Abonneer Log in

Hoe bewegingsvrijheid (verrassend) een mensenrecht werd

  • Sara Cosemans - Migratiehistorica aan de KU Leuven en UHasselt
  • 6 september 2024

De recente ‘harde houding’ tegenover migratie moeten we niet zien als iets nieuws, maar als een voortdurende ontwikkeling die rechtstreeks verbonden is met ons koloniale verleden. Dat leert ons de ontstaansgeschiedenis van bewegingsvrijheid als internationaal mensenrecht.

© Ilya van Marle/Circle Up Now/Amnesty International

Weinig mensen weten het, maar bewegingsvrijheid – de vrijheid om je binnen je eigen land te vestigen waar je wil, om je eigen of een ander land te verlaten en om terug te keren naar je eigen land – is een internationaal mensenrecht, waar in principe iedereen beroep op kan doen. Dit trio van rechten werd voor het eerst geformuleerd in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM) in 1948 en daarna omgevormd tot formeel bindend internationaal recht in 1966, in het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten (meer gekend onder de Engelse afkorting ICCPR).

Het recht op bewegingsvrijheid, zoals het trio bekend is, heeft een interessante ontstaansgeschiedenis, dat ons beeld op mensenrechten als een ‘westers’ concept kan bijstellen. Eerst en vooral: de keuze om weg te bewegen van een ongunstige situatie is wat ons fundamenteel menselijk maakt, volgens archeoloog David Wengrow en wijlen antropoloog David Graeber. Doorheen de geschiedenis zijn mensen steeds mobiel geweest. Die mobiliteit werd op vele manieren gereguleerd (zowel gestimuleerd als ingeperkt), maar nooit op de globale schaal zoals we die vandaag kennen. De jonge onstaansgeschiedenis van globale grenscontrole deed ik in een eerdere column in deze reeks al eens uit de doeken. Samengevat dateert ons huidige mobiliteitscontrolesysteem pas van na de Eerste Wereldoorlog en was het niet volledig in voege tot in de jaren 1920. Dat betekent dat het een heel erg nieuw systeem was op het moment dat de onderhandelingen voor de UVRM aanvatten in 1948. Met andere woorden, de onderhandelaars die bewegingsvrijheid op de agenda van de Universele Verklaring zetten, hadden tijdens hun leven de verandering van het mobiliteitsregime aan den lijve ondervonden. Speelde dit een rol in hun overweging om van bewegingsvrijheid een mensenrecht te maken?

Vooral Groot-Brittannië was een absolute tegenstander van het idee van bewegingsvrijheid als internationaal mensenrecht.

Het korte antwoord is ja, maar zoals altijd is het iets complexer. Het is immers helemaal niet zo dat alle onderhandelaars aan tafel het recht even genegen waren. De onderhandelingen van de UVRM vielen immers ook samen met de beginnende dekolonisering van – in eerste instantie – Britse en – later ook – Franse, Belgische, Nederlandse, Portugese en andere kolonies, én met de start van de Koude Oorlog. Het hoeft niet te verbazen dat die laatste ontwikkeling een belangrijke factor was in hoe men in het Oostblok dacht over bewegingsvrijheid. In de Sovjet-Unie en haar satellietstaten zag men liever niet dat de bevolking ‘stemde met haar voeten’ door haar recht om het land te verlaten uit te oefenen. In het Oostblok waren politieke leiders dan ook koele minnaars van het idee om van bewegingsvrijheid een mensenrecht te maken. Maar veel minder bekend is dat ook de koloniale grootmachten zich verzetten. Vooral Groot-Brittannië was een absolute tegenstander van het idee. Volgens de Britten was bewegingsvrijheid geen ‘fundamenteel’ recht en was het een veel te grote inbreuk op het soevereine recht van staten om zelf te beslissen wie ze toelieten hun grondgebied te betreden en verlaten. Dankzij het nieuwe mobiliteitscontroleregime werd dit ook steeds gemakkelijker. Tussen 1944 en 1966 zouden Britse politici en diplomaten verwoede pogingen ondernemen om ervoor te zorgen dat bewegingsvrijheid niet werd opgenomen in de verschillende mensenrechteninstrumenten.

Hoe kwam het dan dat – ondanks het protest van zulke belangrijke grootmachten – bewegingsvrijheid uiteindelijk toch een mensenrecht werd? Dit had te maken met de geduldige diplomatieke aanpak van een aantal landen buiten Europa, waarvan de inwoners in toenemende mate te maken kregen met de ongelijke toepassing van mobiliteitscontrole. In kort kwam het hierop neer: reeds van helemaal in het begin kregen inwoners met een Europese achtergrond (lees: witte mensen) een gepriviligeerde paspoortstatus, die het reizen vergemakkelijkte, terwijl mensen uit voormalig gekoloniseerde gebieden (niet enkel de recente gedekoloniseerde landen, maar ook oudere onafhankelijke staten in, bijvoorbeeld, Latijns-Amerika) hun toegang tot vrij reizen beknot zagen.

Latijns-Amerika, dat regionaal een erg liberaal mobiliteitsregime hanteerde, nam het voortouw om bewegingsvrijheid voor iedereen ook internationaal te garanderen.

Latijns-Amerika, dat regionaal een erg liberaal mobiliteitsregime hanteerde (zoals ik hier schreef), nam het voortouw om bewegingsvrijheid voor iedereen ook internationaal te garanderen. De bewoording van het twee van de drie rechten die vandaag onder de noemer bewegingsvrijheid vallen, komt letterlijk van een document, opgesteld door Cuba, Chili en Panama, dat ook bekend staat als de ‘Latijns-Amerikaanse Draft’ voor het UVRM, namelijk het recht op ‘interne’ bewegingsvrijheid binnen een land en het recht om elk land te verlaten. Zij haalden op hun beurt hun inspiratie bij verschillende grondwetten uit Latijns-Amerika. Het recht om terug te keren naar je eigen land was meteen gelinkt aan de gebeurtenissen in Palestina in 1948. De Nakba, die zoveel Palestijnen verdreef naar de buurlanden en zelfs verder, vormde de inspiratie voor de Libanese delegatie om te pleiten voor een recht op terugkeer – uiteraard tegen de zin van grootmachten. Uiteindelijk werd er enkel consensus gevonden omdat de Universele Verklaring niet meer was dan een intentieverklaring – geen bindend internationaal recht.

In de jaren 1950, toen men begon aan de constructie van dat bindend internationaal Verdrag (de ICCPR), zette vooral Groot-Brittannië opnieuw alle zeilen bij om bewegingsvrijheid als mensenrecht uit het verdrag te halen. Naast de Chileense en Libanese delegatie waren het ditmaal drie vrouwen – de Amerikaanse presidentsvrouw Eleanor Roosevelt, de Zweedse sociaal-democratische diplomate Agda Rössel en de Indiase reformiste, activiste en feministe Hansa Mehta – die het recht stevig in het zadel hielden. Vooral Mehta liet het niet na aan te kaarten dat Groot-Brittannië slechts trachtte de bewegingsvrijheid van haar voormalige koloniale onderdanen te beknotten. Uiteindelijk kon de Britse delegatie niet anders dan het onderspit delven, om meteen daarna te zoeken naar manieren om de verplichtingen verbonden aan dit recht te ontlopen zonder meteen te worden afgeschilderd als inbreukpleger op de mensenrechten.

Die moeilijke evenwichtsoefening houdt stand tot op vandaag. Het is dus heel belangrijk om de recente ‘harde houding’ tegenover migratie niet te zien als iets nieuws, maar als een voortdurende ontwikkeling die rechtstreeks verbonden is met ons koloniale verleden.

Abonneer je op Samenleving & Politiek

abo
 

SAMPOL ONLINE

40€/jaar

  • Je leest het magazine online
  • Je hebt toegang tot het enorme archief
MEEST GEKOZEN

SAMPOL COMPLEET

50€/jaar

  • Je ontvangt het magazine in de bus
  • Je leest het magazine online
  • Je hebt toegang tot het enorme archief
 

SAMPOL STEUN

100€/jaar

  • Je ontvangt het magazine in de bus
  • Je leest het magazine online
  • Je hebt toegang tot het enorme archief
  • Je krijgt een SamPol draagtas*
 

SAMPOL SPONSOR

500€/jaar

  • Je ontvangt het magazine in de bus
  • Je leest het magazine online
  • Je hebt toegang tot het enorme archief
  • Je krijgt een SamPol draagtas*

Het magazine verschijnt 10 keer per jaar; niet in juli en augustus.
Proefnummer? Factuur? Contacteer ons via info@sampol.be of op 09 267 35 31.
Het abonnementsgeld gaat jaarlijks automatisch van je rekening. Het abonnement kan je op elk moment opzeggen. Lees de Algemene voorwaarden.

Je betaalt liever via overschrijving?

Abonneren kan ook uit het buitenland.

*Ontdek onze SamPol draagtas.