Vlaanderen verrechtst voor onze ogen en de linkse partijen zetten daar elk hun eigen, nogal smal, nicheprogramma tegenover. Zo zal het progressief alternatief er niet komen.
Linkse eenheid en frontvorming is niet alleen een kwestie van politieke vereenvoudiging of van krachtsverhoudingen. Het is bovenal een zaak van inhoud. De linkse partijen hebben vandaag elk apart geen afdoend politiek antwoord op de enorme maatschappelijke uitdagingen. Elk apart zullen ze het ook niet geformuleerd krijgen. Conservatief rechts heeft via een autoritaire, erg discriminatoire en meedogenloze insteek wel een plan. Rechts kan vanuit het systeem haar hervormingen doorvoeren. Links heeft breuklijnen nodig. Dat inzicht ontbreekt!
Er zijn drie grote systemische uitdagingen. Onze verhouding met de natuur en met ons menszijn herstellen, vooral tegenover de klimaatopwarming en de crisis in biodiversiteit, maar ook tegenover het geestelijke en lichamelijke onbehagen. De sociale ongelijkheid tegengaan, zowel op wereldvlak als in eigen land. Democratisch leren samenleven, met respect voor het multiculturele verschil. Dat alles vergt een grondig herdenken van het bestel en dus ook een goede transitieplanning.
Rechts heeft zijn project duidelijk voor ogen. Eco-scepticisme en vrije markt met prioriteiten in de kernenergie, industriële landbouw en productiviteitsgroei. Behoud van welvaart voor ‘eigen volk eerst’ en steeds strengere voorwaarden voor nieuwkomers en niet-productieven. Democratie en mensenrechten ondergeschikt aan rijkdom en groepsbelang. Minimale kerntaken voor een staat gericht op ordehandhaving en disciplinering. Kortom: een maatschappijmodel voor een deel van de bevolking en met vormen van apartheid. Dat beleid en die keuzen zullen worden verpakt in een algemeen bezuinigingsbeleid met sociale afbraak, gekoppeld aan een conservatieve gezinspolitiek en ten dienste van de concurrentiecapaciteit. En met Europa als excuus.
Het voordeel van het rechts-conservatieve kamp is dat het kan voortbouwen op de jarenlange sluipende verrechtsing binnen het systeem zelf.
Het voordeel van het rechts-conservatieve kamp is dat het kan voortbouwen op de jarenlange sluipende verrechtsing binnen het systeem zelf. Veertig jaar neoliberalisme dwong de mensen in een egocentrische ieder voor zich houding. De voortdurende zoektocht naar identiteit onderhoudt een verlengde adolescentie die de consumptiesamenleving goed uitkomt. Het sociaal weefsel ontrafelt en het politiek-mediatiek bedrijf staat op grote afstand van het middenveld. Margaret Thatchers ‘There is no such thing as society’ wordt uitgerold.
De zogenaamde centrumpartijen delen nu zelf de diagnose van rechts: een law & order beleid, langer en meer werken, ondersteunen van ondernemingsklimaat, afbouw openbare dienst tot kerntaken en dus versterken van leger, politie en justitie (met een mentale steun van Kamp Waes en Special Forces), strikt begrotingsbeleid en dus bezuinigen op sociale zekerheid en index, afremmen van de groene transitie. Dat is wat ons te wachten staat.
AL TE SECTAIR LINKS
De linkse partijen stellen daar elk een eigen, nogal smal, nicheprogramma tegenover.
Groen
Groen komt op voor de natuur, maar levert geen antwoord op maat van de klimaatuitdaging en ecosysteemcrisis die inderdaad levensbedreigend zijn. De gemaakte akkoorden en beleidsplannen blijven ontoereikend, toch heeft de partij geen eigen duidelijk transitieprogramma, geen stappenplan. Ze houdt het bij de klassieke maatregelenpolitiek. Dat komt omdat binnenskamers de verschillende diagnoses van ecorealisten, ecomodernisten, politieke ecologen en ecosocialisten niet zijn uitgeklaard.
Binnenskamers bij Groen zijn de verschillende diagnoses van ecorealisten, ecomodernisten, politieke ecologen en ecosocialisten niet uitgeklaard.
Groen is er ook niet in geslaagd de massabeweging van Youth for Climate om te zetten in een diepgeworteld maatschappelijk project, in een eigen middenveld. Lichtgroen was niet genoeg om die prachtige jeugdige energie te capteren. Vele jongeren zijn – terecht – erg teleurgesteld in de oudere generatie. In de veelal sectorale discussies – klimaat, landbouw, energie, natuurbeheer – delft de partij dikwijls het onderspit tegen de systeempartijen. En bovenal heeft ze geen sociaaleconomisch profiel. De groene stroming blijft zo een erg volatiel electoraal middenklasse project zonder perspectief voor de ‘verworpenen der aarde’.
Vooruit
De sociale agenda blijft eigendom van de socialisten. Vooruit legt, na haar sociaalliberale Derde Weg, opnieuw het accent op koopkracht en sociale zekerheid. Maar als een beleidspartij wil ze daartoe ten allen prijze in meerderheidscoalities geraken en daarin is, zeker in Vlaanderen, de rechterzijde hegemonisch. En dus wordt de sociale agenda ondergeschikt aan het model van de groei-economie en sterke staat. Zowel Connor Rousseau als Melissa Depraetere blijven in dat nogal opportunistisch raamwerk steken. De neoliberale Derde Weg is misschien verlaten, maar er wordt hoegenaamd niet aangeknoopt bij een kritische sociaaleconomische traditie. ‘We zijn het enige alternatief voor Vlaams Belang!’, zegt Vooruit. Maar alternatief voor wat? Voor coalitievorming met N-VA? Daartoe is dan wel een flinkse Vlaamse lijn uitgezet, bereid tot bezuinigen ook in de sociale zekerheid, tot verstrengd migratie- en asielbeleid, beantwoordend aan een corporatisme in de werkende klasse dicht bij ‘eigen mensen eerst’, bereid tot compromissen met de rechtse onderstroom. Dat levert misschien een Antwerpse coalitie op in Vlaanderen, maar zeker geen richtinggevend leiderschap voor een progressief alternatief. Ook hier ontbreekt een visie op het veranderen van de verhoudingen, op sociale vooruitgang, op structurele herschikking van het economisch beleid. Vooruit is een erg marktconforme partij gebleven, waarbij ‘echte sociaaldemocraten’ nu worden weggezet als ‘stamboeksocialisten’.
De koers van Vooruit levert misschien een Antwerpse coalitie op in Vlaanderen, maar zeker geen richtinggevend leiderschap voor een progressief alternatief.
Gestuurd door het heersende regime, waarin de particratie wordt gefinancierd via haar electoraat (en niet via de invloed in het middenveld), is Vooruit vooral een partij van mandatarissen, functionarissen, kabinetten, studiediensten en supporters. En minder van activisten en militanten. Die mandatarissen komen van vele kanten, van het Vlaams-nationalisme tot ‘met één been buiten de partij’. Van een echte beweging is nauwelijks sprake. Enige ideologische samenhang ontbreekt. Die ontwikkeling is in alle sociaaldemocratische partijen van Europa te zien. In die zin zit Vooruit ver van de ideologische vernieuwing – het ecosocialisme – die in PS wordt ontwikkeld. Paul Magnette staat links van de Vooruit-voorzitters en in Wallonië staat de politiek ook nog sterker onder invloed van het middenveld.
PVDA
Zeker, daar is de druk van PTB niet vreemd aan. Die heeft zich ontwikkeld in het zog van de crisis en de achteruitgang van de sociaaldemocratie binnen de arbeidersbeweging. PVDA voert een radicale strijd tegen de maatschappelijke ongelijkheid en beseft dat daarvoor structurele hervormingen nodig zijn. In die zin is ze de politieke uitdrukking van de grote sociale bewegingen die opkomen voor de index, de sociale zekerheid, het behoud van de tewerkstelling, de koopkracht. Het is de enige partij in het progressieve politieke veld die inzet op actieve en gevormde leden die, naast verkiezingen en beleid, ook deelnemen aan sociale bewegingen en acties.
PVDA heeft een actie- en eisenprogramma, maar geen visie op hoe dat om te zetten in maatschappelijke hervormingen en beleid.
Maar haar politieke strijd richt zich uitsluitend op de verandering van de sociale krachtsverhoudingen en op het winnen van invloed op de leiding van de arbeidersbeweging. PVDA heeft een actie- en eisenprogramma, maar geen visie op hoe dat om te zetten in maatschappelijke hervormingen en beleid. Zou ze een levende utopie willen zijn, dan heeft ze nog een vrij ondemocratische partijstructuur, een ondoorzichtig financieel beleid en een erg defensieve omgang met de geschiedenis tegen. En dat laatste leidt tot moeilijk houdbare stellingen in internationale kwesties. PVDA blijft een zweeppartij die haar groeiende invloed niet zal kunnen verzilveren zonder ook te werken aan een coalitie- en een transitieplanning. Die discussie zal de radicaal reformistische partij die ze is geworden niet kunnen ontlopen bij de volgende verkiezingen. Geloofwaardigheid hangt immers niet alleen af van de wenselijkheid van een programma, maar ook van de haalbaarheid van een beleid. En dat steunt in België hoe dan ook op coalities en compromissen.
WEDEROPBOUW EN AMBITIE IS NODIG
Een progressief alternatief vraagt de wederopbouw van verschillende nog ontbrekende elementen: een programma, een transitiebeleid, een meerschalige strategie en bovenal steun bij de bevolking. De ontwikkeling van een programma vereist het overstijgen van de tunnelvisies. Een grondige systeemanalyse waarin duidelijk wordt hoe de sociale kwestie en de klimaatuitdaging met elkaar zijn verbonden, hoe de mondiale ontwikkelingen de multiculturele samenleving voortbrengen, en hoe de democratie kan worden vernieuwd en versterkt. Een transversale analyse dus van een grondig veranderde samenleving. En dat kan geen enkele stroming alleen aan.
Een transversale analyse is nodig van de grondig veranderde samenleving. En dat kan geen enkele stroming alleen aan.
Vervolgens is een stappenplan nodig: over hoe en wanneer welke wijzigingen moeten worden doorgevoerd. Liefst in fasen en op een tijdlijn waarin de maatschappelijke draagkracht met de systemische uitdagingen wordt verbonden. Er is nood aan een meer radicaal project van sociale en economische structuurhervormingen afgestemd op die uitdagingen. Dat zal zeker een heroriëntering van economisch beleid, een inkomensherverdeling en dus een fiscale hervorming, een herziening van rol en organisatie van de staat, en een maatschappelijke mobilisatie vergen.
Gezien schaarste en tekorten, en gezien de meeste middelen nu in private handen zijn, zal de overheid moeten inzetten op de essentiële economie en basisvoorzieningen. Het is immers niet zo dat elke bedrijvigheid in een wereldwijde concurrentie zit. Het onderhoud en de reproductie van het dagelijks leven gebeurt erg lokaal. Inzetten op de basisbehoeften en die produceren in korte ketens en circulaire economie levert een ‘foundational economy’ op, die gemakkelijk deel kan worden van wijkwerking en lokaal beleid. Daarvoor kan steun worden gevonden bij de bevolking en civiele maatschappij in een vernieuwde vrijwilligerswerking, samenlevingsopbouw, gemeengoed en deeleconomie.
Te midden van de algehele vermarkting en een reglementen overheid in een erg geïndividualiseerde en geatomiseerde wereld moet opnieuw een solidair sociaal weefsel ontstaan, in staat om gezamenlijk een maatschappelijke verbouwing in te zetten. Want transitie is niet alleen maatregelen en wetten, het is vooral ook een mentale shift en anders gaan leven. Daarbij worden coöperaties en deeleconomie van groot belang. Men moet werken aan wijkgerichte netwerken. Men zou kunnen denken aan sociale Repair Cafés, aan zorgzame buurten. ‘Laten we ons massaal bemoeien met economie’, zegt Sarah De Boeck. Het is die beweging die een faciliterende overheid moet steunen. Dat is het alternatief voor ongedekte taxshifts en subsidies voor de markteconomie. Transversaal beleid. Een duidelijke transitieplanning. En dat dan weer op de aangepaste schaal: van lokaal, tot stadsgewestelijk, regionaal, landelijk en Europees.
PARTIJEN ZIJN DEEL VAN HET PROBLEEM
Het is zeker geen makkelijke opdracht. Het nu besturen en het nodige bereiken, liggen erg ver uiteen. De ritmes en de verhalen van het ecosysteem, van het bestuur en van de sociale strijd blijven erg verschillend en tegenstrijdig. Niet alleen is de samenleving grondig anders, ook het politiek personeel bestaat nu eerder uit functionarissen van de particratie dan uit leiders van de civiele maatschappij. De standpunten liggen ver uiteen maar ook de tijdsperspectieven, van korte tot lange termijn, zijn erg verschillend. De meeste partijen werken met zeer kortetermijnplannen en blijven dus noodgedwongen hangen in de rechtse hegemonie. Alleen PVDA heeft een middellange termijn voor ogen, zij het in de vorm van eisen zonder beleidsplanning. Er valt veel te verbinden vooraleer een systeemkritiek een geloofwaardig alternatief voortbrengt. Maar zolang de progressieve partijen denken het elk alleen te kunnen aanpakken blijft het bij een sectair opbod ter linkerzijde, maatregelen en voorstellen die telkens weer worden weggestemd en een achterban die verweesd achterblijft. Het ziet er niet naar uit dat er veel vernieuwing uit de politieke bureaucratie zal komen.
Zo blijft de facto de rechtse hegemonie in stand en houdt elke stroming haar beperkte kortetermijntactiek aan: de enen om op een groene agenda aan te dringen, de anderen om het bestel mee te besturen, een derde om de sociale strijd aan te wakkeren. Hoogst irritant daarbij is de voortdurende sectaire afwijzing van de progressieve partners. Een verschil met de inschikkelijkheid tegenover de rechtse coalitiepartners en het gedogen van de autoritaire verleiding. De partijen zijn aldus deel van het probleem.
Misschien moeten SamPol, Oikos, Lava, MO*, De Gids, Apache en DeWereldMorgen uit de eigen bubbel treden en samen de transversale intellectuele uitdaging opnemen?
Vooralsnog zijn er geen krachten buiten hen die hen onder druk zetten door zelf aan het alternatief te werken: transversaal, systemisch, gefaseerde transitieplanning en op de aangepaste schaal. Hart boven Hard heeft daar een tijdje aan gewerkt, maar te veel vanuit een wit blad en te weinig openlijk in gesprek met het politieke veld. Vakbonden en mutualiteiten missen een maatschappelijk project. Misschien moeten SamPol, Oikos, Lava, MO*, De Gids, of Apache, DeWereldMorgen en consoorten toch maar uit de eigen bubbel treden en eens samen de transversale intellectuele uitdaging opnemen om het over maatschappelijke vernieuwing te hebben. Een nieuwe Vooruitgroep? Wie maakt de inventaris van overeenkomsten en waarover gaan de meningsverschillen? Wat zijn nu de echte onverenigbaarheden in het progressieve kamp? Waarom slagen de partijen er zelfs niet in samen tot één voorstel voor de rijkentaks te komen? Of zijn er eerst nog herverkavelingen nodig op Europees of het lokale vlak? Of gebeurt het pas na een nieuwe Zwarte Zondag? Wie weet?
Zullen we intussen maar gedwee en zonder veel verwachtingen onze burgerplichten vervullen, en hier en daar een stem uitbrengen? We behoren immers nog net niet tot ‘de afgehaakten’.
Abonneer je op Samenleving & Politiek
Het magazine verschijnt 10 keer per jaar; niet in juli en augustus.
Proefnummer? Factuur? Contacteer ons via
info@sampol.be
of op 09 267 35 31.
Het abonnementsgeld gaat jaarlijks automatisch van je rekening. Het abonnement kan je op elk moment opzeggen. Lees de
Algemene voorwaarden.
Je betaalt liever via overschrijving?
Abonneren kan ook uit het buitenland.
*Ontdek onze SamPol draagtas.