Dat de N-VA een voortrekker is als het om staatshervorming gaat, is alom bekend. Ze heeft een uitgesproken separatistische agenda. Vlaamse onafhankelijkheid is haar einddoel. Haar sociaaleconomisch programma is heel wat minder bekend. Op zich is dit wat vreemd als je ziet hoeveel media-aandacht die partij krijgt, niet in het minst Bart De Wever. Wat heeft de N-VA voor ons op sociaaleconomisch vlak eigenlijk in petto? In wat volgt geven we een korte bloemlezing van het sociaaleconomisch programma van de N-VA. We baseren ons daarbij in de eerste plaats op teksten van de N-VA zelf, zoals de congresteksten en verkiezingsprogramma’s, maar ook op uitspraken van vooraanstaande N-VA’ers en beleidsdaden van N-VA-ministers.1
Zelden graven de media onder de oppervlakte en belichten ze het programma van deze nationalistische partij.Nochtans is het van groot belang om het sociaaleconomisch programma van de N-VA te kennen. Zowat alle Vlaamse partijen die aan de onderhandelingstafel zitten, hebben bij herhaling te kennen gegeven dat ze een nieuwe federale regering zonder de N-VA niet zien zitten. De schrik zit er dik in dat men de nationalistische partij nog wat groter zou kunnen maken wanneer ze geweerd wordt uit de formatie en zich in een slachtofferrol kan wentelen. De kans dat dit programma het federale regeringsbeleid mee zal kleuren, is dus bijzonder groot.
Tot dusver is het sociaaleconomisch programma tijdens de regeringsonderhandelingen nog weinig aan bod gekomen. Wat zeker is, is dat in het kader van het Europese stabiliteitspact, om in de eurozone te blijven, België zijn overheidstekorten sterk moet beperken. Dit zou een inspanning vergen van om en nabij 22 miljard euro tegen 2015. Bart De Wever liet in zijn rol als informateur alvast weten dat hij deze inspanning als volgt wou verdelen: 30% via nieuwe inkomsten en 70% via besparingen. Dit belooft alvast niet veel goeds voor de Sociale Zekerheid die met een budget van 65 miljard euro het grootste deel van de federale uitgaven voor haar rekening neemt.
En wees maar zeker dat N-VA en CD&V er alles zullen aan doen om die inspanning vooral op dat federale niveau te situeren. Kris Peeters liet al bij herhaling verstaan dat Vlaanderen al een begroting in evenwicht heeft bereikt en dus al genoeg inspanningen heeft gedaan. De piste in de nota Vande Lanotte waarbij de deelstaten bij overdracht van nieuwe bevoegdheden slechts een gedeelte van de bijhorende middelen zouden krijgen, werd dan ook meteen afgekraakt.
Met de dag wordt duidelijker dat N-VA een rechtsere coalitie op de been wil brengen. Het liefst met de liberalen en zonder Groen! en sp.a. Deze laatsten zijn er dan aan voor de moeite. Ze hebben hun nek moeten uitsteken als het op staatshervorming aankwam - waarbij ze de eigen grenzen steeds meer hebben verlegd - maar zijn een blok aan het been voor drastische besparingen en sociaaleconomische hervormingen die N-VA op het oog heeft.
Voor wie het programma van de N-VA kent zou dit geen verrassing mogen zijn.
MINDER LASTEN VOOR DE BEDRIJVEN, MEER FISCALE CONCURRENTIE
De N-VA laat er in haar programma geen twijfel over bestaan: de vennootschapsbelasting moet worden gesplitst. Dat een splitsing van de vennootschapsbelasting kan leiden tot fiscale concurrentie tussen de deelstaten is dan weer geen probleem: zowel Vlaanderen als Wallonië kunnen hiervan profiteren. De winstbelasting moet worden gesplitst om te verlagen. ‘Een verlaging van het nominale tarief is de topprioriteit om ons als investeringsland opnieuw aantrekkelijk te maken’, luidt het. De N-VA wil bovendien de notionele intrestaftrek (verlaging van de vennootschapsbelasting, ook bij aanwending van het eigen vermogen) behouden. De verlaging van de vennootschapsbelasting wil ze wel compenseren door de subsidies aan bedrijven te verminderen… (Verkiezingsprogramma 2010)
De realiteit is dat de reële winstbelasting in ons land nu al laag is. Thomas Leysen, topman van het VBO, pochte begin 2010 nog in een publicatie voor Japanse investeerders dat de vennootschapsbelasting in België één van de laagste ter wereld is. Uit cijfers van de liberale minister van Financiën Didier Reynders blijkt dat dit niet gelogen is. In 2008 bedroeg het werkelijk betaalde tarief slechts 13,6%. In 2006 stelde de Nationale Bank al vast dat mede door de notionele intrestaftrek, de vennootschapsbelasting voor de 26 grootste Belgische bedrijven slechts 1% bedraagt. Om deze tendens tegen te gaan is een grotere fiscale harmonisatie nodig binnen Europa. Nu al zetten de tarieven van de buurlanden de vennootschapsbelasting in België onder druk. Ook nog eens fiscale concurrentie in eigen land organiseren zal dat probleem alleen maar verergeren. Of dergelijke belastingvermindering in de praktijk zal worden gecompenseerd door minder subsidies aan bedrijven valt nog te bezien. Overigens steekt daar een ‘liberale’ agenda achter, want met algemene belastingverlagingen - type notionele intrestaftrek - kan je als overheid veel moeilijker voorwaarden of tegenprestaties opleggen dan met selectieve subsidies.
MEER FLEXIBELE ARBEIDSVOORWAARDEN
N-VA wil meer flexibiliteit op bedrijfsniveau door een veralgemeende berekening van de arbeidsduur op jaarbasis. Er komt een tijdspaarrekening waarbij de werknemer overuren kan opsparen die hij later kan omzetten in vrije tijd. De loonvorming moet beter aansluiten bij de toegevoegde waarde van werknemers: het maandelijks basisloon kan worden aangevuld met een prestatieloon in functie van de prestaties van de werknemer, de bedrijfsresultaten en de flexibiliteit buiten de afgesproken werkuren. Volgens N-VA is er te weinig arbeidsmobiliteit, mede als gevolg van de opzegtermijnen die sterk bepaald worden door anciënniteit. De omvorming van de statuten van arbeider en bediende tot een algemeen werknemerstatuut moet geleidelijk gebeuren over een periode van drie jaar. Het brugpensioen en andere stelsels van vroegtijdige uittreding worden afgebouwd en moeten uiteindelijk uitdoven. (Verkiezingsprogramma 2010)
Het is maar de vraag wie er baat heeft bij de flexibiliteit die de N-VA voorstaat. In plaats van een recht op tijdskrediet zou je voortaan zelf je kredieturen moeten opsparen via het presteren van overuren. Voeg daar een grotere arbeidstijdflexibiliteit aan toe op maat van het bedrijf (pieken en dalen) via het berekenen van de arbeidsduur op jaarbasis en je kan raden of de combinatie met het privé- en gezinsleven er zal op vooruit gaan.
Een prestatieloon is fundamenteel oneerlijk en inefficiënt om meerdere redenen. Het maakt het loon afhankelijk van de bedrijfsresultaten: als het bedrijf slecht presteert, krijg je minder loon, wat erg demotiverend werkt. Het maakt van je collega’s concurrenten, wat leidt tot een slechte werksfeer. Dat de N-VA de statuten van arbeiders en bedienden wil harmoniseren, klinkt dan weer goed. Maar als je leest dat de opzegtermijnen, gebaseerd op anciënniteit, te lang zijn, kan je voorstellen in welke richting die harmonisering dreigt te gaan. En het schrappen van brugpensioenen komt erop neer dat oudere werknemers aan het einde van hun loopbaan zullen terugvallen op een gewone werkloosheidsuitkering, ook al hebben ze een lange carrière achter de rug of zware arbeid verricht… Sociaal is anders.
WERKZOEKENDEN HARDER AANPAKKEN
De N-VA wil naar eigen zeggen werk maken van een beter evenwicht tussen rechten en plichten van werkzoekenden: via het versterken van het recht op een nieuwe start op de arbeidsmarkt door een sterkere begeleiding en door een garantie op een tijdelijke werkervaring voor langdurig werklozen; via hogere uitkeringen die in de tijd beperkt zijn. (Verkiezingsprogramma 2010)
Bart De Wever liet er in een interview in De Standaard van 25 september 2010 geen twijfel over bestaan: ‘Als ik via een regionalisering van het arbeidsmarktbeleid de wachtuitkeringen kan afschaffen of de werkloosheidsuitkeringen degressief kan maken, dan kan ik iets verdedigen.’
De N-VA-retoriek gaat voorbij aan het feit dat een activeringsbeleid reeds jaren realiteit is in Vlaanderen. Al in 2004 werd een sluitende begeleidingsaanpak van werkzoekenden ingevoerd. Dit leidde tot meer begeleidingen en meer uitstroom naar werk, maar ook tot meer transmissies van de VDAB naar de RVA van dossiers van werkzoekenden die onvoldoende zouden meewerken (van 7.000 in 2003 naar 33.000 in 2009) en tot meer RVA-sancties (van 7.458 in 2007 naar 14.415 in 2009). Maar de N-VA wil verder gaan: ze wil de duurtijd van uitkeringen hoe dan ook beperken, los van de inspanning van de werkzoekenden. Het voorstel om de schamele wachtuitkeringen af te schaffen die men als schoolverlater al naargelang de leeftijd pas ontvangt na 155 tot 310 dagen ‘wachttijd’, terwijl men op dat ogenblik al een intensieve VDAB-begeleiding moet volgen, is daar het mooiste bewijs van. Bij de discussie over een volgende staatshervorming wordt door velen gepleit voor een responsabilisering van de Gewesten in het kader van het arbeidsmarktbeleid. Regio’s die mooie resultaten kunnen voorleggen, moeten daarvoor beloond worden met een financiële bonus. Dat niet iedereen hiermee tewerkstellingsresultaten bedoelt, bewijst volgende uitspraak van Vlaams N-VA-minister van Werk Muyters in job@ van 5 februari: ‘Stel dat we een eigen sanctioneringsbeleid kunnen voeren, dan moeten de opbrengsten daarvan ook aan Vlaanderen ten goede komen. Je moet verantwoordelijk zijn voor wat je doet.’
Het beleid van minister Muyters staat bovendien in schril contrast met de geciteerde beloften uit het verkiezingsprogramma: ondanks de crisis en ondanks de forse stijging van het aantal werkzoekenden moet de VDAB bijna 10% besparen. Ook de tewerkstellingspremie voor personen met een arbeidshandicap wordt verlaagd. Van een garantie op werkervaring voor langdurig werklozen komt al helemaal niets in huis: het bestaande systeem (WEP+) heeft zelfs te kampen met een onderfinanciering. Over activering van werkgevers om meer stageplaatsen te voorzien, om het recht op opleiding waar te maken of om discriminatie bij aanwerving actief te bestrijden, zal men vergeefs moeten zoeken in de beleidsinitiatieven van de N-VA-minister.
DE SOCIALE ZEKERHEID: EEN DUBBELE SPLITSING
De N-VA wil de federale sociale zekerheid niet alleen overdragen aan de gemeenschappen, het wil ook binnen die sociale zekerheid een splitsing tussen een algemene volksverzekering en een verzekering voor arbeidsgebonden risico’s. De volksverzekering (onder meer gezondheidszorg en kinderbijslag) is voor iedereen gelijk en wordt voortaan niet meer gefinancierd uit sociale bijdragen van werkgevers en werknemers, maar uit een inkomstenbelasting en vanuit algemene middelen. De verzekering tegen arbeidsgebonden risico’s of inkomensvervangende regelingen (onder meer werkloosheidsuitkeringen en pensioenen) worden opgevat als een verzekering per arbeidssector en de financiering berust verder op sociale bijdragen. Er moet wel een sterkere band ontstaan tussen de bijdragen die men betaalt en de uitkeringen die men ontvangt. (Verkiezingsprogramma 2010)
We kunnen in dit kort bestek geen grondige analyse maken van de SZ-voorstellen van de N-VA. We zouden er dan zeker ook het boek van Danny Pieters Onze sociale zekerheid, anders en beter moeten bijhalen, want het N-VA-programma rond socialezekerheidskwesties is direct geïnspireerd door dit boek van de huidige N-VA-Senaatvoorzitter en professor sociaal recht aan de KUL. Wat wel direct opvalt in de verkiezingsvoorstellen is dat de omzetting naar een volksverzekering gepaard gaat met een robuuste lastenverschuiving ten voordele van de bedrijven en ten laste van de gemeenschap. Indien de financiering van de gezinsbijslag en de gezondheidszorg volledig uit de loonkost zou worden gelicht, dan betekent dit een verlaging van de werkgeversbijdrage met bijna 40% of een meerkost voor de gemeenschap van meer dan 30 miljard. Tweede markante vaststelling: een sociale uitkering moet veel meer in verhouding staan tot de betaalde bijdragen. Voor het pensioen van veel werknemers dreigt dit onaangename gevolgen te hebben. Volgens het N-VA-programma moeten de wettelijke pensioenen meer in verhouding staan tot de jaren waarin men bijgedragen heeft, wat als gevolg heeft dat de ‘gelijkgestelde periodes’ op de helling komen te staan. M.a.w. periodes waarin men niet kon werken omwille van werkloosheid of ziekte en die nu op solidaire wijze worden gedragen door de SZ, zouden niet langer meegenomen worden als gewerkte jaren.
EEN PATRONALE AGENDA
Wie de voorstellen van N-VA aandachtig bekijkt, kan maar één conclusie trekken: dit is een patronale agenda. En dan hebben we het nog niet gehad over de visie van N-VA over de vakbonden. N-VA stelt voor om de vakbonden rechtspersoonlijkheid op te leggen (Congrestekst 2003), zodat ze bij acties kwetsbaarder worden voor rechtsvervolging. Ze stelt eveneens voor om aan vakbonden en mutualiteiten geen taken van algemeen belang toe te kennen, zoals het uitbetalen van werkloosheidsvergoedingen respectievelijk ziektevergoedingen (Congrestekst 2002). Daarbij vergetend dat dit historisch zo gegroeid is uit de onderlinge bijstandskassen die de eerste vakbonden hebben opgericht. Dat werkgeversorganisaties evenzeer taken van algemeen belang verrichten met overheidssubsidies - zoals het begeleiden van ondernemingen via hun ondernemingsloketten - is voor N-VA kennelijk geen probleem. Nochtans noemt ze zichzelf ‘het syndicaat van het algemeen Vlaams Belang: sociale, economische en ecologische vraagstukken worden beantwoord vanuit het gemeenschapsbelang, zonder vernauwende ‘linkse’ of ‘rechtse’ ideologische oogkleppen’. (Beginselverklaring)
Toen Bart De Wever zich op 12 augustus tijdens de regeringsonderhandelingen liet ontvallen ‘Voka is mijn echte baas’, dan was dit geen uitschuiver. De N-VA gaat geregeld brain shoppen bij de vrienden van de Vlaamse werkgeversorganisatie. Voka-VEV en N-VA hebben dezelfde roots (het VEV werd opgericht in 1926 als ondernemersvleugel binnen de Vlaamse beweging) en hebben een gemeenschappelijk programma. De Tijd (19-06-2010) noemde het economisch programma van de N-VA ronduit ‘op veel punten een doorslagje van de rapporten van Voka’.
Uiteindelijk is dat wat zowel Voka als de N-VA met een staatshervorming beogen: eindelijk verlost te zijn van dat socialistisch Wallonië, zodat Vlaanderen complexloos een rechtser sociaaleconomisch beleid kan voeren, op maat van de werkgevers. Zoals Johan Sauwens in De Standaard van 18 januari schreef: ‘Wij hebben eigenlijk niets tegen de Walen, maar wel tegen een intussen voorbijgestreefd socialistisch model, dat een modern beleid onmogelijk maakt.’
Het klopt: N-VA is niet de enige partij met een patronale agenda. Ook Lijst Dedecker en Vlaams Belang hebben dat. En uiteraard ook Open Vld of de MR. Maar dat is bekend, terwijl dat voor de N-VA veel minder het geval is. Wie pleit voor een Vlaams front bij de regeringsonderhandelingen, doet er daarom goed aan om het programma van de andere ‘frontsoldaten’ eens goed te lezen.
Jean-Marie De Baene
Redactielid Samenleving en politiek, hoofd studiedienst Vlaams ABVV
Noot
1/ Deze bijdrage is gebaseerd op de gelijknamige brochure van het Vlaams ABVV (zie: www.vlaamsabvv.be).
staatshervorming - N-VA - sociale zekerheid
Samenleving & Politiek, Jaargang 18, 2011, nr. 3 (maart), pagina 4 tot 9
SAMPOL-REDACTIELEDEN OVER DE STAATSHERVORMING
Abonneer je op Samenleving & Politiek
Het magazine verschijnt 10 keer per jaar; niet in juli en augustus.
Proefnummer? Factuur? Contacteer ons via
info@sampol.be
of op 09 267 35 31.
Het abonnementsgeld gaat jaarlijks automatisch van je rekening. Het abonnement kan je op elk moment opzeggen. Lees de
Algemene voorwaarden.
Je betaalt liever via overschrijving?
Abonneren kan ook uit het buitenland.
*Ontdek onze SamPol draagtas.