Abonneer Log in

Achiel Van Acker en de vooruitgang van de gewone mens

Samenleving & Politiek, Jaargang 31, 2024, nr. 10 (december), pagina 62 tot 67

Het Sociaal Pact was een sleutelmoment in onze sociale geschiedenis, maar het was géén revolutionaire omwenteling. Achiel Van Acker, Henri Fuss en de andere onderhandelaars hadden enkel een groter stuk van de koek voor de arbeiders en bedienden voor ogen, maar dan wel van een koek die zelf ook steeds groter zou worden.

Achiel Van Acker

In 1940 was de arbeidersbeweging ontredderd. BWP-leider Hendrik de Man had de partij ontbonden en collaboreerde met de fascistische Nieuwe Orde. Alle vakbonden werden verboden. Enkel de nieuwe corporatistische Unie van Hand- en Geestesarbeiders was nog toegelaten.

Toch brak in mei 1941 in Wallonië een staking van 70.000 mijnwerkers en metaalbewerkers uit. Men eiste hogere lonen en een betere distributie van het schaars geworden voedsel. Ondanks het risico op keiharde repressie door de nazibezetter duurde de beweging tien dagen en behaalden de stakers zelfs een gedeeltelijke overwinning.

Maar dan volgde de repressie. Een maand later werden een duizendtal betrokkenen opgepakt. Ook andere linkse politici en vakbondsleiders werden gearresteerd. Een aantal anderen moesten onderduiken. Onder die laatsten het Brugse parlementslid Achiel Van Acker die aan de Duitsers wist te ontkomen toen ze zijn woning kwamen doorzoeken. De volgende jaren stond hij bekend als monsieur André en leefde hij op verschillende onderduikadressen. Samen met anderen was hij in de clandestiniteit echter bezig met de toekomst.

CLANDESTIEN SOCIAAL OVERLEG

Vanaf oktober 1941 vonden er geregeld geheime gesprekken plaats tussen een aantal voormalige protagonisten van de arbeidersbeweging die nu met het verzet waren verbonden. Aan tafel zaten Van Acker en een aantal leiders van de socialistische en christelijke mutualiteiten en vakbonden, onder meer Louis Major en Henri Pauwels.

Verder waren er nog een paar ambtenaren van het ministerie van Arbeid en ook verschillende vooruitstrevende vertegenwoordigers van het patronaat. Paul Goldschmidt van de patronale organisatie Centraal Nijverheidscomité bijvoorbeeld. Er werd onder meer in zijn privéwoning vergaderd, maar ook in een lokaal van Fabrimetal in Brussel.

De informele groep ‘Komitee van Werkgevers en Werknemers’ kwam drie jaar lang discreet samen, met de briljante socialistische intellectueel Henri Fuss als voortrekker.

Die informele groep kwam drie jaar lang discreet samen en zou bekend worden als ‘het Komitee van Werkgevers en Werknemers’. Voortrekker was de briljante socialistische intellectueel Henri Fuss. Hij was een telg uit de progressief-liberale burgerij, was tijdens zijn jonge jaren anarchist geweest en ging na de Eerste Wereldoorlog voor de net opgerichte Internationale Arbeidsorganisatie werken.

In 1936 was Fuss naar België teruggekomen om er in opdracht van de regering het werkloosheidsprobleem aan te pakken. Na de bezetting werd hij door de Duitsers ontslagen. Vanaf dat moment nam hij deel aan clandestiene publicaties en gaf hij financiële steun door aan verzetsorganisaties.

Op 20 april 1944, toen de nederlaag van nazi-Duitsland onafwendbaar was, stelden de geheime onderhandelaars een ‘Ontwerp van overeenkomst tot sociale solidariteit’ op. Die tekst zou daarna beter bekend worden als het ‘Sociaal Pact’. Het origineel wordt bewaard in het archief van het VBO en werd uiteindelijk in 1945 gepubliceerd in het Arbeidsblad.

De exacte formuleringen kwamen geleidelijk tot stand tijdens die gesprekken. Bepaalde twistpunten werden nog in het midden gelaten. Maar in wezen ging het om reeks afspraken over de bescherming van de werkende klasse tegen inkomensonzekerheid door werkloosheid, ouderdom en ziekte. Tegelijk legde men ook afspraken over het naoorlogse sociaal overleg vast.

En toen kwam de bevrijding. Op 28 december 1944 ondertekende Achiel van Acker, intussen de nieuwe minister van Arbeid en Sociale Voorzorg, de zogenaamde ‘Besluitwet betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders’. Hij baseerde zich volledig op het Pact van april. Het was een cruciaal moment in de ontwikkeling van onze moderne welvaartsstaat.

Van Acker, wat later de eerste niet-universitair geschoolde premier, zou in de mythologie van de socialistische geschiedenis bekend worden als de vader van de sociale zekerheid. De echte intellectuele vader was echter Henri Fuss. Toch moet er ook krediet gaan naar de Brugse socialist. Door zijn pragmatische daadkracht werd het Sociaal Pact al zo snel na de bevrijding van september 1944 ingevoerd door wat in feite een volmachtenregering was, voor anderen stokken in de wielen zouden steken.

MONDIALE CONTEXT

Het Sociaal Pact was natuurlijk niet het werk van een aantal visionaire socialisten, christendemocraten en verstandige bedrijfsleiders alleen. De deal kwam er fundamenteel als gevolg van de sociale krachtsverhoudingen. Het einde van de Tweede Wereldoorlog kondigde een grootschalige maatschappelijke verandering aan, waarbij veel grotere groepen mensen hun eisen stelden.

De dreiging van een mondiale revolutionaire beweging was reëel na de Tweede Wereldoorlog.

De dreiging van een mondiale revolutionaire beweging was reëel. Het Rode Leger rukte op en allerlei communistische partizanengroepen roerden zich. In de koloniale wereld streefde men niet alleen onafhankelijkheid na, maar ook socialisme als een vanzelfsprekend onderdeel daarvan.

In België had de massale staking van 1936 de kracht van de arbeidersbeweging getoond. Intussen had ook de communistische partij een morele autoriteit opgebouwd door haar rol in het verzet (al zou ze die door een onzinnige stalinistische partijlijn al snel weer verliezen). Verder waren er heel wat radicale elementen bij vooral de Franstalige arbeiders.

In de West-Europese landen realiseerde de leidende klasse zich dat er na de oorlog massale sociale hervormingen nodig zouden zijn. Vanaf 1941 had de Britse regering een commissie in het leven geroepen die onder de progressief-liberale econoom William Beveridge de contouren van het Britse model van de welvaartsstaat zou uittekenen.

Ook in Frankrijk stond een nieuwe naoorlogse sociale zekerheid in het zogenaamde programme commun de la résistance, al werd die tijdens de oorlogsjaren in verzetskringen veel minder in detail uitgewerkt dan in België. En ook de ILO-verklaring van Philadelphia in 1944 moet in die context worden gelezen. Die stelde dat naoorlogse stabiliteit onmogelijk zou zijn zonder sociaaleconomische rechtvaardigheid en het recht op welvaart voor alle bewoners van de planeet.

Sociaaldemocraten zoals Achiel Van Acker of Clement Attlee in het Verenigd Koninkrijk waren het best geplaatst om die klus te klaren. De christendemocratie voelde zich wat in snelheid gepakt doordat de socialisten het nieuwe stelsel electoraal uitspeelden maar heeft het systeem achteraf nooit meer in vraag gesteld.

En bij de industriëlen waren het, naast de metaal- en textielsector, ook vernieuwende sectoren zoals de chemie waar men voorstanders in vond. Tegenstanders waren echter onder meer de Société Générale en het mijnpatronaat, het oude groot kapitaal van weleer.

VOORGESCHIEDENIS

De Besluitwet bevatte in feite veel continuïteit met de bestaande situatie. Nieuw waren het verplichte karakter en één overkoepelend systeem voor alle sociale voorzieningen. Vóór 1940 hadden zich al verschillende vormen van sociale verzekeringen ontwikkeld. Die waren echter nog niet samengevoegd, overkoepelend en verplicht (enkel pensioen en kinderbijslag waren dat al).

Tijdens de 19e eeuw hinkte België op sociaal vlak eigenlijk nog achterop tegenover andere geïndustrialiseerde landen. Bismarck had in Duitsland, onder druk van de sterke socialistische beweging die daar opkwam, al in de jaren 1880 voor een stelsel van sociale verzekeringen gezorgd, weliswaar enkel voor een beperkte groep arbeiders uit de zware industrie. België was bijvoorbeeld heel laat met wetten ter beperking van de vrouwen- en kinderarbeid (1889) of met een eerste wet op arbeidsongevallen (1903).

Sinds het einde van de 19e eeuw zijn die vormen van sociale verzekeringen trouwens niet ontstaan vanuit de politiek, maar in de eerste plaats binnen de vroegste zelforganisaties van de arbeiders zelf. Vakbonden en mutualiteiten hadden eigen werkloosheidskassen opgericht. Die werden door hun leden gefinancierd en sprongen bij in geval van ziekte of arbeidsongeval.

Dat alles ging in feite terug op veel vroegere vormen van solidariteit of, met een oude uitdrukking, ‘wederzijds dienstbetoon’. Met name de bussen, de spaarkassen van de ambachtsgilden die binnen een beperkte groep dezelfde rol vervulden. De wet Le Chapelier had na de Franse Revolutie de ambachten echter verboden.

Tijdens de vroege 19e eeuw kwamen zulke kleinschalige kassen voor onderlinge bijstand in geval van ziekte echter opnieuw tot stand. Die ‘mutualiteiten’ waren dus de voorlopers van de latere sociale zekerheid. Aanvankelijk stonden er wel veel nog onder de controle van de fabrieksbazen zelf.

Daarna gingen beroepsgroepen – de eersten onder hen de typografen, die immers geletterd waren – eigen werkloosheidskassen oprichten. In Gent kwam eind 19e eeuw ook een eerste stedelijke werkloosheidsverzekering tot stand. Bovendien werden steeds meer sociale wetten en financiële tussenkomsten vanwege de overheid afgedwongen door vele stakingsacties. Zeker de grote stakingsbewegingen van 1886 hadden een groot effect.

De heel beperkte vergoedingen in geval van ziekte of werkloosheid die door de vroege mutualiteiten en vakbondskassen werden uitgekeerd, waren veel te laag en bovendien niet verplicht. De nog meer gelimiteerde pensioenregelingen en de kinderbijslag die intussen zelfs voor een deel door de patroons werd betaald, hadden tegen 1930 dus wel al een verplicht karakter.

Ook waren de eerste stappen gezet om het sociaal overleg institutioneel te verankeren. Na de Eerste Wereldoorlog was het patronaat eindelijk bereid om structureel met de vakbonden te praten over lonen en arbeidsomstandigheden in de zogenaamde paritaire comités per sector. In de jaren 1930 ontwikkelde dat pacificatiemechanisme zich verder met de eerste pogingen tot onderhandelingen op nationaal niveau.

Fuss, Van Acker en de andere protagonisten van deze riskante gesprekken in oorlogstijd beseften dat voortbouwen op een aantal al bestaande structuren de beste garanties zou bieden.

Fuss, Van Acker en de andere protagonisten van deze riskante gesprekken in oorlogstijd beseften dat voortbouwen op een aantal al bestaande structuren en op de manier waarop het sociaal overleg sinds kort voor de oorlog was georganiseerd, de beste garanties zou bieden voor de nieuwe kwalitatieve sprong die ze voor ogen hadden.

Het Belgische type dat toen vastgelegd werd, is anders dan bijvoorbeeld de Britse welfare state, die tot op vandaag een door belastingen gefinancierd ‘staatssysteem’ is. De logica van 1948 was veeleer gebaseerd op de arbeidsverhoudingen zelf. Aansluitend bij het arbeidscontract worden er proportionele uitkeringen betaald ter vervanging van het arbeidsinkomen. Dat gebeurt per grote beroepscategorie, en dat alles wordt met ‘sociale bijdragen’ betaald.

De sociale zekerheid vormt sinds 1944 als het ware een autonome kas, die oorspronkelijke de Rijksdienst voor Maatschappelijke Zekerheid heette en die althans in theorie geen deel uitmaakte van het staatsapparaat. Zowel werkgevers als werknemers zouden bijdragen, volgens de bekende formule ‘elk volgens vermogen, elk naar behoeften’. Maar ook die ‘patronale bijdragen’ komen in wezen voort uit de meerwaarde die de werknemers creëren.

GEEN REVOLUTIONAIRE MAATSCHAPPELIJKE OMWENTELING

Dat alles was zeker geen revolutionaire maatschappelijke omwenteling. Het ging zelfs niet om een grootschalige inkomensherverdeling. Fundamenteel wilde men de levensstandaard verhogen en tegelijk zoveel mogelijk mensen verzekeren tegen mogelijk inkomensverlies. Vanaf het begin gingen zowel werknemers- als werkgeversorganisaties er bovendien vanuit dat sociale vooruitgang enkel mogelijk zijn in een klimaat van economische groei, en dus ook groei van de productiviteit.

De essentie van het Pact hield dus in dat men sociaaleconomische conflicten wilde oplossen in een klimaat van sociale vrede. En dat dat moest gebeuren door middel van paritair overleg in specifieke organen. Het Sociaal Pact voegde dus ook op institutioneel vlak iets toe aan de werking van de democratie. De vakbonden werden immers geïntegreerd in het politieke systeem en het overleg in pariteit tussen werkgevers en werknemers kreeg feitelijke macht.

De rol van het maatschappelijk middenveld was dus vanaf het begin cruciaal. Zeker ook omdat de vakorganisaties tot op vandaag nog de werkloosheidsuitkeringen mogen uitkeren en de mutualiteiten de ziekteverzekeringen (tenzij volgende rechtse regeringen dat zouden wijzigen, maar dat lijkt nu weinig waarschijnlijk omdat ze het efficiënt doen). Een bijkomend voordeel van het Pact was dat de sociale strijd werd gepacificeerd. Zo werd direct ook de meer radicale syndicale linkerzijde aan de kant gezet.

Een bijkomend voordeel van het Sociaal Pact was dat de sociale strijd werd gepacificeerd. Zo werd direct ook de meer radicale syndicale linkerzijde aan de kant gezet.

Wat de kapitalistische klasse mee inzag, was dat er na de oorlog drie zaken moesten komen: een behoorlijke levensstandaard, een socialezekerheidsstelsel en een systeem van paritair overleg. De onderhandelaars van 1944 waren het eens over het fundamentele principe van sociale rechtvaardigheid, maar sociale rechtvaardigheid – zo zag men pragmatisch in – was ook afhankelijk van sociale vooruitgang, en sociale vooruitgang van economische groei.

Er was dus geen sprake van wat men iets later antikapitalistische structuurhervormingen zou gaan noemen, enkel van herverdeling, van een groter stuk van de koek voor de arbeiders en bedienden, maar dan wel van een koek die zelf ook steeds groter zou worden. Dat was althans de hoop binnen een infrastructuur die er niet zo goed voor stond in een land dat net uit de oorlog kwam.

Waren Van Acker, Fuss en de andere onderhandelaars visionaire politici zoals die vandaag niet meer bestaan? De rol van individuen die onder specifieke omstandigheden bepaalde inzichten krijgen en een momentum durven te gebruiken, moet soms niet onderschat worden.

Overheidsinstellingen, sociale wetgeving, financiële herverdeling, dat alles is uiteindelijk de vorm geweest waarin de sociale krachtsverhoudingen zich kristalliseerden. Maar de sociale geschiedenis leert ons telkens opnieuw dat grote sociale veranderingen de eerste impulsen krijgen vanuit de basis. Ook al klinkt dit anno 2024 misschien heel ouderwets: de beste bewaker van welvaart en democratie blijft de georganiseerde arbeidersbeweging.

Samenleving & Politiek, Jaargang 31, 2024, nr. 10 (december), pagina 62 tot 67

80 JAAR BESLUITWET (28 DECEMBER 1944)

Achiel Van Acker en de vooruitgang van de gewone mens
Jan Dumolyn
80 jaar Besluitwet: een kleine geschiedenis
Christian Deneve
Supernota De Wever is aanval op Sociaal Pact
Jean-Marie De Baene

Abonneer je op Samenleving & Politiek

abo
 

SAMPOL ONLINE

40€/jaar

  • Je leest het magazine online
  • Je hebt toegang tot het enorme archief
MEEST GEKOZEN

SAMPOL COMPLEET

50€/jaar

  • Je ontvangt het magazine in de bus
  • Je leest het magazine online
  • Je hebt toegang tot het enorme archief
 

SAMPOL STEUN

100€/jaar

  • Je ontvangt het magazine in de bus
  • Je leest het magazine online
  • Je hebt toegang tot het enorme archief
  • Je krijgt een SamPol draagtas*
 

SAMPOL SPONSOR

500€/jaar

  • Je ontvangt het magazine in de bus
  • Je leest het magazine online
  • Je hebt toegang tot het enorme archief
  • Je krijgt een SamPol draagtas*

Het magazine verschijnt 10 keer per jaar; niet in juli en augustus.
Proefnummer? Factuur? Contacteer ons via info@sampol.be of op 09 267 35 31.
Het abonnementsgeld gaat jaarlijks automatisch van je rekening. Het abonnement kan je op elk moment opzeggen. Lees de Algemene voorwaarden.

Je betaalt liever via overschrijving?

Abonneren kan ook uit het buitenland.

*Ontdek onze SamPol draagtas.