Sociale bescherming is een centraal thema voor vakbonden. Zowel het Internationaal Vakverbond (IVV), de Global Union Federations (GUF’s - de Europese en mondiale sectorale vakbondsfederaties), als de lokale vakbonden plaatsen dit thema bovenaan de agenda. Samen organiseren en verdedigen ze 2,9 miljard werknemers wereldwijd. Slechts 60% van die werknemers werkt in de formele economie. Dat betekent dat meer dan 1 miljard werknemers in de informele sector werken waar toegang tot basisrechten, een gegarandeerd minimumloon en sociale bescherming onbestaande zijn. Informeel werk moet daarom zoveel mogelijk geformaliseerd worden. Collectieve onderhandelingen zijn een cruciaal element in het afdwingen van arbeidsrechten.
GEEN NIEUW THEMA
Artikel 23 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens stelt: ‘Eenieder, die arbeid verricht, heeft recht op een rechtvaardige en gunstige beloning, welke hem en zijn gezin een menswaardig bestaan verzekert, welke beloning zo nodig met andere middelen van sociale bescherming zal worden aangevuld.’
Conventie 102 van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) uit 1952 legt een aantal minimumnormen vast: medische zorgen, ziekte-uitkeringen, werkloosheidsuitkeringen, pensioenen, uitkeringen in geval van arbeidsongevallen en beroepsziektes, familiale uitkeringen, moederschapsuitkeringen en uitkeringen voor nabestaanden. Sociale bescherming berust volgens de IAO op twee mechanismes: een verzekeringsmechanisme en een bijstandsmechanisme. Het verzekeringsmechanisme voorziet in een bijdrage van de rechthebbende waarvoor die in ruil een uitkering ontvangt. Het bijstandsmechanisme voorziet in een uitkering zonder directe financiële bijdrage van de rechthebbende. Het samenspel tussen de twee toont dat het sociale zekerheidsprincipe gebaseerd is op solidariteit tussen ouderen en jongeren, werkenden en werklozen, zieken en gezonden.
Bescherming tegen arbeidsongevallen en pensioenen wordt meestal eerst ingevoerd, terwijl werkloosheidsuitkeringen en maatregelen ter ondersteuning van gezinnen en kinderen het minste aandacht krijgen. Wereldwijd ontvangt slechts 12% van de werklozen een werkloosheidsvergoeding. De regionale verschillen zijn enorm: van 64% in West-Europa tot een schamele 7% in Azië en de Pacific, 5% in Latijns-Amerika en de Caraïben en minder dan 3% in Afrika en het Midden-Oosten. (ITUC, World Social Protection Report 2014/2015, June 2014; Executive Summary)
Maar sociale bescherming krijgt wel steeds meer de broodnodige internationale aandacht. In 2012 keurde de IAO Aanbeveling 202 goed met betrekking tot sociale bescherming. En op de 104de IAO-Conferentie in juni 2015 werd uitgebreid ingegaan op de vraag of er een nieuwe IAO-norm mogelijk is voor de non-standard forms of employment of precair werk (korte contracten, tijdelijk werk, onderaanneming en outsourcing, flexibele uurcontracten, enzovoort). Werknemers met een precair statuut hebben lagere lonen, minder toegang tot vorming en opleiding, en genieten minder van sociale bescherming. Ze hebben weinig mogelijkheden om door te groeien en zijn, omwille van hun statuut, minder vertegenwoordigd door vakbonden. Vaak is precair werk net een manier om collectieve onderhandelingen en vakbondslidmaatschap te ondermijnen. In bepaalde landen worden jobs in onderaanneming wettelijk zo geregeld dat lid worden van de vakbond onmogelijk wordt.
Een dergelijke driehoekwerkrelatie vormt een ernstig obstakel voor collectieve onderhandelingen: het bedrijf waar de werknemer werkt bepaalt de loon-en arbeidsvoorwaarden maar de onderaannemer of het intermediërend kantoor is de officiële werkgever en heeft geen controle over het werk.
STERKE VAKBONDEN NODIG
Voor vakbonden zijn de IAO-Conventies, de VN-principes inzake Ondernemingen en Mensenrechten en de OESO-richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen belangrijke instrumenten. Probleem is echter dat deze principes nog te vaak onderbenut, te vrijblijvend en te vrijwillig zijn voor bedrijven en op het terrein weinig afdwingbaar als het gaat over respect voor de mensenrechten. Implementatie, afdwingbaarheid en controle zijn essentieel. En daarvoor zijn sterke vakbonden nodig.
Het Internationaal Vakverbond (IVV) publiceerde op basis van erkende indicatoren in haar Global Rights Index 2015 een rangschikking van 141 landen waar werknemersrechten het best beschermd zijn, op wettelijke basis en in de praktijk. China, Colombia, Egypte, Guatemala, Pakistan, Qatar, Saoedi-Arabië, Swaziland, Verenigde Arabische Emiraten en Wit-Rusland zijn de 10 slechtste landen voor werknemers. Europa doet het als continent het best maar gaat erop achteruit. Onder druk van de besparingspolitiek worden arbeidsrelaties systematisch ondermijnd. Werkgevers en overheden gebruiken de economische crisis om sociale rechten en bescherming aan te vallen onder het mom van fiscale verantwoordelijkheid. In Griekenland en Roemenië zijn de systemen van collectieve onderhandelingen volledig ontmanteld. Sectoraal of nationaal overleg wordt vervangen door onderhandelingen op bedrijfsniveau.
De globale economie slaagt er onvoldoende in om jobzekerheid, leefbare werkomstandigheden en een eerlijk loon te garanderen. Het loonaandeel in de wereldeconomie daalt terwijl het aandeel kapitaal stijgt. Het gebrek aan sociale bescherming laat sporen na bij een hele generatie werknemers, zeker in tijden van crisis.
Mondiale vakbondsfederaties (Global Union Federations, GUF’s) nemen een belangrijke rol op in het verdedigen en afdwingen van arbeidsrechten wereldwijd. IndustriALL Global Union of de Building and Woodworkers International (BWI) groeperen sectorale vakbonden wereldwijd. Zo’n 600 vakbonden uit 140 landen zijn aangesloten bij IndustriALL Global Union. Die vertegenwoordigt 50 miljoen leden werkzaam in industriële sectoren zoals chemie, energie, metaal, papierindustrie, textiel en mijnen. BWI doet hetzelfde voor 326 vakbonden uit 130 landen en met 12 miljoen leden uit de bouw en aanverwante sectoren. Naast de mondiale federaties zijn er ook Europese sectorale federaties.
De GUF’s werken uiteraard nauw samen met de IAO. Ze zien vaak toe op de implementatie en concretisering van de Conventies. Een van de middelen hiertoe is het afsluiten van globale raamakkoorden (Global Framework Agreements, GFA’s). Door het afsluiten van zo’n raamakkoord engageren multinationals zich om de IAO-basisconventies overal en in al hun vestigingen na te leven. Het is vergelijkbaar met een mondiale collectieve arbeidsovereenkomst. Voor vakbonden is het essentieel dat ook toeleveranciers en onderaannemers van de multinational onder dit akkoord vallen.
Wereldwijd zijn er op dit moment ongeveer 100 GFA’s afgesloten. Het aantal multinationals is uiteraard vele malen hoger. Dat betekent dat veel multinationale ondernemingen (nog) niet bereid zijn om een akkoord te sluiten over erkende basisrechten. Dit hoeft ook niet te verwonderen gezien de helft van de werknemers wereldwijd wonen in landen die Conventie 87 betreffende de vakbondsvrijheid nog steeds niet geratificeerd hebben. Het gaat om onder andere Brazilië, China, India, Iran, Kenia, Marokko, Nieuw-Zeeland, Saoedi-Arabië, Thailand, Verenigde Staten en Vietnam. Bedrijven en overheden zijn dus beiden nalatig. Het is aan vakbonden, ngo’s en andere middenveldorganisaties om hiertegen te ageren.
Als een overheid de mensenrechten niet respecteert mag dit geen vrijgeleide zijn voor de bedrijven om mensen- en werknemersrechten aan hun laars te lappen en vice versa. In de praktijk gebeurt het echter vaak dat bedrijven en overheden de verantwoordelijkheid naar elkaar doorschuiven. Respect voor mensenrechten en verantwoordelijkheid is geen voluntair concept of optioneel. Ook niet als er gewerkt wordt via onderaanneming of uitbesteding. Er moet meer proactief opgetreden worden. Niet enkel vermijden dat mensenrechten geschonden worden. Voor werknemers betekent dit dat geen enkel bedrijf maatregelen neemt om hen te ontraden om zich aan te sluiten bij een vakbond of om collectieve onderhandelingen te ontlopen.
IndustriALL Global Union en UNI Global Union speelden een essentiële rol bij de totstandkoming en ondertekening van het Bangladesh Accord on Fire and Building Safety. Dat werd afgesloten op 25 mei 2013, kort na het instorten van het Rana Plaza complex in Bangladesh waarbij 1.138 werknemers het leven lieten. De Bengaalse overheid of de kledingbedrijven kenden de onveiligheid van de kledingfabrieken maar hadden niets gedaan. Het Bangladeshakkoord was het eerste wettelijk bindende akkoord met betrekking tot inspectie en verbetering van de veiligheidsomstandigheden van alle bedrijven die aan merken leveren aangesloten bij het Akkoord. Meer dan 200 merken ondertekenden ondertussen het akkoord. Het werk is zeker niet ten einde in Bangladesh. De uitdagingen blijven groot om minimumlonen en uitkeringen voor nabestaanden te garanderen.
WELKE ANTWOORDEN?
Als alternatief voor de contraproductieve mondiale besparingspolitiek pleitte het Wereldcongres van het Internationaal Vakverbond (IVV) in 2014 voor:
- progressieve belastinghervormingen;
- een einde stellen aan belastingparadijzen en ontduiking van de vennootschapsbelasting;
- langetermijninvesteringen in infrastructuur en sociale bescherming;
- financiële hervormingen, met inbegrip van een belasting op financiële transacties;
- de strijd aangaan tegen zwartwerk en corruptie.
Europese vakbonden ontwikkelen ondertussen andere actieplannen, onder andere tegen sociale dumping. Een van de voornaamste problemen met betrekking tot de sociale bescherming en de integratie van migrantenwerknemers houdt verband met de afdwinging van hun rechten. In deze context wordt de afwezigheid van doeltreffende arbeidsinspectiesystemen of passende mechanismen voor het afdwingen van hun rechten in verband gebracht met sociale dumping en uitbuiting van werknemers. Dit probleem wordt steeds groter nu de budgetten voor de inspectiediensten in vele EU-lidstaten worden teruggeschroefd.
Hoofdprioriteiten voor de Europese Federatie voor Bouw-en Houtarbeiders voor de komende jaren worden: de bescherming van het stakingsrecht en de vrijheid van vereniging, de veiligstelling van gelijke behandeling en non-discriminatie, bestrijding van sociale fraude en uitbuiting van werknemers, bevordering van investeringen die kwalitatief goede banen creëren en bestrijding van deregulering op vlak van veiligheid en gezondheid op het werk en de rechten van de werknemers.
Uit een grootschalige opiniepeiling van het Internationaal Vakverbond (IVV) blijkt dat de steun voor maatregelen tot sociale bescherming groot is en elk jaar groeit. Zo'n 87% van de ondervraagden is voor werkloosheidsuitkeringen. Steun voor zwangerschapsverlof krijgt de steun van 89%. Betaalbare toegang tot onderwijs en gezondheidszorg wordt door 95% gedragen. Het draagvlak is er, de wettelijke normen zijn er, de harde realiteit ook. De Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) luidt immers de alarmbel over de ongelijkheid. In de meeste landen bereikt de ongelijkheid onder de bevolking het hoogste niveau in dertig jaar. In de hele OESO verdient het rijkste 10% van de bevolking vandaag gemiddeld 9,6 keer zo veel als het armste 10%.
Koen Vanbrabandt
Europese en Internationale Dienst, de Algemene Centrale - ABVV
sociaal beleid - sociale bescherming - arbeidsrechten - vakbond
Samenleving & Politiek, Jaargang 22, 2015, nr. 8 (oktober), pagina 23 tot 26
SOCIALE BESCHERMING VOOR IEDEREEN
Abonneer je op Samenleving & Politiek
Het magazine verschijnt 10 keer per jaar; niet in juli en augustus.
Proefnummer? Factuur? Contacteer ons via
info@sampol.be
of op 09 267 35 31.
Het abonnementsgeld gaat jaarlijks automatisch van je rekening. Het abonnement kan je op elk moment opzeggen. Lees de
Algemene voorwaarden.
Je betaalt liever via overschrijving?
Abonneren kan ook uit het buitenland.
*Ontdek onze SamPol draagtas.