Het debatformat bij Terzake, De Afspraak en De Tafel van Gert is emblematisch voor de hedendaagse relatie tussen media en politiek.
De Tafel van Gert op Play4
Populisme is terug van nooit echt weggeweest. Sinds de ‘verrassende’ overwinning van Geert Wilders in Nederland en de steile opmars van Vlaams Belang in de peilingen worden we opnieuw om de oren geslagen met verklaringen. Daarbij wordt terecht gewezen op de afbraak van de welvaartsstaat, het overnemen van extreemrechtse standpunten door de centrumpartijen, de toenemende ongelijkheid, de impact van de neoliberale consensus in Europa en de belangen van de economische elite.
Wat zelden belicht wordt, is de infrastructuur van het populisme. Ik heb het dan in eerste instantie over het medialandschap waarbinnen extreemrechts groot wordt. Dat verdient meer aandacht, en niet louter omdat de media extreemrechts een forum bieden.
LIBERALISERING VAN HET MEDIALANDSCHAP
Het is een publiek geheim dat extreemrechts ondertussen steeds meer wordt behandeld als een normale partij. Ook het argument daarvoor is al meermaals herhaald door verschillende journalisten. Onlangs vertolkte VRT-journalist, Pieterjan De Smedt, het nog in De Morgen: als een kwart van de bevolking op hen stemt, dan kan je hen niet negeren. Ergo, ze moeten een plaats krijgen in het medialandschap en je moet hen benaderen ‘volgens de regels van de journalistiek’, aldus nog De Smedt. Dat betekent volgens de kersverse Terzake-anker dat extreemrechts kritisch benaderd moet worden net als alle andere partijen. Dat is volgens De Smedt bijvoorbeeld blijven doorvragen tot je een antwoord krijgt. Al betekent dat, zoals hij als voorbeeld gaf, Barbara Pas tien keer dezelfde vraag stellen. Kritisch zijn als journalist, betekent blijkbaar ‘vragen stellen totdat je het antwoord krijgt dat je wilt horen’.
Kritisch zijn als journalist, betekent blijkbaar ‘vragen stellen totdat je het antwoord krijgt dat je wilt horen’.
Deze verbeelding van ‘kritische journalistiek’ is symbolisch voor de staat van ons huidig medialandschap. Dat landschap is in de laatste dertig à veertig jaar zeer grondig dooreen geschud. Het start uiteraard met de liberalisering en globalisering van het medialandschap in de jaren 1980 en 1990. Niet toevallig ook de jaren waar we over heel Europa en in de VS de eerste electorale opstoot van extreemrechts zagen. Die liberalisering van het medialandschap had heel diepgaande effecten. Kort samengevat, een nationaal medialandschap gedomineerd door openbare omroepen en zuilgebonden media werd vervangen door een medialandschap gedomineerd door een commerciële logica. Die structurele veranderingen trokken een specifieke dialectiek op gang tussen media en politiek. De kijkcijfers stonden nu voorop in het beoordelen van de kwaliteit van het programma, en van de politicus. De ‘goede politicus’ was niet noodzakelijk degene die veel kennis had, er in slaagt om gedegen beleid te voeren, maar degene die ‘duidelijk communiceert’, die snel en puntig kan antwoorden. Die structurele veranderingen in het medialandschap scheppen een nieuw soort politicus. Een politicus die er schijnbaar geen doekjes om windt en meteen ‘terzake’ komt (pun intended). Dit heeft een fundamentele impact op het politieke bedrijf, maar ook op wat gezien wordt als informatie en wat niet. Het sluit immers diepgaande informatie over complexe zaken uit. Die complexiteit laat zich niet vangen in frisse oneliners. De regels van entertainment heersen sinds de jaren 1990 in de nieuwsprogramma’s en in de politiek.
HET HYBRIDE MEDIALANDSCHAP
Die commercialisering van de media is ondertussen verder geradicaliseerd door de komst van het internet. Het internet is geen medium naast de andere media, maar herschept of hybridiseert alle media. Het internet, en sociale media in het bijzonder, zijn uitermate disruptief geweest, en dat op verschillende manieren:
- Sociale media doorbreken het monopolie van grote medianetwerken op de productie van nieuws. ‘Nieuws’ wordt nu gemaakt door burgers, podcasters en vloggers, door niche media en politieke partijen. Posts van ‘satirische extreemrechtse media’ kunnen onder de radar circuleren en opgepikt worden door reguliere media en zo politieke impact hebben. Het ‘plasincident’ van Theo Francken is hier een voorbeeld bij uitstek.
- Die veelheid aan mediamakers herschept de nieuwscyclus. Terwijl die vroeger 24 uur bedroeg (de tijd tussen twee kranten), is dat vandaag een non-stop, 24/7 activiteit. Media en politici moeten bijgevolg altijd klaar staan om te communiceren.
- Er moet meer content gemaakt worden. Traditionele media maken niet louter nieuwsprogramma’s of kranten, ze produceren ook podcasts, voorzien sociale media kanalen van eigen content.
- Idem voor politici. Zij moeten niet alleen communiceren in het parlement of in de televisiestudio, ze moeten dat ook doen op sociale media.
- En belangrijk, al die nieuwsberichtgeving van de traditionele zenders moet met steeds minder middelen gemaakt worden. De concurrentie wordt groter en de koek van de reclame-inkomsten wordt door steeds meer spelers verdeeld.
In eerste instantie zijn media geen informatieproducten, het zijn bedrijven die concurreren met anderen om uw en mijn aandacht vast te grijpen.
Dit alles heeft opnieuw een fundamentele impact op de relatie tussen media en politiek. Die impact is een direct gevolg van het feit dat er (1) én een informatie-overload is, (2) én een beperkte tijd is om die informatie te consumeren. Onze ‘aandacht’ is daarom de centrale currency in dat hybride medialandschap. In eerste instantie zijn media geen informatieproducten of ‘content’ makers, het zijn bedrijven die concurreren met anderen (sociale mediaplatformen, politici, activisten, entertainers, influencers) om uw en mijn aandacht vast te grijpen. Het is immers de ‘aandacht van de mensen’ die bepaalt of er voldoende inkomsten zijn. De commerciële logica die haar intrede deed in de jaren 1980 en 1990 accelereerde met de komst van digitale media. Het is die strijd om aandacht die de hoeveelheid content verklaart die vandaag wordt gemaakt, maar ook de obsessie met ‘scoren’. Dat uit zich in een toename van het breaking news format, het inhaken op de hypes van het moment en het brengen van controversieel, juicy of entertainend nieuws. Het verklaart ook waarom scoren op sociale media voor legacy media eveneens van belang is. Duidingprogramma’s worden later herverpakt als stories en reels.
HET POPULARITEITSPRINCIPE
De algoritmische logica van sociale media domineert nu het hele mediaveld. Centraal in die logica is wat mediaonderzoeker José van Dijck het ‘populariteitsprincipe’ noemt. Populair zijn, is de centrale drijfveer. Ze wordt zichtbaar in de vorm van socio-technologische assemblages die we kennen als bereik, likes, shares en comments. Die gestandaardiseerde sociale media-interactie wordt door platformen gebruikt als een proxy voor populariteit: goede interactiestatistieken leiden tot meer zichtbaarheid. We zien met andere woorden dat zowel de commercialisering als de digitalisering van het medialandschap aansturen op het produceren van ‘populaire content’. Dat uit zich bijvoorbeeld in het gebruik van memes door politieke partijen, het steeds scherper wordende politieke debat waar de hyperbool de dominante stijlfiguur is (alles is ‘desastreus’, ‘erger dan ooit’, ‘compleet ontoelaatbaar’). Het uit zich ook in het adopteren van allerhande influencertactieken, iets wat Conner Rousseau rijkelijk illustreerde. Die tactieken werkten online, en dus ook in de klassieke media. Drie jaar lang was de jonge voorzitter een graag geziene gast. Totdat er vanuit verschillende Twitterpagina’s en extreemrechtse media een schandaalsfeertje opgeklopt werd rond hem, terwijl ze de traditionele media verweten zaken te verzwijgen. Onder die druk brachten ze uiteindelijk ook het nieuws, en ondermijnden ze hun eigen deontologie.
Net zoals onderwijs, neemt journalistiek een centrale rol op in een democratie.
Zo kom ik op mijn centraal punt: de ideologie en praktijk van de journalist in het hybride medialandschap. Net zoals onderwijs, neemt journalistiek een centrale rol op in een democratie. De democratie als groot verhaal staat of valt bij de democratische burger. Deze wordt niet geboren, maar gemaakt. De democratische burger kan pas ontstaan als die wordt gesocialiseerd en opgeleid in de democratische ideologie. Radicale verlichtingsdenkers – ergo degenen die de moderne representatieve democratie met zijn scheiding der machten voor het eerst verbeeld hebben – legden de nadruk op het belang van onderwijs, rationaliteit, wetenschap en toegankelijke media om de democratisering vorm te geven. Onderwijs zou als taak moeten hebben om jongeren op te voeden als kritische én democratische burgers (en niet in eerste instantie als pasklare arbeidskrachten), en media hadden de dubbele taak om mensen te informeren over de maatschappelijke realiteit en te functioneren als een vierde macht.
‘DE AFSPAAK’ EN ‘DE TAFEL VAN GERT’ ONDER DE LOEP
De vraag is natuurlijk of de media, zelfs openbare media, in de hedendaagse algoritmisch gestuurde aandachtseconomie die taken nog opnemen. Laten we het ‘debatformat’ of gesprekformat binnen duidingsprogramma onder de loep leggen. Ik denk dan aan Terzake en De Afspraak (op vrijdag) op Canvas en De Tafel van Gert op Play4. Het format van het gesprek of ‘debat’ is emblematisch voor de hedendaagse relatie tussen media en politiek.
De gasten
Laten we starten bij de reguliere gasten. Deze gasten kunnen vlot praten, en zijn capabel zijn om ‘expertise’ te etaleren binnen dat format. Dat laatste verdient verduidelijking. Expertise kan uit vele zaken bestaan – iemands professionele bezigheid, iemands carrière of persoonlijke ervaringen. Echter opvallend is, zeker bij de reguliere tafelgasten, dat zij zeer goed zijn in het etaleren van ‘het beeld van de expert’. Dat beeld is een mediaconstructie. Experts in het politieke bedrijf zijn zelden mensen die daar heel veel peer-reviewed artikels over gepubliceerd hebben, het zijn des te vaker mensen die regelmatig in de media aan bod komen om over politiek te praten. Dergelijke media-experten worden in mediaformats behandeld als ‘expert’. Dat is, ze mogen komen duiden. De vragen van de gastheer zijn vragen ‘om informatie’, geen vragen waarin de expert in het beklaagdenbankje zit.
Experts in het politieke bedrijf zijn zelden mensen die daar heel veel peer-reviewed artikels over gepubliceerd hebben.
Dergelijke gemediatiseerde interactie schept een beeld van de expert als objectief en vooral iemand die geen standpunt inneemt dat afwijkt van wat legitiem lijkt binnen de contouren van het maatschappelijk mediadebat. Expertise wordt zo verbeeld als het innemen van een middenpositie. Experten die er in slagen dit neer te zetten, kunnen gemakkelijk meermaals per week aanschuiven. En, opvallend, zij kunnen over een heel breed pallet aan thema’s meepraten (dus niet louter over thema’s die zij beroepsmatig onder de loep nemen). Experts die echter de consensus van hun werkveld binnenbrengen, en zo de common sense van de mediarealiteit in vraag stellen, krijgen snel een ‘gekleurd label’. Zij mogen slechts met mate aanschuiven aan de tafel, want zij worden geframed als ‘gekleurd’.
De onderwerpen
De andere niet-reguliere gasten worden gekozen afhankelijk van wat ‘leeft’ binnen het hybride landschap. Dat zijn politici, wetenschappers, kunstenaars of opiniemakers die uitgenodigd worden omdat ze kennis hebben of iets gedaan/gemaakt hebben dat ‘aandacht verdient of genereerd heeft’. Deze gesprektafelprogramma’s brengen dus in beeld wat ‘zichtbaar’ is geworden gedurende de dag en zoeken daarbij één of meerdere ‘interessante gasten’. Hier moeten we even een zijsprong maken en het hebben over wat ik gaandeweg ‘de vlieg op de muur’-ideologie genoemd heb. Veel, uiteraard niet alle, journalisten lijken zichzelf te zien als mensen die ‘louter registreren’ wat er gebeurt in de samenleving. Zij zien zich niet als degene die de agenda zetten, die bepaalde fenomenen als belangrijk omschrijven of bepaalde crisissen definiëren: zij lijken zichzelf te beschouwen als de spreekwoordelijke vlieg op de muur van de samenleving. Ergo, als Vlaams Belang groeit dan is dat een louter maatschappelijk fenomeen (iets dat leeft bij het volk) dat men ‘niet kan negeren’. Als er een ‘debat’ plaatsvindt op X (voorheen Twitter), dan leeft dit bij de mensen en wordt dit nieuwswaardig.
Als er een ‘debat’ plaatsvindt op X (voorheen Twitter), dan 'leeft dit bij de mensen' en wordt dit nieuwswaardig.
Vier elementen zijn hierbij van belang:
- Wat geregistreerd wordt door journalisten is al gemediatiseerd. Het is zichtbaar geworden door middel van het inspelen op de algoritmische organisatie van digitale media.
- Die zichtbaarheid is dus niet zozeer wat er ‘leeft’, maar wat zo geformuleerd en in de digitale markt gezet wordt dat het zichtbaar wordt. Het is een socio-technologische assemblage en dus niet de ongefilterde ‘stem van het volk’.
- Bovendien is ‘wat leeft op digitale platformen’ niet voor iedereen gelijk. Journalisten maken een selectie van wat ‘leeft’ op basis van hun specifieke integratie in specifieke netwerken, en niet in andere.
- Journalisten brengen die specifieke visie op ‘wat leeft’ in specifieke formaten die niet louter ontworpen zijn om te informeren, maar ook om aandacht te genereren. De journalistiek versterkt dus wat ‘leeft’.
Centraal punt hier is dat de journalistiek een actieve, en dus sturende, actor is binnen het hybride medialandschap. Ze schept mee het beeld dat mensen hebben over die samenleving. Ze schept mee de politieke prioriteiten, en stuurt mee het politieke landschap en hoe en vooral waarover we denken als samenleving. Dat is op zich geen probleem. Meer nog, het is deel van de maatschappelijke en democratische functie van die media. Het is echter wel een probleem als men zich er als media niet van bewust is, en dat men dus het nieuws presenteert als zijnde ‘wat er leeft bij het volk’, in plaats van duidelijk te maken dat dit is wat leeft binnen de journalistiek. Dat laatste zou inhouden dat de journalistiek haar keuzes expliciet maakt en ze kadert binnen de democratische opdracht van de media. We zien helaas het tegendeel: de selectie wordt gepresenteerd als een reflectie van wat leeft.
Het format
Naast de selectie van de gasten en de onderwerpen, moeten we het ook hebben over het format. Wat ‘leeft’ wordt immers binnen gebracht in een specifiek ‘format’. Dit format gaat uit van de idee van gelijkwaardigheid van stemmen, eenieder heeft het recht om zijn of haar zeg te doen over de te bespreken thema’s. Dat wordt dan gepresenteerd als zijnde ‘democratisch’. Meer nog, die inspraak van de gasten wordt uitgezonden als ‘duiding’, en zelfs als ‘kwaliteit’. Dus de kennis van iemands onderzoek naar een thema waarvoor hij/zij uitgenodigd wordt, wordt op dezelfde hoogte geplaatst als de opinie van mensen die daar ‘een mening’ over hebben op basis van anekdotes, eigen overtuiging of van horen zeggen. Zo kan het zijn dat een wetenschapper over zijn onderzoek in debat gaat met politici die zich profileren op thema’s waarover men onderzoek doet. Dat beide vormen van communicatie een hele andere finaliteit hebben, daar wordt niet bij stilgestaan. Denk aan een klimaatwetenschapper die in debat gaat met een politicus zich profileert op klimaatscepticisme. Of iemand die onderzoek doet naar extreemrechts die in debat moet met een extreemrechtse politicus.
De uitspraken van iemand die 20 jaar van zijn leven dag in, dag uit op iets werkt, worden uitgezonden alsof ze gelijkwaardig zijn aan de ‘opinie’ van een ander panellid.
Belangrijker dan de uitkomst van het debat, is de impact van het format an sich. Op metaniveau heeft dergelijk format effecten op hoe de kijker ‘kennis’ evalueert. Het debatformat reproduceert een anti-intellectuele premisse waar (extreemrechts) populisme goed op gedijt. In dat format is kennis altijd relatief: wetenschappelijk onderzoek is meer waard dan wat iemand daarbij voelt. De uitspraken van iemand die 10 of zelfs 20 jaar van zijn leven dag in, dag uit op iets werkt, worden uitgezonden alsof ze gelijkwaardig zijn aan de ‘opinie’ van een ander panellid. ‘Opinie’ gebaseerd op buikgevoel of redelijkheid wordt op gelijke hoogte geplaatst als rationaliteit. De kijker is vrij te beslissen wat men voor waar aanneemt.
De gastheer
Interessant daarbij is te kijken naar de rol van de gastheer binnen het format. De anker introduceert niet alleen de gasten en de thema’s; hij/zij stelt de vragen om het debat op gang te trekken. Hoe men vragen stelt, en welke vragen men stelt hangt af van het thema, en de aangenomen urgentie. Om de impact van de vragen op het format, en uiteindelijk de constructie van betekenis zichtbaar te maken, is het nuttig de vragen die worden gesteld aan de huisexpert of de gast die de uitsmijter brengt (iets met kunst, muziek, film of theater) te vergelijken met hoe er aan politici vragen worden gesteld of aan een ‘controversiële’ wetenschapper.
Dat verschil wordt vooral duidelijk als het gaat over ‘controversiële’ thema’s. In het geval van het laatste krijgen gasten (zij het politici of niet-reguliere experts) zelden vragen om informatie, waarbij de bevraagde ook daadwerkelijk de tijd krijgt om te antwoorden en complexiteit te duiden. Over dergelijke thema’s zijn ‘aanvallende vragen’ de regel eerder dan de uitzondering (in genre van: ‘Maar geef toe dat migratie een heel grote druk zet op de samenleving’. Of een andere klassieker: ‘Je kan toch niet ontkennen dat migratie bij de mensen een gevoelige snaar raakt’). Dergelijke framing maakt het zeer moeilijk om zelfs als expert ‘informatie’ brengen. Men moet zich verdedigen tegenover een populistische ‘verbeelding van het volk’ die vertolkt wordt door de journalist. En vaak worden die antwoorden verschillende keren onderbroken met de aansporing concreter te zijn. Dat opgebroken antwoord wordt vervolgens ook nog eens het voorwerp van een rebuttal door een politicus of reguliere gast.
DE ROL VAN DE VRAGENDE JOURNALIST
De vragen van de journalist zijn belangrijk, en ze verdienen nog wat aandacht. Kritische journalistiek is vandaag in eerste instantie gegrond in de rol van de ‘vragende journalist’. Niet wekenlang onderzoek informeert die vragen, maar het medianarratief over de thema’s en de profilering van de journalist. In de laatste drie decennia is een heel specifiek beeld geschapen van de kritische journalist als iemand die de gast heel snel en vaak onderbreekt. Een journalist die, zoals Pieterjan De Smedt hierboven aangaf, durft tienmaal dezelfde vraag te stellen totdat hij het gewenste antwoord krijgt. Dat antwoord moet bovendien kort zijn. Dat spervuur van vragen framet de journalist als iemand die zich niet in de luren laat leggen, die wil doordringen tot de essentie, en die politici niet laat rond de pot draaien. Deze performance van de kritische journalist moet worden begrepen binnen het kader van het format (dat in wezen geen diepgang mogelijk maakt: alles moet immers snel en flitsend zijn). Kritische journalistiek is dus niet meer de tijd nemen om te duiden, om werkelijk door te dringen tot de politieke praktijk. Dat steevast inhakken in het antwoord is deel van het metier geworden, en zo ook van het merk.
Het steevast inhakken in het antwoord is deel van het metier geworden, en zo ook van het merk.
Die rol van de vragende journalist doet echter meer: het zorgt ervoor dat de bevraagde eigenlijk nooit nog complexe antwoorden kan geven. Ze realiseert dus het compleet tegenovergestelde van wat we mogen verwachten van kritische journalistiek: complexiteit wordt ingeruild voor simplistische oneliners die enkel op oppervlakteniveau duidelijk zijn. Elk antwoord dat start met het schetsen van context, van complexe structuren wordt snel onderbroken. Die onderbrekingen komen met de suggestie dat het antwoord van de betrokkenen ‘rond de hete brij draait’ en dus niet ‘geloofwaardig is’. Het gevolg is ‘straffe taal’ van politici. 300.000 jobs hier en snelle veranderingen daar worden keer op keer beloofd. Iedere ‘crisis’ is voor journalisten het signaal om door te vragen naar welke maatregelen er nu genomen zullen worden, en wanneer die effect zullen hebben en of die zullen werken en wanneer die zullen werken. Het hoeft niet te verbazen dat net extreemrechts heel goed scoort in dergelijke formats: simpele en duidelijke oplossingen die echter in de realiteit niets anders doen dan leiden tot absurde situaties, mensenrechtenschendingen, ondermijningen van de rechtstaat en schenden van allerlei gerechtelijke realiteiten. Ze zijn echter wel mediageniek: hun positie is duidelijk, en dus wordt ook het spervuur gestopt. Op metaniveau wordt zo het beeld geconstrueerd dat die extreemrechtse politici niet ‘rond de pot draaien’, ‘wel durven zeggen waar het op staat’ en ‘niets te verbergen hebben’.
‘DE KRITISCHE JOURNALIST’ VERSUS ‘DE KRACHTDADIGE POLITICUS’
De dialectiek tussen de rol van ‘kritische journalist’ en ‘krachtdadige politicus’ schept een fictief beeld van de politiek en de complexiteit van de samenleving. Het beeld ontstaat dat de politiek eigenlijk oppermachtig is maar verzaakt te luisteren naar de gewone man. Dat is op zijn best een halve leugen. De nationale en regionale politiek heeft maar een beperkte bandbreedte waarbinnen men kan ageren. In de jaren 1990 werden allerhande staatsinstellingen geprivatiseerd, met als gevolg dat de overheid bitter weinig hefbomen heeft om nog krachtdadig beleid af te dwingen dat afwijkt van wat op hogere niveaus is beslist. Tegelijkertijd startte een verregaande integratie in een Europa dat vooralsnog gestoeld is op een neoliberale leest. De stoere krachtdadige taal van politici in onze media staat dus in schril contrast met hun werkelijke macht.
De grote beloftes die gemaakt worden om communicatief te scoren, dragen de teleurstelling al in zich.
Dit samenspel tussen het motief van de kritische journalist en de krachtdadige politicus schept in zo’n context irrealistische verwachtingen. Politiek is voor de kijker dan een schimmenspel. De grote beloftes die gemaakt worden om communicatief te scoren, dragen de teleurstelling al in zich. De meeste mensen gaan die 300.000 jobs niet meemaken. Ongeacht hoeveel blauw op straat, er zal altijd criminaliteit zijn. Hoe hard men ook probeert migratie te stoppen, hoe ver men ook gaat in het ondermijnen van de mensenrechten, het zal migratie niet uit de wereld helpen. Die teleurstelling vertaalt zich in het stemhokje, en dat vormt opnieuw de start van een nieuwe cirkel van ‘krachtdadige voorstellen’. Immers, de electorale uitslag wordt dan steevast geframed (1) als ‘wat leeft bij het volk’ en (2) wat de traditionele politiek nu zal doen met dat ‘signaal van de burger’. En opnieuw zien we de reproductie van het populistische format én een verdere legitimering van de extreemrechtse discoursen.
Noteer hier hoe media door de huidige manier van aan kritische journalistiek een beeld schetsen en aansturen op een almachtige politiek. Enkel een politiek die in elke porie van de samenleving aanwezig is, die tot in het kleinste detail de samenleving controleert, is een politiek die kan ontsnappen aan de toorn van de media. Ze stuurt met andere woorden aan op een antidemocratische samenleving, waar alle data steeds verder gecentraliseerd wordt.
DE POPULARITEITSCULTUUR EN DE OPMARS VAN POPULISME
De opmars van het populisme wordt steevast verklaard vanuit (1) de stem van het volk die de wereld echt meemaakt en (2) het falen van de traditionele politiek. Wat echter heel zelden belicht wordt in de verklaringen is de populariteitscultuur die (1) mee het beeld op de samenleving en de politiek vormgeeft en (2) ook letterlijk vormgeeft aan een specifiek soort politiek die we geserveerd krijgen. De dialectiek tussen media en politiek creëert een klimaat waar diepgaande kennis over de samenleving, het politiek bedrijf en de complexiteit de wereld vervangen wordt door een wereld van ‘snelle communicatie’ die in eerste instantie gericht is op ‘identiteitseffecten’, het creëren van een merk: hetzij het merk van de kritische journalist, hetzij dat van de krachtdadige politicus die het ‘allemaal anders zal doen’.
Alles wat maar ruikt naar diepgang en complexiteit, wordt heel snel gelabeld als ‘saai’, ‘om de pot draaien’ en zelfs ‘verdacht’.
Die snelle communicatie wordt aangevuurd door het belang van populariteit in het huidige mediaklimaat. Dit schept een cultuur waarin alles wat maar ruikt naar diepgang, complexiteit en inhoudelijke duiding heel snel gelabeld wordt als ‘saai’, ‘vervelend’, ‘om de pot draaien’ en zelfs ‘verdacht’. Die populariteitscultuur heeft nefaste effecten op de democratie. Ze ondermijnt de mogelijkheid van het bestaan van de democratische mens. De burger is zelden nog ten gronde geïnformeerd en krijgt nergens een sociologische verbeelding aangereikt die toelaat om de eigen waarnemingen te begrijpen in relatie tot de steeds complexer wordende wereld. Meer nog, ook de meerwaardezoeker krijgt die niet aangereikt in duidingsprogramma’s en kan het dus ook niet duiden in hun professionele functie aan anderen.
Dit gebrek aan duiding en kritische verbeelding wordt opgevuld met ‘populaire boodschappen’. Politici bedienen zich van memes, six-pack selfies, tot en met optredens in entertainmentshows om zo een relatie te ontwikkelen met de achterban. Dit zijn allemaal maatregelen op de korte termijn. Dit soort communicatie kan tijdelijk heel populair worden. Maar wanneer het merk beschadigd is, zwermt de massa naar een andere nieuwe politicus. Wat achterblijft, is een ontgoocheling in de politiek en het gevoel niet weten op wie te stemmen. Extreemrechts spint hier garen mee. De partij vult immers een vacuüm op. Hun duidelijke boodschap werkt perfect in een populariteitscultuur. Ze sturen duidelijke verhalen de wereld in die affectieve reacties opwekken – woede, verdriet, haat – en daardoor ook circuleren. Ze doen echter meer: ze geven een sociologische verbeelding aan hun achterban. Die verbeelding laat geen plaats voor complexiteit – ze bouwt een wereld waar duidelijke schuldigen aan te wijzen zijn die de wereld van de gewone mensen kapot maken: de mainstream politici van links tot radicaal rechts. Hun slogan is dan ook verdacht simpel en inhoudsloos: Ander en beter.
De enige weg uit deze dialectiek is de inbreng van complexiteit.
De enige weg uit deze dialectiek is de inbreng van complexiteit. De inbreng van saaiheid en diepgang. Die analyse is niet nieuw. Ze zal ook geen snelle resultaten opleveren. Ik zie ze ook niet snel toegepast worden. Ze vergt immers structurele veranderingen in het medialandschap. Het vergt een ommekeer in hoe we kijken naar de functie van media. Niet door de lens van winst of kijkcijfers, maar door de lens van de samenleving en de democratie in het bijzonder.
Samenleving & Politiek, Jaargang 31, 2024, nr. 3 (maart), pagina 70 tot 79
Abonneer je op Samenleving & Politiek
Het magazine verschijnt 10 keer per jaar; niet in juli en augustus.
Proefnummer? Factuur? Contacteer ons via
info@sampol.be
of op 09 267 35 31.
Het abonnementsgeld gaat jaarlijks automatisch van je rekening. Het abonnement kan je op elk moment opzeggen. Lees de
Algemene voorwaarden.
Je betaalt liever via overschrijving?
Abonneren kan ook uit het buitenland.
*Ontdek onze SamPol draagtas.