De 'tanker' onderwijs werd in de coronacrisis niet stuurloos maar net zeer wendbaar. De flexibiliteit van ons onderwijs van de voorbije schooljaren hoop ik de volgende jaren structureel verankerd te zien.
Ik ken weinig mensen die er geen mening over hebben: ons onderwijs. Er wordt al wel eens naar verwezen als een tanker; iets wat moeilijk een andere richting uit te sturen valt. Daar was ik het voor corona waarschijnlijk mee eens, vandaag vind ik dat een te makkelijke uitspraak. Het contradictorische van een crisis in de grootorde die we hebben meegemaakt, is dat we ongelofelijk pijnlijke maar ook ongelofelijk schone zaken hebben gezien. Onderwijs is daar een voorbeeld van. Corona liet ons enerzijds zien hoe onvoorbereid we waren op bijvoorbeeld digitaal vlak, en hoe snel we jongeren kunnen 'verliezen' zonder dat aanklampend schoolse netwerk. Anderzijds zagen we dan weer hoe snel we digitaal kunnen inhalen als het moet, en hoe directies, leerkrachten maar ook bijvoorbeeld jeugdorganisaties en andere ondersteunende partners er alles aan hebben gedaan om die gasten (opnieuw) bij hen te krijgen én te houden. Die 'tanker' werd in deze crisis niet stuurloos maar net zeer wendbaar. Een wendbaarheid die ik in ons onderwijs – toegegeven – soms miste, want het is een wendbaarheid die broodnodig is om de problemen die zich stellen aan te pakken.
Er werd mij gevraagd terug te blikken op corona, maar vooral te focussen op wat komt. Er zijn dan ook duizend en een invalshoeken waarover ik het zou kunnen hebben, maar beperk me tot volgende drie: over onze jongeren die we uiteindelijk verplichten gebruik te maken van ons onderwijsaanbod, over onze leerkrachten van wie we verwachten dat ze 'de lat' hoog houden, en over politici met veel en diverse meningen over ons onderwijs.
DE ROL VAN JONGEREN
Maar ik begin graag met de doelstelling; de kapstok waaraan ik mijn gedachten wil ophangen. De doelstelling van ons onderwijs zoals ik ze zie, is de volgende: het beste uit onze kinderen en jongeren halen en ze naar hun vermogen perspectief en toekomst bieden. Als dat het doel is, dan staat alles om dat doel te kunnen verwezenlijken in functie van dat doel. De logische vervolgvraag is dan: kunnen we met de hand op hart zeggen dat we dat vandaag doen? Ik denk dat het antwoord negatief is.
Ik ben zelf – en dat had ik misschien beter in het begin geschreven – niet de grote onderwijsspecialiste, noch onderwijsideoloog. Ik ben een voormalige politiecommissaris die intussen vier jaar geleden de politiek instapte en schepen van Onderwijs en Jeugd werd in de grootste (en schoonste) stad van Vlaanderen: Antwerpen. Tot dan was mijn voornaamste link met onderwijs dat ik – zoals jullie allemaal – zelf heel wat tijd op de schoolbanken heb doorgebracht en 14 jaar terug ook mama ben geworden van een zoon die schoolloopt. Maar sinds drie jaar ben ik schepen van Onderwijs, heb ik mij op mijn kabinet met onderwijsexperts en ervaringsdeskundigen omringd, en – misschien wel het belangrijkst van allemaal – ben ik het veld op gegaan. Voor corona uitbrak, ben ik in grote getale scholen gaan bezoeken, met jongeren, leerkrachten en directies in gesprek gegaan, en ben ik zelf een aantal uren voor de klas gaan staan. Maar ik sprak en spreek ook vaak met mensen buiten het onderwijsveld over onderwijs. Wat mij daarin opvalt, is hoe weinig het over die leerling zelf gaat; over wat die leerling zelf wil; over waar die nood aan heeft. Als het al over de leerlingen gaat, dan wordt dat vaak gereduceerd tot 'kwaliteit': over wat ze niet meer kunnen, over wat ze niet meer doen, over één of andere lat waar ze over moeten springen. Het negativisme wordt zo een self fulfilling prophecy.
We moeten opnieuw anders naar onze jongeren beginnen kijken en ze in hun leefwereld zien. In tegenstelling tot het cliché dat al generaties meegaat onder 'de jeugd van tegenwoordig' zijn jongeren niet plots dom geworden in de voorbije jaren. Ze leven wel in een andere tijd, waarin ze meer en sneller dan ons onderhevig zijn aan veranderingen op maatschappelijk én technologisch vlak. Hoe hun brein werkt en hoe ze informatie verwerven, gebeurt al lang niet meer zoals 20 jaar geleden. Ze gebruiken geen encyclopedieën meer, maar hun smartphone; ze schrijven geen brieven meer maar staan via WhatsApp, Instagram en TikTok in contact met de wereld. Ik kijk met ongelofelijke bewondering hoe ze zich daaraan geven, hoe snel ze leren en hoe flexibel ze zijn.
Ik kijk met ongelofelijke bewondering hoe snel jongeren leren en hoe flexibel ze zijn.
Zou het kunnen dat het 'ons onderwijssysteem' is dat niet kan volgen; dat het ons systeem is dat zich onvoldoende 'geeft' aan die veranderingen omdat ze te weinig flexibel en wendbaar is? Zou het kunnen dat wij nog te veel vertrekken vanuit ons eigen referentiekader van toen we zelf op de schoolbanken zaten, in plaats van te vertrekken vanuit het referentiekader van de jongeren zelf? Nochtans kan ons onderwijs zeer flexibel zijn én de leerlingen daarin centraal zetten. Dat is net wat het onderwijs zélf ons heeft laten zien tijdens de pandemie. Dan denk ik bijvoorbeeld aan het omgekeerd afstandsonderwijs waarbij we in Antwerpen kinderen en leerlingen toch naar school lieten komen, én het de leerkracht was die van thuis uit zijn of haar lessen gaf. Het werd technologisch en organisatorisch op poten gezet en de leerlingen stonden centraal: want het was op dat moment belangrijk voor de leerlingen om opnieuw samen in de klas te zitten. Het is wat ik als schepen ongelofelijk belangrijk vind en na corona ook zal blijven doen: die jongere en leerling centraal zetten. Zo betrekken we ze bijvoorbeeld bij de acties die we ondernemen rond onze aanpak van de ongekwalificeerde uitstroom, ons Antwerps Area Up verhaal. Want wie beter dan zijzelf weten waar het misloopt, waarom het misloopt en wat mogelijke oplossingen zouden zijn om het niet meer te laten mislopen?
DE ROL VAN LEERKRACHTEN
Mijn tweede gedachte gaat over de leerkrachten: zij van wie we elke dag opnieuw verwachten dat ze voor de klas gaan staan en van wie we verwachten dat ze (jong)volwassenen vormen die op hun 18 klaar zijn om op eigen benen te staan. Zijn onze verwachtingen hoog? Ja, maar daar heb ik eigenlijk geen probleem mee. Meer zelfs: we mogen nog meer van onze leerkrachten verwachten. Maar het moeten wel de juiste verwachtingen zijn, en ik denk dat daar het schoentje wringt. En dan heb ik het over verwachtingen tweeërlei: over onze verwachtingen van leraren, maar ook de verwachtingen van leraren wanneer ze in een school aan de slag gaan. Wat we verwachten van leraren is niet meer duidelijk omdat we het als samenleving niet meer eens lijken te zijn over wat die verwachting is.
Voor de een zijn het bijna exclusief cognitieve diplomamachines, voor de andere speelscholen. Hoe saai het ook klinkt, maar volgens mij ligt het antwoord daar tussenin. Scholen zijn al lang geen exclusief cognitieve leeromgevingen meer; leerlingen ontwikkelen er ook andere essentiële competenties. Momenteel wordt het debat te verkrampt en te eng gevoerd: leren versus spelen, kennis versus welzijn. Als we zelf niet op één lijn geraken over de verwachtingen, wat verwachten we dan van onze leraren? Nochtans is er ongelofelijk veel engagement bij hen. Een eerste coronavoorbeeld waar ik meteen aan denk zijn de leerkrachten die op het moment dat kinderen voltijds in lockdown moesten, letterlijk de fiets opsprongen om hun leerlingen één voor één te bezoeken. Ze hadden voor elk van hen opdrachten mee zodat ze thuis op een creatieve én leerrijke manier hun leertraject konden verderzetten. Een tweede voorbeeld is op het moment dat we voelden dat we leerlingen door afstandsonderwijs begonnen te verliezen, er een ongelofelijke samenwerking was tussen CLB's, leerkrachten, directies, sociale diensten én jeugdwerkers. Iedereen trok aan hetzelfde zeel. Het zegt iets over ons onderwijspersoneel en hun sociaal engagement: het is groot. Maar ze hebben hun imago tegen en we hebben er tekort. Hoe dat probleem kan worden opgelost, blijft de vraag van één miljoen. Wat ik wel denk te weten, is dat de onophoudelijke discussie over de visie op leren en het feit dat deze steeds top-down gevoerd wordt, een van de verklaringen is. De mensen die het uiteindelijk in de praktijk moeten uitvoeren, voelen zich niet gehoord en hollen bovendien continu achter de feiten aan. Doodvermoeiend, lijkt me dat.
De onophoudelijke discussie over de visie op leren wordt steeds top-down gevoerd.
Daarnaast vrees ik ook dat leerkrachten onvoldoende zijn opgeleid voor de realiteit die zich in de klassen voordoet. Daarbij is de grootstedelijke context van een Antwerpen iets helemaal anders dan pakweg het West-Vlaamse Gullegem. Mij lijkt het een illusie dat een zoveelste affichecampagne dit probleem kan oplossen. De belangrijkste rol is waarschijnlijk weggelegd voor onze leraren zelf: zij zijn de beste ambassadeurs voor het beroep.
DE ROL VAN POLITICI
En dan kom ik tot de laatste gedachte die ik graag wil delen: over de rol van politici. Meteen ook de groep van mensen waar ik zelf toe behoor. Naar mijn aanvoelen is daar één groot struikelblok: de partijpolitiek. In onderwijsdebatten en in de media gaat het over veel, maar zeer beperkt over de rol van politici. Het gaat over de kwaliteit die achteruit zou gaan, leerkrachten die te veel vakantie hebben, of koepels die te hardnekkig op hun strepen staan en we dan maar beter afschaffen. En toegegeven: in het begin was ik ook geneigd om daarin mee te gaan, maar dan maak ik er mezelf wel heel makkelijk vanaf. Want er is maar één echte eindverantwoordelijke in dit verhaal: politici. Wij worden geacht om richting te geven, bij te sturen wanneer nodig en samen te werken. Dat wil ook zeggen dat we ons niet telkens opnieuw mogen laten opjagen door een internationale studie die zegt dat de kwaliteit er zienderogen op achteruit gaat, want vaak nog sneller dan de studie is verschenen, hebben we onze mening al klaar. Dat doet ons onderwijs geen goed. Dat wil ook zeggen dat we scholen hun rol moeten laten spelen: zij hebben het recht om er te zijn en hun eigenheid te hebben. Je kan uiteraard over alles de strijd aangaan; of we kunnen, los van de duurtijd van een legislatuur en nakende verkiezingen, durven samenwerken en soms moeten toegeven aan elkaar: you win some, you lose some. Als corona trouwens iets heeft aangetoond dan is het dat we, bijvoorbeeld hier in Antwerpen, finaal altijd op eenzelfde lijn zijn geraakt. Als dat kan tijdens één van de grootste crisissen die ons land heeft gekend, ben ik positief over de toekomst.
En we moeten ons als politicus niet willen verstoppen wanneer het moeilijk gaat. Er is in Antwerpen een plaatstekort in ons (buitengewoon) onderwijs en het is bijvoorbeeld duidelijk dat we dat niet opgelost krijgen tegen 1 september. Vanuit de stad nemen we extra maatregelen, maar we botsen op onze grenzen en de maatregelen zijn niet voldoende om elk kind een plaats te geven. Dat is geen makkelijke boodschap, maar wel de meest transparante en eerlijke boodschap naar ouders toe. Ik weiger ook om daar een politiek steekspel van te maken met bijvoorbeeld de Vlaamse minister van Onderwijs. Hij weet dat ik het niet altijd eens ben met zijn beleid en manier van communiceren, maar dat staat een constructieve samenwerking niet in de weg. De minister doet veel, maar onvoldoende. Dat weet hij zelf ook en ik zal hem daar blijvend aan herinneren; dat is ook mijn taak. Maar ik doe dat in de eerste plaats aan tafel, zelden in de media. Leerlingen en ouders hebben weinig aan Ben Weyts en Jinnih Beels die het op Twitter oneens zijn met elkaar; leerlingen en ouders kijken naar Ben Weyts en Jinnih Beels voor oplossingen.
Leerlingen en ouders hebben weinig aan Ben Weyts en Jinnih Beels die het op Twitter oneens zijn met elkaar.
Zeker in een domein die niet 'het mijne' is, heb ik nooit de pretentie gehad over iemand te spreken, maar vooral mét mensen. Niet alleen binnen mijn bevoegdheid Onderwijs, maar ook Jeugd. De flexibiliteit van ons onderwijs die we de voorbije schooljaren hebben gezien, hoop ik de volgende jaren structureel verankerd te zien. Ik ben realistisch genoeg om te begrijpen hoe moeilijk dat wordt, maar nu weten we ten minste dat het kan.
ELKE JONGERE HEEFT TALENT
En dan keer ik om af te sluiten graag terug naar waarmee ik ben gestart, de doelstelling: namelijk het beste uit onze kinderen en jongeren halen en ze naar hun vermogen perspectief en toekomst bieden. Daar gaat het volgens mij over en moet de basis zijn van elk debat: als we het hebben over ongekwalificeerde uitstroom, dan is de vraag wat die kinderen en jongeren nodig hebben om gekwalificeerd uit te stromen. Als we het hebben over verwachtingen naar en van leerkrachten, dan gaat het eigenlijk over het perspectief en de toekomst die we onze kinderen en jongeren willen bieden. En als we het hebben over beleidsmakers en politici, dan moet het wat minder gaan over meningen en ideologieën dan wel over de noden van onze kinderen en jongeren.
Die noden kunnen en zullen bovendien verschillend zijn. Niet elke jongere heeft dezelfde talenten en ambities – en maar goed ook. Maar dát ieder van hen talenten heeft, staat buiten kijf. Het is aan ons om die talenten samen met hen te ontdekken en hen een weg te wijzen om daarin te floreren, een weg die voor hen werkt. 'No human is limited', wist Eliud Kipchoge. Het wordt tijd dat we onze jeugd daar ook van overtuigen en hen daarin (op)leiden. Jongeren, wat kunnen wij voor júllie doen?
Samenleving & Politiek, Jaargang 28, 2021, nr. 7 (september), pagina 6 tot 10
ONDERWIJS
Abonneer je op Samenleving & Politiek
Het magazine verschijnt 10 keer per jaar; niet in juli en augustus.
Proefnummer? Factuur? Contacteer ons via
info@sampol.be
of op 09 267 35 31.
Het abonnementsgeld gaat jaarlijks automatisch van je rekening. Het abonnement kan je op elk moment opzeggen. Lees de
Algemene voorwaarden.
Je betaalt liever via overschrijving?
Abonneren kan ook uit het buitenland.
*Ontdek onze SamPol draagtas.