jannti, 2011). Opgroeien in een welstellend gezin betekent automatisch het meekrijgen van cultureel en sociaal kapitaal dat eigen is aan de hogere klassen (Bourdieu, 1986; Lareau, 2011; Fischer, 1982; MacDonald, Schildrick, Webster & Simpson, 2005; van Eijk, 2010). Daarenboven kunnen – en zullen door de band genomen – welstellende ouders, financieel kapitaal investeren in hun kinderen en een financiële terugvalbasis voorzien voor het geval er onverwachte hindernissen op hun levensparcours opduiken. In de feiten bepaalt talent niet je maatschappelijke positie, maar vooral het opleidingsniveau van je ouders.

Welke hooggeschoolde ouders voelen zich comfortabel bij het gegeven dat in een échte meritocratie hun kind moeten dalen op de sociale ladder om plaats te maken voor een getalenteerder en gedrevener kind afkomstig uit een lagere sociale klasse? En een bijkomend probleem ontstaat wanneer ook de mechanismen voor een effectieve meritocratie, zoals het onderwijs en de arbeidsmarkt, verstoord zijn ten gunste van die machtigen — een proces dat socioloog en politicoloog Charles Tilly (1999) omschreef als 'opportunity hoarding' (oppotten van kansen).

ONDERWIJS ALS MOTOR?

Is ons onderwijs dan niet de motor tot gelijke kansen en een opstap naar een meritocratische samenleving? De sociale mobiliteit in België staat er in vergelijking met andere Europese landen niet zo slecht voor, maar ons secundair onderwijs is niet goed uitgerust om die te bevorderen (Ludwinek et al., 2017). Wanneer kinderen vroeg hun studierichting moeten kiezen – in Vlaanderen op de leeftijd van 12 jaar – leidt dat doorgaans tot meer ongelijkheid (Ludwinek et al., 2017). De grote onderwijshervorming die dit moest verhelpen, bleef uit.

Het Vlaamse onderwijs staat internationaal aan de top wat betreft kwaliteit en prestaties. Desalniettemin bengelt zowel het Vlaamse als Franstalige onderwijs onderaan de rangorde wat betreft sociale rechtvaardigheid. België slaagt er in vergelijking met andere landen veel minder in om de capaciteiten naar boven te brengen van kinderen met een migratieachtergrond, met een functiebeperking of uit zwakkere socio-economische omgevingen (Unia, 2018).

Ons onderwijs blijkt geen rechtvaardige plek voor etnische minderheden.

Ons onderwijs blijkt geen rechtvaardige plek voor etnische minderheden. Vooroordelen en stereotypen hebben nog steeds een bijzonder grote impact op de kansen van leerlingen met roots in migratie (Agirdag, 2020). Uit het laatste specifieke PISA-rapport (2012) blijkt dat de kloof tussen de leerprestaties van leerlingen met en zonder migratieachtergrond in Vlaanderen behoort tot de grootste van Europa, en dat de kloof in de wiskundescores tussen leerlingen met en zonder migratieachtergrond in Vlaanderen twee keer zo groot is als in Franstalig België, en drie keer zo groot is als het gemiddelde van de OESO-lidstaten.

Vanuit het meritocratisch denken is het evident dat onderwijzers, de mensen die een cruciale rol spelen in het rechtvaardig verdelen van kansen en het aanboren van talenten, een hoge maatschappelijke status toegekend krijgen en dito economische verloning ontvangen. Dit staat in schril contrast met de huidige realiteit in België waar de onaantrekkelijkheid van de functie tot een acuut lerarentekort leidt.

DE GEVOLGEN VAN DE ILLUSIE TE LEVEN IN EEN MERITOCRATIE

In 2009 werd er onderzoek gedaan naar de meritocratische opvattingen van de Nederlandse bevolking (Ganzeboom, 2009). De resultaten van die studie laten zien dat Nederlanders sterk geloven in de meritocratie. Ongeveer 70% geeft aan te geloven dat de rijkdom van ouders geen rol speelt in wat je bereikt in het leven, en 90% is ervan overtuigd dat 'hard werken' dé hefboom is om hogerop te klimmen op de sociale ladder.

Wanneer mensen ervan uitgaan te leven in een meritocratie terwijl eerder het tegendeel het geval is, betekent dit dat mensen hun hoge of lage positie op de maatschappelijke ladder ten onrechte toeschrijven aan hun individuele capaciteiten en inzet. Een succesvol persoon kan zich comfortabel wentelen in het gegeven dat hij of zij dat aan zichzelf te danken heeft, terwijl een maatschappelijk minder succesvol persoon zich oncomfortabel dient te verhouden ten opzichte van het beeld dat die positie het gevolg is van het eigen tekortschieten. De retorische vraag 'Als je dan toch zo slim bent, waarom ben je dan niet rijk?' vat het samen. Die vraag vormt de ironische titel van een publicatie die een dergelijk verband onderuithaalt (Lorenz, 2008), maar wordt mogelijk ondertussen door vele burgers als reëel gepercipieerd. Het is niet moeilijk om in te zien hoe zulks kan leiden tot een daling van solidariteit met mensen die zich op de lagere treden van de sociale ladder bevinden, en onderzoek suggereert daarbij een opvallende en zorgbarende paradox: hoe meer inkomensongelijkheid in een samenleving, hoe meer mensen geneigd blijken die ongelijkheid te legitimeren in meritocratische termen (Mijs, 2021).

De meritocratische mythe leidt de aandacht af van de structurele achterstellingsystemen in de samenleving. Het maakt blind voor de feitelijke ongelijkheden die maken dat mensen niet vertrekken vanuit een gelijke startpositie en legitimeert ten onrechte het systeem dat de status quo van de afstand tussen de sociale klassen in stand houdt of verder vergroot. Het meritocratisch denken lijkt ons 'natuurlijke' winnaars op te leveren (Verhaeghe, 2011) en werkt daardoor een negatief zelfbeeld bij mensen onderaan de sociale ladder verder in de hand.

Het meritocratisch denken werkt een negatief zelfbeeld bij mensen onderaan de sociale ladder verder in de hand.

DE SCHADUWZIJDE VAN DE MERITOCRATIE

Michael Young (1958), de grondlegger van het begrip, stelde dat zelfs een geslaagde meritocratie nog steeds een klassensysteem zou vormen gezien de inherent verbonden hiërarchie van sociaal respect. Het systeem verleent waardigheid aan diegenen aan de top, maar ontzegt respect en zelfrespect aan diegenen die niet de maatschappelijk gevalideerde talenten bezitten. Daarom lanceren de auteurs van het fictieve 'Chelsea Manifesto' – dat in 'The Rise of the Meritocracy' moet dienen als het laatste teken van verzet tegen de nieuwe orde – een oproep voor een samenleving met meervoudige waarden, waarbij ook vriendelijkheid, altruïsme, verbeelding, moed en sensitiviteit gevalideerd worden. Een maatschappij waar eenieder de kans krijgt om zijn/haar eigen capaciteiten te ontwikkelen en een 'rijk' leven te leiden. Het fictieve manifest wijst ons de weg naar pertinente en kritische vragen.

Welke merites in de meritocratische samenleving worden beloond? En welke niet? Welke eigenschappen heeft een mens nodig om in een meritocratische samenleving succes te behalen? Het meritocratisch denken is nauw verbonden met de ondertussen evidente economische return die we in onze samenleving geven aan bepaalde verdiensten. In een meritocratie moet voortdurend output 'gemeten' worden en bij uitstek is dat het meten van eenieders economische productiviteit. Zo ontstaan goedbetaalde functies voor mensen die andere mensen zorgvuldig meten: monitoren, evalueren, bijsturen, enzovoort. Liever 'meter' (de manager) dan 'gemetene' (de uitvoerder) in de meritocratie. We hadden een pandemie nodig om te beseffen hoe waardevol het werk is van de mensen in de zorgsector en bij verbreding dat velen die essentieel werk verrichten een te lage verloning ontvangen. Het geheugen lijkt echter van korte duur.

Bauman (1999) spreekt van een doorkijkspiegel: 'de meters' kunnen niet aanschouwd worden, terwijl de anderen aan constante controle onderworpen zijn. Het streven naar de ultieme efficiëntie bij de productie van goederen en het aanbieden van diensten, leidt zo tot een verhoging van metingen op individuele prestaties (Schoemaker & Geerdink, 1991). Dit geldt niet enkel voor de privésector, maar ook voor overheidsdiensten, het onderwijs en de non-profitsector. Verhaeghe (2001) stelt dat in de beginfase een meritocratie succesvol kan zijn daar ze correcties uitvoert op een systeem van aristocratie en nepotisme, en omdat ze bijdraagt tot eigenwaarde. Mensen hebben het gevoel controle te hebben over de positie die ze in de samenleving innemen kunnen, maar al spoedig leidt het tot een systeem van ongebreidelde individuele competitie waarbij mensen hun kwaliteiten louter nog gemeten worden in functie van kwantificeerbare output (Swierstra & Tonkens, 2008). Het is dan ook niet verbazingwekkend dat in het bedrijfsleven mensen met psychopathische trekken –dominant, egocentrisch, manipulatief, weinig empathisch – 'succesvolle' managers kunnen zijn (Babiak & Hare, 2006; Babiak, Neumann & Hare, 2010).

CONCLUDERENDE GEDACHTEN

Het streven naar een meritocratie kent goede uitgangspunten. Het zou in principe kunnen bijdragen aan meer inzet op gelijke kansen en aan het wegwerken van structurele achterstellingsmechanismen. Denken dat we leven in een meritocratie terwijl dat verre van zo is, genereert echter perverse effecten.

Daarnaast moeten we ons als samenleving afvragen hoe we de negatieve aspecten eigen aan het meritocratisch stelsel, kunnen counteren. In een rechtvaardige samenleving is het cruciaal dat mensen die niet of in mindere mate beschikken over talenten die op de arbeidsmarkt gegeerd zijn, toch een goed leven kunnen leiden. Dat betekent onder meer dat je ook zonder hogere opleiding bestaanszekerheid hebt en dat je niet voortdurend aangewezen bent op onzekere en tijdelijke jobs. Net omdat de meritocratie komaf maakt met een aantal privileges vormt het een aantrekkelijk maatschappijbeeld voor progressieve partijen. Er wordt echter te weinig stilgestaan bij de risico's en de complexiteit van het stelsel, en bij de huidige realiteit. Politieke partijen dragen daardoor (al of niet onbewust) bij aan het installeren van een individueel schuld- en succesmodel, waardoor bijvoorbeeld armoede dreigt beschouwd te worden als met name een gevolg van individueel falen. Het is een uitdaging voor beleidsmakers die voluit willen inzetten op gelijke kansen om de illusie dat we leven in een meritocratie te doorprikken en om alert te zijn voor de valkuilen van een doorgedreven meritocratisch stelsel.

Roland Gunst, Aäron Willem en Steven Debbaut maakten een kortfilm gebaseerd op het boek 'The Rise of the Meritocracy' van Michael Young. Deze valt hier te bekijken https://www.johnkcobra.com/meritocracy

BIBLIOGRAFIE

  • Agirdag, O. (2020). Onderwijs in een gekleurde samenleving. Berchem: EPO.
  • Babiak, P. & Hare, R.D. (2006). Snakes in suits: When psychopaths go to work. London: Regan Books/Harper Collins Publishers.
  • Babiak, P., Neumann, C.S., & Hare, R.D. (2010). Corporate psychopathy: Talking the walk. Behavioral sciences & the law, 28(2), 174-193.
  • Bauman, Z. (1999). In search of politics. California: Stanford University Press.
  • Bourdieu, P. (1986). The forms of capital. In J. Richardson (Ed.), Handbook of theory and research for the sociology of education (pp. 241-258). Westport: Greenwood.
  • Duncan, G.J. & Murnane, R.J. (2011). Whither opportunity: growing inequality, schools, and children's life chances. New York: Russell Sage
  • Ludwinek, A., Anderson, R., Ahrendt, D., Jungblut, J.M. & Leončikas, T. (2017). Social mobility in the EU, Eurofound, Publications Office of the European Union, Luxembourg.
  • Fischer, C. (1982). To dwell among friends: personal networks in town and city. Chicago: University of Chicago Press.
  • Ganzeboom, H.B.G. (2009). International Social Survey Programme: Social Inequality IV.
  • Lareau, A. (2011). Unequal childhoods: class, race, and family life. Berkeley: University of California Press.
  • Lorenz, C. (2008). If you're so smart why aren't you rich? Amsterdam: Boom.
  • MacDonald, R., Schildrick, T., Webster, C. & Simpson, D. (2005). Growing up in poor neighbourhoods: the significance of class and place in the extended transitions of 'socially excluded' young adults, Sociology, 39(5),873-891.
  • Mijs, J.B. (2021). The paradox of inequality: income inequality and belief in meritocracy go hand in hand, Socio-Economic Review, 19(1), 7-35.
  • PISA in Focus (2012). Migratie. Vakgroep PISA Onderwijskunde UGent
  • Schoemaker, M. & Geerdink, T. (1991). Human talent management: een visie op het besturen, faciliteren en ontwikkelen van personeel. Deventer: Kluwer bedrijfswetenschappen.
  • Smeeding T., Erikson R. & Jantti, M. (2011). Persistence, privilege, and parenting. New York: Russel Sage Foundation.
  • Swierstra, T. & Tonkens, E. (2008). De beste de baas? Verdienste, respect en solidariteit in een meritocratie. Amsterdam: Amsterdam University Press.
  • Tilly, D. (1998). Durable Inequality. Berkeley: University of California Press.
  • Unia (2018). Diversiteitsbarometer Onderwijs.
  • van Eijk, G. (2010). Does living in a poor neighbourhood result in network poverty? A study on local networks, locality-based relationships and neighbourhood settings. Journal of Housing and the Built Environment, 25 *, * 467-480.
  • Verhaeghe, P. (2011). De effecten van een neoliberale meritocratie op identiteit en interpersoonlijke verhoudingen, Oikos, 56(1), 4-22.
  • Young, M. (1958). The rise of the meritocracy. London: Transaction Publishers.
  • Young, M. (2022). De opkomst van de meritocratie. Amsterdam: Athenaeum — Polak & Van Gennep.

Samenleving & Politiek, Jaargang 29, 2022, nr. 6 (juni), pagina 55 tot 59

Abonneer je op Samenleving & Politiek

abo
 

SAMPOL ONLINE

40€/jaar

  • Je leest het magazine online
  • Je hebt toegang tot het enorme archief
MEEST GEKOZEN

SAMPOL COMPLEET

50€/jaar

  • Je ontvangt het magazine in de bus
  • Je leest het magazine online
  • Je hebt toegang tot het enorme archief
 

SAMPOL STEUN

100€/jaar

  • Je ontvangt het magazine in de bus
  • Je leest het magazine online
  • Je hebt toegang tot het enorme archief
  • Je krijgt een SamPol draagtas*
 

SAMPOL SPONSOR

500€/jaar

  • Je ontvangt het magazine in de bus
  • Je leest het magazine online
  • Je hebt toegang tot het enorme archief
  • Je krijgt een SamPol draagtas*

Het magazine verschijnt 10 keer per jaar; niet in juli en augustus.
Proefnummer? Factuur? Contacteer ons via info@sampol.be of op 09 267 35 31.
Het abonnementsgeld gaat jaarlijks automatisch van je rekening. Het abonnement kan je op elk moment opzeggen. Lees de Algemene voorwaarden.

Je betaalt liever via overschrijving?

Abonneren kan ook uit het buitenland.

*Ontdek onze SamPol draagtas.