In 2023 ontvingen 213.000 mensen maandelijks voedselhulp via de voedselbanken. Een triestig record. Het gaat in toenemende mate ook over gezinnen met een te laag inkomen uit werk. Voedselbanken fungeren vandaag niet langer als tijdelijke noodhulp.
Voedselbedeling van 't Spoor in Ieper © ID/Fred Debrock
Teleurstellende armoedecijfers en tekortschietende sociale vangnetten hebben de deur opengezet voor een grotere rol van het maatschappelijke middenveld in sociale voorzieningen. Een veel besproken voorbeeld hiervan is liefdadige voedselhulp. Steeds meer mensen die moeite ondervinden om rond te komen, vinden hun weg naar één van de vele voedselhulp initiatieven die ons land ‘rijk’ is. In 2023 ontvingen maar liefst 213.000 mensen maandelijks voedselhulp via de voedselbanken. Een triestig record, want in 2013 ging het nog om 122.000 mensen. Het gaat daarbij zeker niet alleen om ‘nieuwkomers’ of mensen zonder papieren, die geen of slechts na bepaalde tijd aanspraak kunnen maken op sociale zekerheidsuitkeringen. Het gaat ook om gezinnen met een te laag inkomen, vaak afkomstig van een ontoereikende uitkering maar in toenemende mate ook door een te laag inkomen uit werk.
Deze trend, die we ook in andere rijke landen zien, is verontrustend. Zo verzacht voedselhulp enkel de symptomen van armoede, maar pakt het de onderliggende oorzaken niet aan. Bovendien is het een gunst, en geen recht. Het ontvangen van voedselhulp gaat daarnaast vaak gepaard met schaamte en stigmatisering. Toch groeit het aantal mensen dat hierop beroep doet gestaag door. Wat is er aan de hand?
ONTOEREIKENDE INKOMENSBESCHERMING
Hoewel armoedebestrijding via formele sociale bescherming een kerntaak is van de welvaartsstaat, wordt op dit vlak bitter weinig vooruitgang geboekt. Dit is niet alleen in België het geval, het is een universele tendens die zich ook in andere Europese landen voltrekt. Maatschappelijke veranderingen zoals de globalisering, technologische vooruitgang en demografische verschuivingen brachten nieuwe sociale risico’s mee waar de traditionele sociale beschermingsmechanismen minder bestand tegen zijn.
Ondanks recente verhogingen, schiet het vermogen van sociale uitkeringen om armoede te verminderen dan ook tekort, in het bijzonder voor personen op beroepsactieve leeftijd die het meest afhankelijk zijn van het sociale vangnet. Dit is niet alleen het gevolg van de ontoereikendheid van uitkeringen in de sociale zekerheid en de bijstand. Ook de toegankelijkheid staat onder druk. De toenemende focus op activering en de strengere toegangsvoorwaarden tot een werkloosheidsuitkering en het leefloon zorgen ervoor dat mensen sneller uit de boot vallen, of hun rechten niet uitputten.
DE ‘SECTOR’ VAN VOEDSELHULP
Als gevolg van deze ontwikkelingen en limieten is de rol van lokale, plaatsgebonden acties en liefdadigheidsinitiatieven toegenomen. Talloze vrijwilligersorganisaties en burgerinitiatieven proberen zo de gaten in het sociale vangnet op te vullen. Velen doen dat ‘onder protest’, omdat de overheid primair de verantwoordelijkheid heeft om sociale rechten te realiseren. Mede daarom is sedert de jaren 1990 de ‘sector’ van voedselhulp sterk gegroeid, geprofessionaliseerd en in toenemende mate verweven geraakt met de formele sociale beschermingsmechanismen.
De ‘sector’ van voedselhulp is sterk gegroeid, geprofessionaliseerd en verweven geraakt met de formele sociale beschermingsmechanismen.
De ‘sector’ van voedselhulp omvat een complex kluwen van verschillende betrokken publieke en private actoren op verschillende niveaus, van lokaal tot Europees. Een mix van non-gouvernementele, al dan niet religieus geïnspireerde, organisaties verdeelt voeding kosteloos of tegen een kleine vergoeding in de vorm van voedselpakketten, maaltijden, vouchers, of een mengvorm. Voor hun aanbod zijn de meesten sterk afhankelijk van gedoneerde overschotten van de voedingsindustrie, -distributie of veilingen. Organisaties als Foodsavers en het online platform ‘de schenkingsbeurs’ faciliteren de verzameling van overschotten.
Maar, belangrijk, ook overheden spelen een groeiende rol. Nationale, regionale en lokale overheden kennen subsidies toe, terwijl de federale overheid ook belastingvoordelen toekent aan bedrijven die voeding doneren of individuen die een schenking doen. De Europese Unie grijpt dan weer in via het Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen (FEAD). Daarmee verkrijgen lidstaten budgetten die ze mogen gebruiken om nieuwe voeding aan te kopen om als voedselhulp uit te delen. In België is het FEAD een belangrijke speler: meer dan een derde van het aanbod van de voedselbanken is afkomstig van Europese steun.
OCWM’S ALS BRUGFIGUUR?
Ook de rol van lokale overheden in de voedselbedeling is groter geworden. OCMW’s in het bijzonder zijn opvallend betrokken bij de praktijk van voedselhulp, rechtstreeks en onrechtstreeks. FEAD-producten worden niet enkel verdeeld door vrijwilligersorganisaties, maar ook door OCMW’s: 358 OCMW’s ten opzichte van 419 ngo’s om precies te zijn. Met andere woorden, meer dan 60% van alle OCMW’s in ons land hebben een actieve rol door zelf voedselhulp te verdelen. Deze FEAD goederen worden gratis verstrekt aan huishoudens die onder de Europese armoedegrens leven. Ngo’s die FEAD-producten verdelen, zijn verplicht om een partnerschap aan te gaan met het OCMW van hun gemeente, die vaak deze beoordeling voor hen doet.
Meer dan 60% van alle OCMW’s in ons land hebben een actieve rol door zelf voedselhulp te verdelen.
Deze samenwerking tussen OCMW’s en lokale voedselhulpinitiatieven is sterk geformaliseerd aangezien vaak een officieel attest van het OCMW vereist is. In veel gevallen verwijzen sociaal werkers mensen bovendien door naar een voedselinitiatief als ze merken dat een gezin nauwelijks het einde van de maand haalt, vaak gaat het om een ‘wanhoopsdaad’ om met directe ingang wat ademruimte aan cliënten te kunnen bieden. Sociaal werkers botsen namelijk op een muur van bureaucratie en regelgeving voor formele hulp zoals het toekennen van een leefloon.
DE WAARDE VAN EEN VOEDSELPAKKET
Uit recent onderzoek bij voedselverdeelpunten in vier Europese steden, waaronder drie in Antwerpen, blijkt dat voedselhulp een behoorlijke financiële impact kan hebben voor gezinnen met een laag inkomen. In drie Antwerpse organisaties bedroeg in 2022 de marktwaarde van voedselpakketten gemiddeld 102 euro per maand voor een alleenstaande en 132 euro voor een gezin met twee volwassenen en twee kinderen, met zeer grote verschillen tussen verdeelpunten. Toch was zelfs in de organisatie met het minst genereuze aanbod, de monetaire waarde van een voedselpakket voor een alleenstaande nog 56 euro (ten opzichte van 152 euro in de meest genereuze). Dat is niet niets voor een gezin dat moet rondkomen van een leefloon. Voor hen bedraagt voedselhulp zo’n 5% tot 9% van het beschikbaar inkomen, afhankelijk van het gezinstype.
Voor een gezin dat moet rondkomen van een leefloon bedraagt voedselhulp zo’n 5% tot 9% van het beschikbaar inkomen.
Het hoeft echter niet te verbazen dat liefdadige voedselhulp er niet in slaagt om de kloof met de armoedegrens dichten. Daarvoor is de afstand tussen het leefloon en de armoedegrens gewoonweg te groot. Bovendien gaat de geschatte geldwaarde van voedselhulp ervan uit dat begunstigden alle producten willen, mogen of kunnen consumeren (denk aan voorkeuren en eetpatronen, beperkingen door allergieën, voedselintoleranties -of ziektes, en de beschikbaarheid van de nodige uitrusting om voeding correct te bewaren en klaar te maken). Dit is in praktijk lang niet altijd het geval. Uit veldonderzoek bij drie Antwerpse voedselverdeelpunten blijkt dat begunstigden gemiddeld zo’n 10% van de producten niet wensen mee te nemen. Dit zorgt ervoor dat de waarde van voedselhulp voor begunstigden beduidend lager ligt dan de objectief geschatte marktwaarde.
EEN MES DAT AAN TWEE KANTEN SNIJDT
Voedselhulp creëert voor kwetsbare gezinnen wat broodnodige ruimte in hun beperkt budget. Dat is goed en nodig. Het aanwenden van voedselhulp om gaten in het sociaal vangnet op te vullen, is echter niet zonder gevaar. Het gaat niet om rechten, de hulp is stigmatiserend, discretionair en onzeker. Toch geraakt deze hulp steeds meer verweven met de wettelijke vangnetten. De informele voedselbedeling dreigt zo uit te groeien tot een volwaardig deel van de sociale bescherming én van het sociale beleid. De institutionalisering die we hebben vastgesteld wijst in deze richting.
Een andere moeilijke vraag doemt op aan de horizon. OCMW’s voorzien middelen getoetste uitkeringen. Om te toetsen of mensen recht hebben op het leefloon, bestaan er uitgebreide wettelijke criteria, die inkomen, en een deel van spaargeld en de eigen woning, afwegen tegen de waarde van het leefloon. Voor aanvullende discretionaire steun bestaat zo’n duidelijk afgebakende lijst echter niet. In een poging om deze steun in te zetten waar ze het meeste nodig is, omarmen OCMW’s onder impuls van de POD Maatschappelijke Integratie en minister Lalieux een toetsing van het eigen inkomen aan de noodzakelijke kosten opgenomen in de referentiebudgetten (zie het artikel van Marieke Frederickx en collega’s elders in dit nummer), inclusief mogelijke voordelen zoals het sociaal tarief, sociale huisvesting en andere tegemoetkomingen. Dit is een lovenswaardig initiatief, om schaarse middelen zo goed mogelijk in te zetten om menselijke waardigheid te garanderen. Maar hoe dient men in zo’n afweging om te gaan met deels geïnstitutionaliseerde liefdadige steun uit het middenveld? Voor sommigen kan het een aantrekkelijke gedachte zijn om de waarde van de voedselhulp mee te tellen in het bestaansmiddelenonderzoek.
Het ontvangen van voedselhulp heeft veel weg van een loterij.
Dit is echter problematisch. Het ontvangen van voedselhulp heeft immers veel weg van een loterij. Uit veldwerk blijkt dat de verkregen hoeveelheid en soort producten, de geldwaarde ervan en de mate waarin men zelf producten kan kiezen, sterk verschilt naargelang de specifieke organisatie waar men voedselhulp ontvangt. Meestal hebben begunstigden niet te kiezen waar ze voedselhulp ontvangen, omdat het gebonden is aan iemands woonplaats. De werkwijze en financiële impact verschilt echter niet alleen tussen organisaties, steden en gemeenten. Ook doorheen de tijd schommelt de geldwaarde van voedselhulp behoorlijk. De verkregen producten hangen sterk af van het gamma gedoneerde voedseloverschotten van die dag, alsook van het aantal begunstigden onder wie het aanbod verdeeld dient te worden. Tot slot maakt het specifieke moment waarop men voedselhulp ontvangt uit: wie aan het begin van de bedeling komt gaat vaak met een grotere tas naar buiten dan wie op het einde aan de beurt is. Hoewel vrijwilligers kunnen proberen om de verdeling zo ‘eerlijk’ mogelijk te organiseren, blijft het soms onvermijdelijk een arbitraire inschatting wie wat mee naar huis krijgt.
Voedselhulp is een instabiele, onzekere en discretionaire praktijk. Bovendien voldoet de voeding niet altijd aan de noden en voorkeuren van begunstigden. Dit creëert een welvaartsverlies en holt de menselijke waardigheid uit als men bijvoorbeeld producten krijgt die over datum zijn. Dit geldt vooral bij voorgemaakte of deels zelf gekozen voedselpakketten, wat in ons land nog steeds de meest gangbare vorm van voedselhulp is. Hoewel steeds meer organisaties werken aan een systeem met meer keuzevrijheid, bijvoorbeeld met gebruik van punten of categorieën om producten te kiezen, blijven de opties steeds minder dan in een reguliere winkel.
TERUG NAAR DE ESSENTIE
Het problematische maar ook noodzakelijke karakter van liefdadige voedselhulp maken dat er al langer een fervente discussie woedt over waar we dan wel heen moeten. Direct afschaffen zonder meer is geen optie, gezien de grote en groeiende groep kwetsbaren die van deze hulp afhankelijk is. Wel is het noodzakelijk om voedselbanken en lokale voedselinitiatieven terug te brengen tot waar ze vanaf de jaren 1980 en 1990 voor ontworpen waren: als tijdelijke noodhulp. In acute crisissituaties, zoals aan het begin van de coronacrisis en de daaropvolgende energiecrisis, kan voedselhulp snel een onmiddellijke nood lenigen. Het is echter alarmerend dat het vandaag de dag zowel door begunstigden als door overheden als (lange termijn) strategie wordt aangewend om ontoereikende inkomens aan te vullen.
Het is alarmerend dat voedselhulp vandaag door overheden als strategie wordt aangewend om ontoereikende inkomens aan te vullen.
De zichtbaarheid en onmiddellijke effecten van voedselhulp om armoede te beheersen, mogen er niet toe leiden dat de focus verzwakt op het aanpakken van achterliggende oorzaken. Een toereikend inkomen uit werk of uitkering, een stabiele job of betaalbare en kwalitatieve huisvesting zijn zaken die gezinnen er écht op vooruit helpen. Dit vraagt om doordachte structurele beleidsmaatregelen aangepast aan de veranderende noden in de samenleving. Zo zijn eenoudergezinnen, gezinnen met een migratieachtergrond of mensen met een precaire job bijzonder kwetsbaar. Nieuw beleid moet dan ook het realiseren van rechten voor deze kwetsbare groepen vooropstellen. Als dat niet gebeurt, dan zal de groeiende groep mensen die beroep doet op voedselhulp blijven aanmodderen in hun situatie.
Samenleving & Politiek, Jaargang 31, 2024, nr. 4 (april), pagina 38 tot 42
ONGELIJKHEID: DE ONDERKANT OPTILLEN
Abonneer je op Samenleving & Politiek
Het magazine verschijnt 10 keer per jaar; niet in juli en augustus.
Proefnummer? Factuur? Contacteer ons via
info@sampol.be
of op 09 267 35 31.
Het abonnementsgeld gaat jaarlijks automatisch van je rekening. Het abonnement kan je op elk moment opzeggen. Lees de
Algemene voorwaarden.
Je betaalt liever via overschrijving?
Abonneren kan ook uit het buitenland.
*Ontdek onze SamPol draagtas.