Abonneer Log in

Disciplineren is maar een halve oplossing

Samenleving & Politiek, Jaargang 31, 2024, nr. 9 (november), pagina 65 tot 72

Met de nieuwe Vlaamse regering slaat de slinger nog meer door in de richting van een activeringsbeleid van financiële sancties en plichten. Nochtans is er meer nood aan integrale dienstverlening dan aan financiële prikkels. Een pleidooi voor beleid dat begeleiding op menselijke maat mogelijk maakt.

© ID/Lieven Van Assche

Activering is een oud idee, maar tegelijk ook zeer actueel. Eens te meer ligt het ter tafel bij de vorming van de nieuwe Vlaamse en federale regeringen. De politieke teneur van het activeringsbeleid is vooral gericht op financiële instrumenten, en op rechten en plichten van werkzoekenden en inactieven. Toch roepen de arbeidskrapte en de transities op de arbeidsmarkt bredere vragen op over het te volgen pad van activering. Met financiële incentives, sancties en plichten alleen lost men het niet op.1

STERK GEWIJZIGDE ARBEIDSMARKT

Werkloosheid bestrijden door arbeidsparticipatie te bevorderen, vormt het hart van het activeringsbeleid. De lijst van redenen om bezorgd te zijn over werkloosheid is indrukwekkend, economisch en menselijk. Werknemers kunnen hun vaardigheden niet meer beoefenen, menselijk kapitaal gaat verloren. Werkloos zijn gaat gepaard met mentale stress, en verlies van eigenwaarde. Werkloos blijven, is niet goed voor de gezondheid: zo verhoogt het de kans op hartaanvallen op latere leeftijd, zelfs de levensverwachting vermindert. In het bijzonder langdurig werklozen zijn in het nadeel bij het vinden van werk. In 1991 constateerde Oxford-econoom Richard Layard (als één van de verklaringen voor de persistentie van werkloosheid): “Langdurig werklozen hebben grotendeels de hoop opgegeven”. Het moreel van mensen daalt naarmate de duur van de werkloosheid toeneemt. Ook bij werkenden. De angst om in de toekomst werkloos te worden, verlaagt iemands subjectieve welzijn. Zeker ook bij jongeren veroorzaakt een periode van langdurige werkloosheid blijvende littekens.

Maar was de werkloosheid niet gedaald naar een historisch laag punt: minder dan 300.000 uitkeringsgerechtigden in heel België? Inmiddels weten we: er is een nog grotere onbenutte arbeidsreserve bij de niet-beroepsactieven. Het gaat om enkele honderdduizenden (over het precieze cijfer kan worden gedebatteerd, dat is voer voor experten) en dat in combinatie met een bijzonder nijpende, structurele arbeidskrapte. Het is die spanning die het activeringsbeleid naar zijn grenzen opduwt.

In de sterk wijzigende context van de arbeidsmarkt, stel ik mij drie vragen. Waarom is activering al die tijd het fundament gebleven van sociaal beleid? Waarom is een beleid van financiële sancties en plichten maar een halve oplossing? En, tot slot, waarom blijft het nodig om zich zorgen te maken over kwetsbare groepen?

WAAROM IS ACTIVERING AL DIE TIJD HET FUNDAMENT GEBLEVEN VAN SOCIAAL BELEID?

Activering is al ruim 35 jaar één van de belangrijke beleidsantwoorden om werkloosheid te bestrijden of te voorkomen. Al die tijd is het een krachtig idee voor beleid gebleven, robuust tegen de tijd. Het begon met de werkzoekenden met een uitkering, vrij ingeschreven werkzoekenden, en breidde verder uit naar de leefloners en langdurig zieken. En er kwamen nog groepen zonder uitkering bij: nieuwkomers, sociale huurders, herintreders. Zij komen in de datasets met creatieve labels zoals ‘niet-verplicht ingeschreven werkzoekenden’ en ‘verplicht ingeschreven niet-werkzoekenden’. Voor al die groepen, oude en nieuwe, is het motto: aan het werk, al wie kan. Activering moet de historische schaarste aan werkkrachten helpen oplossen. Met als macro-politiek doel de verhoging van de werkzaamheidsgraad naar 80%, naar het voorbeeld van de Scandinavische landen, als basis voor een houdbare en doelmatige sociale zekerheid.

De opgang van activering in de Europese landen in de jaren 1990 komt in essentie neer op een proces van werk boven sociale bescherming. Beleid voor sociale bescherming van werklozen dat oorspronkelijk was geformuleerd om in tijden van nood inkomenszekerheid te bieden, werd omgevormd tot programma's om mensen zo snel mogelijk weer aan het werk te krijgen. De uitkering moet een trampoline worden, en blijft hoogstens tijdelijk een vangnet.

Is activering een krachtig idee omdat het zo’n succes was voor de arbeidsmarkt? De resultaten blijken vaak nogal … teleurstellend.

Is activering een krachtig idee omdat het zo’n succes was voor de arbeidsmarkt? De resultaten in economische evaluatiestudies blijken vaak nogal … teleurstellend.2 Dat brengt mij bij de vraag die ik mij als socioloog stel: waarom is activering al die tijd het fundament gebleven van sociaal beleid?

Een eerste verklaring ligt bij de dubbele claim van activering. Ten eerste de normatieve claim dat het activeren van uitkeringsgerechtigden voordelig is voor de samenleving en de individuele ontvangers. Ten tweede de morele claim dat uitkeringsgerechtigden van nature passief zijn, maar dit niet langer zullen zijn als hun uitkeringen of andere tegemoetkomingen afhankelijk worden gesteld van hun deelname aan een bepaalde activiteit.

Volgens de OESO evolueren we naar een ‘actieve samenleving’, waarin ieder zijn of haar bijdrage levert. De actieve samenleving daagt de logica van de sociale zekerheid uit: ze stelt het welvaartsniveau van individuen afhankelijk van hun vermogen om voortdurend aan zichzelf te werken, door middel van praktijken zoals levenslang leren, om inzetbaar te worden of te blijven. Het vereist een actieve betrokkenheid van de uitkeringsafhankelijke burger, en gaat verder dan louter vrijwillige deelname. En het gaat ook verder dan het economisch efficiëntie-denken, activering wordt dan een morele eis, in de eerste plaats ideologisch. De uitbreiding van activering naar nieuwe doelgroepen – denk aan huismoeders of sociale huurders – stelt het onderscheid op scherp: de normatieve claim (die past in het economische efficiëntie-denken) wordt eigenlijk wel breed gedeeld, maar niet zo de morele claim.

Er is nog een tweede verklaring. Activering kreeg een brede invulling, telkens in een andere configuratie van het type welvaartsstaat. Het scala aan instrumenten en doelgroepen varieert van disciplinaire beleidsmaatregelen die bedoeld zijn om werklozen te stimuleren om zo snel mogelijk het uitkeringsstelsel te verlaten, tot faciliterende beleidsmaatregelen die bedoeld zijn om ondersteuning te bieden aan de meest kwetsbaren. Het idee van activering is niet of-of, maar én-én. Het gaat om beide dimensies, disciplinering én investering, die samen horen als twee kanten van eenzelfde medaille. De ene keer gaat het de kant op van disciplinering, zoals het verplicht aanvaarden van een baan, minder (langdurige) opleiden (work first) tot werken voor de uitkering (workfare). De andere keer komt vooral de ondersteunende (enabling) dimensie naar voor, met meer investering in opleiding, werkervaring, tot zelfs gesubsidieerde banen, mobiliteit en kinderopvang.

De evolutie van het activeringsbeleid kan worden beschreven als een voortdurend opnieuw zoeken of herstellen van een beredeneerd evenwicht tussen investering en disciplinering.

Wie terugblikt op de afgelegde weg in vele landen, ziet het grote project van activering nu eens de ene kant, dan weer de andere kant opgaan. Een slingerbeweging, niet enkel tussen landen, maar ook binnen éénzelfde land. Wat daarbij opvalt: het hobbelige pad dat het beleid volgde, heeft geholpen om het idee in stand te houden en te continueren, niet om het op de helling te zetten. Deense collega’s omschrijven zo’n proces als “an ongoing messy effort among the involved actors3 (had ook de titel van dit essay kunnen zijn). De evolutie van het activeringsbeleid kan worden beschreven als een voortdurend opnieuw zoeken of herstellen van een beredeneerd evenwicht tussen investering en disciplinering. Een proces van her-balanceren om zich te verzekeren van voortdurende steun en legitimiteit voor het kernprincipe van het idee van activering door wisselend de klemtoon te leggen op de ene of de andere zijde van de medaille. Om op die manier een breder spectrum van actoren en belanghebbenden in staat te stellen zich aan te sluiten bij de basispremisse van het idee. Dàt maakt het een robuust idee, bestand tegen de tijd.

WAAROM IS EEN BELEID VAN SANCTIES EN PLICHTEN MAAR EEN HALVE OPLOSSING?

De politiek vandaag focust vooral op de disciplinerende kant van activering, met twee close-fitting oplossingen: de verplichte gemeenschapsdienst (door de nieuwe Vlaamse regering nu omgedoopt tot samenlevingsjob – terwijl het helemaal niet gaat om een arbeidscontract of volwaardige arbeidsgarantie, wat dan weer op juridische en economische weerstand zou botsen), en de beperking van uitkeringen in de tijd. De eerste op Vlaams niveau, de tweede op federaal niveau. Dat brengt mij bij mijn tweede vraag: waarom is een beleid van sancties en plichten maar een halve oplossing ?

Het basisprincipe bij de werkloosheidsverzekering is risicospreiding, het is belangrijk dat het gaat om een verplichte verzekering voor iedereen, om negatieve selectie te vermijden. Maar bij langdurige werkloosheid wordt de band tussen bijdrage en uitkering zwakker. Wat betekent dat dan voor de langdurig werklozen ? Niet enkel dat de uitkering vermindert of dat meer begeleiding zou worden geboden (dit laatste eerder integendeel4). Wel dat werken voor behoud van de uitkering en beperking van uitkeringen in de tijd als alleenzaligmakend worden uitgeroepen.

De verplichte gemeenschapsdienst

In het geval van de verplichte gemeenschapsdienst was er niet enkel de decennialange aanloop tot de maatregel uiteindelijk werd afgekondigd als oplossing voor de zeer langdurig werklozen. Ook het proces van invoering bleek een hobbelig pad. Volgt u even mee.

Omdat het uiteindelijk in het regeerakkoord was beland, besloot de Vlaamse regering in 2021 om zeer langdurig werklozen (meer dan twee jaar) te verplichten om gemeenschapsdienst te doen. Bijna twee jaar later, in juli 2023, werd de gemeenschapsdienst uiteindelijk ingevoerd. Of toch een variant.

De toenmalige minister sprak consequent over stages en niet over gemeenschapsdienst (woorden doen ertoe). Eigenlijk kwam de focus te liggen op het versterken van vaardigheden en een passend traject naar werk, zonder dit te willen verplichten voor àlle langdurig werklozen. Juridisch werd het ingebed in een breder pakket van stages dat VDAB uitbesteedt aan marktspelers. Ook de politieke partijen die ijverden voor een verplichte gemeenschapsdienst zagen dit als een manier om zich, als langdurig werkloze, nuttig te maken voor de samenleving en competenties op te doen. “Omdat we met die gemeenschapsdienst niet die mensen willen straffen, maar hen opnieuw aansluiting willen laten vinden bij de arbeidsmarkt, om weer in het arbeidsritme te komen”. Opnieuw de morele claim, vermomd als economische claim.

In Vlaanderen wonen ongeveer 37.000 mensen die al langer dan twee jaar zonder werk zitten en een uitkering krijgen. Hoeveel mensen kregen een stageplaats bij onder meer gemeentelijke groendiensten en scholen? Na enkele maanden werd toenmalig minister van Werk, Jo Brouns (CD&V), daarover op de korrel genomen in het Vlaams parlement. Hoe langer hij op de rooster werd gelegd, hoe kleiner het aantal werd. Eerst zei de minister dat het om 80 mensen ging, maar toen een parlementslid doorvroeg had hij het nog over "een handvol". "Ik weet niet of het er drie, vier of vijf zijn", moest hij het precieze aantal schuldig blijven. Medio 2024 zou het gaan om een 500-tal.

De conclusie is: het systeem van de verplichte gemeenschapsdienst werkt niet, in de uitvoering liep het grondig mis.

De conclusie is: het systeem van de verplichte gemeenschapsdienst werkt niet, er is een toeleidingsprobleem bij VDAB, lokale besturen blijven met vragen over verdringing van plaatsen met het wijk-werken (voor minder langdurige werklozen). Met andere woorden, in de uitvoering liep het grondig mis.

En er is meer. “De opgelegde criteria zijn zo beperkend dat bemiddelaars andere stages voorstellen die meer uren omvatten," legt de VDAB uit. De oplossing? Dan maar een halvering dit jaar van het pakket van de ingehuurde partnerorganisaties. Van hele naar halve naar schijnoplossing.

Kortom, de regering-Jambon zette de verplichte gemeenschapsdienst in de markt als één van de belangrijke pijlers om langdurig werklozen opnieuw aan het werk te krijgen. Na een ware politieke en juridische odyssee, en een weerbarstige uitvoering, was de angel van verplichting eruit gehaald. Overigens geheel in lijn met het wetenschappelijk onderzoek, dat sceptisch staat tegenover een louter bestraffende aanpak bij deze doelgroep. Exit verplichte gemeenschapsdienst.

De beperking van uitkeringen in de tijd

Ook de beperking van uitkeringen in de tijd wordt al minstens twee decennia bepleit en ligt opnieuw ter tafel bij de federale onderhandelaars. Misschien wel als ruilmiddel voor de mislukte verplichte gemeenschapsdienst? Wordt die laatste dan niet overbodig als langdurige uitkeringsafhankelijkheid ophoudt te bestaan?

Voor de OESO kan het niet genoeg worden herhaald: België is het enige land binnen de OESO met een onbeperkte duur van werkloosheidsuitkeringen.5 Net voor de start van de federale regeringsonderhandelingen sprak de Hoge Raad voor de Werkgelegenheid zich uit voor een beperking in de tijd. In essentie gaat het over het herstel van het verzekeringsprincipe bij onvrijwillige werkloosheid. Positief is dat ook de hoogte van de uitkering mee in het debat is gebracht.

Maar zouden uitkeringsgerechtigden actiever op zoek gaan naar werk en een baan aanvaarden? Uit de internationale wetenschappelijke evaluatieliteratuur blijkt dat het verkorten van de maximale duur van werkloosheidsuitkeringen een groot deel van de werklozen stimuleert om sneller werk te vinden, maar ook sommige anderen naar de bijstand, ziekte en de informele economie drijft.6 In essentie is het ook een versimpeling van de problematiek van langdurige werkloosheid. Men lost er het diepe probleem van armoede niet mee op, en al evenmin het diepere probleem van structurele arbeidstekorten en de te lage werkzaamheidsgraad.

Als men de uitkering beperkt, vereist dat een forse investering in re-integratie en begeleiding, bemiddeling en opleiding, en gesubsidieerde werkervaring.

Als men de uitkering beperkt, vereist dat een forse investering in re-integratie en begeleiding, bemiddeling en opleiding, en gesubsidieerde werkervaring. Een loutere terugval op het leefloon of de ziekte-uitkering is geen oplossing. Kortom: als systeem te bepleiten, maar dan moet de activering niet enkel sneller, ook het aanbod moet groter, én dan moet er een oplossing komen voor de meest kwetsbaren. Zij zullen er de dupe van zijn.

Momenteel is er een groep mensen die ‘door het systeem’ in de werkloosheidsverzekering wordt gehouden maar daar niet of niet meer thuishoort. De groep wordt geschat op 20.000 zogenoemde ‘niet-toeleidbaren’. Men kan voor deze categorie een algemene inkomensregeling voorzien, die uit de algemene middelen zou worden gefinancierd, een variant op de sociale bijstand. En waarom ook niet met een (tijdelijke) vrijstelling van delen van de inkomens-, vermogens- en huishoudenstoets? Een categorale oplossing, naast de universeel geldende voorziening, roept een juridische vraag op met bredere strekking en reikt ook tot beleid op andere terreinen.

Een nog grotere groep kampt met meerdere problemen op andere domeinen dan werk, zoals gezondheid, welzijn, huisvesting, digitale geletterdheid, ... VDAB schat de groep voor wie werk niet aan de orde is door de te grote welzijnsproblematiek op één op vier. Of meer dan 50.000. Die verhouding ligt in lijn met wat we zelf in onderzoek hebben vastgesteld.

Voor die groep is een persoonlijk contact en een aanpak op maat vereist, de digitale benadering – waarin overigens VDAB sterk scoort, ook in vergelijking met andere landen – is voor hen veel te ver weg. VDAB is niet de geschikte instantie om zelf voor die groep in te staan, vandaar het belang van samenwerking met andere spelers. Die allianties met gespecialiseerde dienstverleners zien we ook ontstaan in het werkveld.7 Samenwerking en marktwerking, het typeert het beleid van de voorbije 25 jaar van VDAB. Betekent dit een stap naar ontmanteling van de publieke dienst ? Ik denk het niet. Want tegelijk bindt private uitvoering van publiek-gefinancierde taken marktspelers aan publieke doelen. Marktwerking kan niet zonder samenwerking en vertrouwen, pas dan krijgt het ook een plaats in een collectief systeem gebaseerd op solidariteit. Ook al zal er voortdurend gesleuteld worden aan de modaliteiten en spelregels – an ongoing messy effort.

WAAROM ZICH ZORGEN BLIJVEN MAKEN OVER KWETSBARE GROEPEN?

Dat brengt mij bij de derde en laatste vraag: waarom zich zorgen blijven maken over kwetsbare groepen?

Die vraag is des te meer aan de orde in een periode van arbeidskrapte en ingrijpende transities op de arbeidsmarkt. Maar het is niet omdat de tewerkstelling groeit, dat de arbeidsmarkt inclusiever wordt voor de meest kwetsbaren. Natuurlijk is er wel een trickle down effect: als er banen bij komen aan de bovenkant, komen er ook banen bij aan de onderkant. Maar die dynamiek bereikt niet iedereen aan de onderkant die in de problemen zit.

Minstens gedeeltelijk komen specifieke groepen al tevoorschijn op een ogenblik dat er nog een band is met de werkgever – denk aan langdurig zieken of tijdelijk werklozen. Eigen onderzoek met Dynam leert bovenal dat een categorisch onderscheid tussen werk en niet-werk vaak niet overeenstemt met de feitelijke loopbanen, die soms zeer volatiel verlopen.8 Preventief en curatief beleid, ook die spanning vergt een nieuw beredeneerd evenwicht, in de wetenschap dat langdurige werkloosheid en inactiviteit nooit helemaal zullen verdwijnen.

Niet alleen de ontwikkelingen in de arbeidsmarkt, maar ook de systematiek van activering zet kwetsbare groepen onder druk. Wat blijkt uit de economische evaluatieliteratuur: een te eenzijdig of hardvochtig sanctiebeleid kan zelfs bijdragen tot verergering van de problematiek. Het meest recente onderzoek9 werpt een nieuw licht op een reeks aandachtspunten voor activerend beleid: de (te hoge) verwachtingen van werkgevers, de houding van het personeel dat belast is met de ondersteuning en begeleiding van werklozen, de vooroordelen die men heeft (ook werkgevers) over het zoekgedrag.

Succesvolle voorbeelden leunen niet zozeer op geïsoleerde oplossingen zoals financiële prikkels, maar op gezamenlijke ‘coproductie’ van persoonlijke begeleiding naar werk.

Voor de specifieke groepen geldt: succesvolle voorbeelden leunen niet zozeer op geïsoleerde oplossingen zoals financiële prikkels, maar op gezamenlijke ‘coproductie’ van persoonlijke begeleiding naar werk en investeringen in hun werkomgeving, met gematigde nadruk op selectieve toegang en doorstroom. Met de uitkering als sluitstuk.

Afschaffen van plichten, ook in Nederland leeft er iets. Begin mei van dit jaar besliste de toenmalige minister in Nederland om UWV (dat instaat voor de uitkering en activering van werkzoekenden en arbeidsongeschikten) de toelating te geven voor een grootschalig wetenschappelijk experiment met werkloosheidsuitkeringen zonder sollicitatieplicht. Het experiment start dit najaar en loopt tot 2028. De reden is dat UWV twijfels heeft bij de effectiviteit van de sollicitatieplicht: mensen kunnen juist ontmoedigd raken als ze keer op keer moeten solliciteren. Stel dat dit realiteit wordt, zal het de balans sterk doen overhellen? Zodat weer nieuwe maatregelen nodig zullen blijken? De maximale uitkeringsduur is al meerdere keren ingekort; momenteel ligt die op twee jaar.

En er is ook de bredere context: in de sociale zekerheid in Nederland is al langer een kentering aan de gang van wantrouwen (onder het zogenoemde New Public Management, een overheidsbeleid dat geënt is op markt- of managementprincipes) naar vertrouwen als uitgangspunt voor beleid. Ook voor de sociale bijstand belijden een aantal gemeenten de terugkeer van het persoonlijk contact met hun cliënten.

De slinger van activering komt niet tot stilstand. Op een beweging volgt vaak een tegenbeweging. Het is de spanning tussen de economische norm en de morele eis die de slinger heen en weer doet bewegen. De huidige situatie vergt een grotere inzet op arbeidsmarktdienstverlening (die ook de werkgever betreft), eerder dan op financiële prikkels. Dit vergt nieuwe vormen van samenwerking en afstemming om zo meer integrale dienstverlening te realiseren. Wat allerlei vragen oproept over marktwerking, langdurige relaties, nieuwe manier van verantwoording en de lokaal-regionale nexus voor beleid. In de uitvoering vergt dit in plaats van minder discretionaire ruimte, net meer ruimte voor professionele dienstverleners om maatwerk te kunnen bieden.10

Na een lange periode in de richting van het herstel van rechten en plichten, lijkt ook in ons land een hernieuwde aandacht te ontstaan voor een human first-aanpak in de uitvoering11, waarbij een begeleiding op menselijke maat wordt aangeboden. Betekent dit de voorbode van een bredere aandacht voor de menselijke maat in een solidaire samenleving? Zal dit doorsijpelen bij nieuw beleid? De toekomst zal het uitwijzen.

EINDNOTEN

  1. Dit essay is een bewerking van mijn afscheidsrede bij mijn emeritaat op 12 september 2024. Voetnoten en referenties blijven beperkt, een uitvoerige lijst is verkrijgbaar bij de auteur. Met dank voor voorafgaande gesprekken aan Sven De Haeck, Menno Fenger, en Marion Vrijens.
  2. Kluve, J. (2010) The Effectiveness of European Active Labor Market Policy. Labour Economics, 17 (6): pp. 904-918. Card D., Kluve, J. & Weber, A. (2018), What works ? A Meta Analysis of Active Labor Market Program evaluations. Journal of the European Economic Association, 16(3): pp. 894-931.
  3. Carstensen, M.B., Sørensen,E., & Torfing, J. (2024), Ideational robustness in turbulent times. Policy and Society, 43(2): pp. 111-126.
  4. Struyven, L. (2019), De vergeten groep van langdurig werkzoekenden. Samenleving & Politiek, 26 (3): pp. 6-10.
  5. Terwijl elders bij de OESO staat te lezen dat sancties in België vrij streng zijn in vergelijking met andere landen. Zie OECD Employment Outlook 2018.
  6. Voor ons land: De Brouwer O., Leduc, E. & Tojerow, I. (2023), The consequences of job search monitoring for the long-term unemployed : Disability instead of employment ? Journal of Public Economics, 224C: pp. 1-26. Internationaal (o.a.): Pellizzari, M. (2006), Unemployment duration and the interactions between unemployment insurance and social assistance. Labour Economics, 13: pp. 773-798. Petrunyk, I. & Pfeifer, C. (2022), Diverse effects of shorter potential unemployment benefit duration on labor market outcomes in Germany. Labour, 36(3): pp. 367-388. Nickell, S. & van Ours, J. (2000), The Netherlands and the United-Kingdom : A European unemployment miracle ? Economic Policy, 15(30): pp. 135-180. Dit laatste artikel evalueert het effect van een verlaging van de generositeit van de Nederlandse werkloosheidsverzekering op de groei van het aantal arbeidsongeschikten in Nederland.
  7. Struyven, L., Van der Beken, W., Vanoeteren, V., Stepman, M., Jansen, B., & Pollet, I. (2023). Markt of netwerk? Overheidssturing via marktwerking en samenwerking in het domein van werk en integratie van werkzoekenden. Afwegingskader en lessen voor de door ESF ondersteunde lokale partnerschappen. HIVA-KU Leuven.
  8. Huysmans, K., Goesaert, T., Boogaerts, T., & Struyven, L. (2024), Loopbaantransities in dynamisch perspectief. Belgisch Tijdschrift voor Sociale Zekerheid, 65 (3): pp. 403-424.
  9. Voor een zeer recente overzichtsstudie: Le Barbanchon, Th., Schmieder, J.F., & Weber, A. (2024), Job Search, Unemployment Insurance, and Active Labor Market Policies. NBER Working Paper 32720.
  10. Van der Veen, R. (2023), Sturing van arbeidsmarktbeleid en van arbeidsparticipatie. Een (deels) bestuurskundige agenda voor de toekomst. In: T. Overmans (e.a.) Maatschappelijke Bestuurskunde, Den Haag, pp. 169-190.
  11. Leroy, F. (2023), Een sluitend maatpak. Reflecties over een maatgerichte begeleiding van werkzoekenden, Over.Werk, 33 (1): pp. 156-159.

Samenleving & Politiek, Jaargang 31, 2024, nr. 9 (november), pagina 65 tot 72

HET VLAANDEREN VAN DIEPENDAELE I

Het Vlaanderen van N-VA en Vooruit blaast warm en koud
Wim Vermeersch
Maken Melissa en Caroline van gele hesjes progressieve kiezers?
Philippe Diepvents
Hoe chauvinistisch is het Vlaams regeerakkoord?
Silke Goubin
Disciplineren is maar een halve oplossing
Ludo Struyven

Abonneer je op Samenleving & Politiek

abo
 

SAMPOL ONLINE

40€/jaar

  • Je leest het magazine online
  • Je hebt toegang tot het enorme archief
MEEST GEKOZEN

SAMPOL COMPLEET

50€/jaar

  • Je ontvangt het magazine in de bus
  • Je leest het magazine online
  • Je hebt toegang tot het enorme archief
 

SAMPOL STEUN

100€/jaar

  • Je ontvangt het magazine in de bus
  • Je leest het magazine online
  • Je hebt toegang tot het enorme archief
  • Je krijgt een SamPol draagtas*
 

SAMPOL SPONSOR

500€/jaar

  • Je ontvangt het magazine in de bus
  • Je leest het magazine online
  • Je hebt toegang tot het enorme archief
  • Je krijgt een SamPol draagtas*

Het magazine verschijnt 10 keer per jaar; niet in juli en augustus.
Proefnummer? Factuur? Contacteer ons via info@sampol.be of op 09 267 35 31.
Het abonnementsgeld gaat jaarlijks automatisch van je rekening. Het abonnement kan je op elk moment opzeggen. Lees de Algemene voorwaarden.

Je betaalt liever via overschrijving?

Abonneren kan ook uit het buitenland.

*Ontdek onze SamPol draagtas.