Vooruit heeft met het Vlaamse regeerakkoord een terrein gecreëerd waarop linkse strijd kan worden gevoerd. Er liggen kansen voor Melissa Depraetere en Caroline Gennez om waar te maken wat goed is in dit regeerakkoord.

© ID/ Fred Debrock
Het Vlaams regeerakkoord ligt er. Maar is het nu een historische bocht naar links, zoals sommigen beweren, of is het vooral een voortborduren op wat de vorige rechtse coalitie al uitstippelde, zoals anderen beweren?
Wel, eigenlijk is dat niet zo interessant. Ten eerste omdat die discussie meestal meer te maken heeft met een perceptiestrijd die gevoerd wordt tussen linkse partijen onderling dan met wat er in realiteit zal of kan veranderen voor de burger. Ten tweede is de vraag ook niet geheel fair.
Na tien jaar rechts beleid, met slechts twee ministers – ook al vertegenwoordigen die zo’n 40% van de begroting – en met een electoraal gewicht binnen de regeringspartijen onderling van ongeveer een kwart, is het niet realistisch om te verwachten dat Vooruit deze Vlaamse regering op alle vlakken op een linksere koers krijgt. Maar dat betekent niet dat er geen erg belangrijke koerswijzigingen kunnen worden ingezet en dat er geen verschil kan worden gemaakt.
Marc Swyngedouw stelde het al in zijn studie ‘De breuklijnen voorbij?’. De afgelopen twintig jaar is er een duidelijke evolutie zichtbaar, namelijk: “over die periode verschoven beide regio’s (Vlaanderen én Wallonië), alle sociale groepen en nagenoeg alle electoraten op de economische dimensie naar rechts.” Het is in de eerste plaats de kiezer die naar rechts opschoof. Over de redenen daarvoor zijn al talloze analyses geschreven, maar het meest treffende beeld daarbij blijft toch dat van de gele hesjes, oftewel de misnoegde burger die zich aan de kant geschoven voelt, die zijn basisbehoefte om vooruit te kunnen gaan of door de overheid gesteund te worden bij tegenslag niet meer ingelost ziet. De hamvraag voor links op lange termijn blijft dan ook: hoe winnen we hen terug?
De echt interessante vraag is dus: heeft Vooruit met dit regeerakkoord een terrein gecreëerd waarop die strijd gevoerd kan worden? Welke kansen zijn er om echte linkse bochten te maken en op welke domeinen? En hoe kunnen de keuzes die men maakt ook echt een verschil maken voor mensen, zodat zij weer meer in de linkse recepten gaan geloven – en dus een volgende keer de electorale kaarten nog beter schudden? Kunnen we de komende vijf jaar vooruitgang boeken om van de gele hesjes progressieve kiezers te maken?
Mijn antwoord op die vraag is een gewikt en gewogen “ja, maar”, wat meteen een spoiler en een waarschuwing is. Als je enkel in de perceptiestrijd geïnteresseerd bent, dan lees je best niet verder.
Hoe kom ik tot dat antwoord? Daarvoor moeten we eerst even stilstaan bij welke strijd er gewonnen en verloren is in dit regeerakkoord. Daarna gaan we wat dieper in op de concrete kansen en bedreigingen.
VOORUIT HEEFT BOVEN GEWICHT GEBOKST
Tegenover een N-VA in zegemodus na de verkiezingen (“Nog steeds de grootste!”) en een CD&V die buitenproportioneel op de landbouw focust (“Vooruit vecht wel op het sociale”), kan je wel zeggen dat Vooruit boven gewicht gebokst heeft. Op sommige vlakken lijkt men erin geslaagd N-VA de ideologische arm om te wringen. Twee tendensen vallen in dat verband op.
Eén: het gaat weer over werknemers. In de voorbije tien jaar ademden de teksten van de Vlaamse regering steevast uit dat werknemers vooral heel hard moesten werken en bijdragen aan de economie, zonder deze verder tot last te zijn met al te hoge verwachtingen aan het adres van overheid (die vooral zuinig en klein moest zijn) en werkgevers (aan wie geofferd moest worden op het altaar van de concurrentiekracht). Met dit regeerakkoord lijkt alvast op papier hierin een bocht gemaakt. Ja, zij moeten nog steeds hard werken, maar er mag ook weer iets in ruil gevraagd worden. Soms is dat concreet, zoals ‘elke euro prijsverhoging in de dienstencheque moet gaan naar de lonen voor de poetshulpen’, soms wat minder, zoals een sterke focus op de kwaliteit en voorwaarden van zorgberoepen, mét middelen maar daarom nog geen bikkelharde garanties. En soms gaat het ook om minder materiële maar daarom niet minder belangrijke vormen van iets terugkrijgen, zoals eindelijk weer ‘werkbaar werk’ dat benoemd wordt als absolute prioriteit of stevigere bescherming tegen discriminatie via praktijktesten en extra inspectiepersoneel.
Collectieve oplossingen komen weer meer in de plaats van ‘trek uw plan’.
Twee: collectieve oplossingen komen weer meer in de plaats van ‘trek uw plan’. Alvast op enkele domeinen zie je dat duidelijk. De kinderbijslag is niet langer een makkelijke besparingspost, maar wordt volledig geïndexeerd, bovendien met een minimum van 2% en inclusief een hervorming van de toeslagen die maakt dat meer werkende armen er recht op zullen hebben, omdat ze deze niet langer verliezen bij 1 euro opslag. Collectief de kosten van kinderen dragen, is dus weer een uitgangspunt. Ouders moeten kunnen rekenen op 10.000 extra plaatsen in de kinderopvang, met bovendien ook een groter aandeel inkomensgerelateerde plaatsen. Voor wie de bus moet nemen, zijn er weer belangrijke investeringen in openbaar vervoer, onderwijs krijgt meer middelen, er is het ‘verbod op winst’ binnen de ouderenzorg en het aantal sociale woningen moet omhoog. Diensten moeten face to face beschikbaar blijven voor wie niet digitaal mee kan. In de gevoelige inspanningen die verwacht worden voor de klimaattransitie lijkt de burger er niet langer helemaal alleen voor te staan, want in een nieuw Sociaal Klimaatplan moeten kwetsbare groepen voorop staan. Collectieve renovaties, renteloze leningen, wooncoöperaties, wijkrenovaties en bescherming van de lage inkomens bij de taxshift van elektriciteit naar koolstof, … het zijn allemaal pistes in het regeerakkoord die proberen wie minder heeft te beschermen tegen de kost van de transitie.
MAAR DE MATCH IS NOG LANG NIET GEWONNEN
De keerzijde van de medaille zit hem natuurlijk in die onderdelen waar het duidelijk niet gelukt is om het ideologische potje armworstelen te winnen. In de eerste plaats valt daarbij op dat dit Vlaanderen vooral warm wil zijn voor al wie werkt en een stuk minder voor wie dat om welke reden dan ook niet doet. Daar is men vooral streng en soms gaat men zelfs zo ver om rechten en sociale voordelen te onthouden aan leefloners, werklozen, zieken, enzovoort, door voorwaarden in te voegen: inschrijving bij VDAB opleggen voor rechten die niets met werk te maken hebben, voorrang voor werkenden in de kinderopvang, en ga zo maar door. Deze punten zijn vintage vorige regering.
Wie wel werkt, mag iets terug verwachten. Maar het wat rustiger aan doen zit er ook niet echt in, want over minder werken (toch ook een punt van Vooruit, weze het dan in vorm van een loopbaanrekening en aandacht voor specifieke zorgverlofstelsels) wordt niet gerept en de roep om meer flexibiliteit ten voordele van de werkgever is verre van weg. Er komt een opleidingsoffensief, maar de concrete voorstellen in de tekst wijzen eerder op het omgekeerde: besparen op opleiding. Arbeidsmarktbeleid tout court lijkt trouwens wel weggevaagd. Er blijft met een uitgeklede VDAB en weggeschraapt budget weinig van over, wellicht vanuit de foutieve veronderstelling dat in een krappe arbeidsmarkt werk vinden en personeel vinden vanzelf gaat.
Ook de besparingen baren zorgen. De openbare diensten mogen dan wel her en der op meer middelen rekenen, ze worden anderzijds zwaar onder de loep genomen en moeten een derde van het gezochte budget ophoesten. Dat dit tot minder goede dienstverlening zal leiden, tot prijsstijgingen (bij De Lijn? In de kinderopvang? In de waterfactuur?) en tot gaten in het sociale vangnet, lijkt dan ook onvermijdelijk.
Kwetsbare groepen wil men aan de ene kant met collectieve maatregelen beschermen, maar worden aan de andere kant ook gewantrouwd.
Bovendien valt op heel wat plaatsen in het regeerakkoord ook op dat de kwetsbare groepen die men aan de ene kant met collectieve maatregelen wil beschermen, aan de andere kant ook gewantrouwd worden. Sociale huurders, ouders van schoolkinderen, partners die scheiden, inburgeraars, … ze krijgen allen regelmatig een belerend vingertje voorgehouden en sociale rechten worden voorwaardelijk gemaakt.
WAAR LIGGEN DE KANSEN?
De meest evidente kans die er vandaag ligt voor Vooruit is: waarmaken wat er goed is in het regeerakkoord. Het goede nieuws daarbij is dat de stevige portefeuilles die zijn binnengehaald daartoe de mogelijkheid bieden. Bovendien komen die bevoegdheden vrij goed overeen met die domeinen waar Vooruit het meeste heeft kunnen wegen. En ook de samenhang tussen Welzijn en Armoede, maar ook tussen Energie en Wonen maakt de uitgangspositie voor een echt socialer beleid sterker.
Kansen voor Melissa Depraetere
Met de ministerpost van Wonen, Energie en Klimaat en met programmapunten zoals meer sociale woningen, een echt bindend sociaal objectief voor de gemeenten en collectieve renovaties, ook voor wie daar de middelen niet toe heeft, zit je gebeiteld om aan te tonen dat sociaal en duurzaam wel samengaan en dat sociale rechtvaardigheid op het vlak van klimaatbeleid wel belangrijk wordt geacht en aangepakt. Hier kan men dus volop proberen het eigen programma uit te voeren. Uiteraard zal dat niet zo eenvoudig gedaan zijn als gezegd en zullen de negatieve elementen uit het regeerakkoord dit tegenwerken. Denk maar aan het optrekken van sociale huur voor wie geen werk vindt. Dat is niet te rijmen met ‘iedereen mee’.
Maar we zagen recent al dat hier ook kansen liggen. Nadat de verstrengde eigendomsvoorwaarde voor sociale huurders juridisch naar de prullenmand werd verwezen, werd er door Melissa Depraetere meteen aangedrongen om te kijken wat er kan gedaan worden voor de gedupeerden. “Ook als het er maar 10 zijn, dan zijn dat er 10 te veel”, klonk het. Als zowel die houding als de terminologie (want van ‘pestmaatregelen’ zijn er ‘gedupeerden’, heel juist) consequent kan worden aangehouden, kan men het beeld neerzetten van Vooruit-ministers die de schade willen herstellen van wat rechts aanricht. En dat beeld zou, indien doorheen de legislatuur aangehouden, aan het einde van de rit electoraal wel eens iets kunnen opleveren. Nog belangrijker: je kan zo onderweg een reëel verschil maken voor mensen en tonen dat je aan de kant van de kwetsbaren staat. Vanuit de post van viceminister-president zullen er voor Melissa Depraetere ongetwijfeld nog meer mogelijkheden komen om zich zo op te stellen, want daar ligt de scoop op alle Vlaamse domeinen. Misschien is het wat te hoog gemikt en wat naïef, maar een rode viceminister-president die vermaard wordt als hét sociale geweten van deze regering, zou dat niet mooi zijn?
Kansen voor Caroline Gennez
De andere ministerpost dan, die van Welzijn en Armoedebestrijding, Cultuur en Gelijke Kansen. Ook daar betreft het een domein dat niet alleen cruciaal is en hoog op de agenda staat, maar waar ook wel wat is binnengehaald. Een flink bedrag wordt geïnvesteerd in heel wat onderdelen van Welzijn, gaande van extra kinderopvang over wegwerken van wachtlijsten tot een boost in de jeugdzorg en extra middelen voor ouderenzorg. Binnen Welzijn zit ook de indexering van het Groeipakket, het belangrijkste wapen dat Vlaanderen heeft tegen kinderarmoede.
Verder wordt er gewerkt aan structurele en collectieve kaders: denk hierbij aan de uitrol van REMI over heel Vlaanderen, het toepassen van gezinscoaches, de stroomlijnen van de geestelijke gezondheidszorg, warme schoolmaaltijden (die niet bij de onderwijsminister zitten), een beperkt maar wel extra budget voor preventie, … Daar kan je best al wat mee aanvangen als minister.
Qua armoedebeleid oogt het regeerakkoord op het eerste zicht wat pover.
Qua armoedebeleid oogt het regeerakkoord op het eerste zicht wat pover. Er blijft buitensporige aandacht voor een job als beste bescherming tegen armoede, maar er is ook meer dan voorheen nadruk op de structurele aanpak van armoede, waarbij wordt verwezen naar belangrijke hefbomen als het groeipakket, sociale woningbouw, schoolfacturen, enzovoort. En dat is natuurlijk bij uitstek een socialistische aanpak van armoede en ontbrak totaal in de vorige legislaturen. Het regeerakkoord stelt verder ook dat de strijd tegen armoede samen gevoerd moet worden met de mensen in armoede zelf, ervaringsdeskundigen, lokale besturen én middenveldorganisaties. Een heel andere houding dus dan voorheen én een kans om een zichtbaar verschil te maken. Ook op Cultuur zou een switch in houding ten aanzien van de sector wonderen kunnen doen. En met een sterk anti-discriminatiebeleid op Gelijke Kansen kan je ook goed aantonen dat het met socialisten anders wordt.
Opnieuw wordt het echter opletten. Net als bij Wonen zijn de noden en verwachtingen op Welzijn torenhoog. Kan je daar eigenlijk wel ooit genoeg doen? Misschien klopt dat, maar anderzijds zit een minister als ze een aandachtig oor heeft voor de noden in de sector én bovendien ook nog eens middelen te besteden heeft, toch ook niet in de slechtst denkbare uitgangspositie. In ieder geval biedt het vanuit het perspectief van Vooruit meer kansen dan de portefeuille Onderwijs, waar ook middelen naartoe gaan maar waar anderzijds ook meer bespaard moet worden en waar inhoudelijk veel van wat de vorige regering zich al voornam, wordt verdergezet.
Op vlak van Armoedebestrijding zijn er opnieuw negatieve effecten te verwachten van de pestmaatregelen (voorrang voor werkenden in de kinderopvang, checken of leefloners kinderbijslag kan worden afgenomen,…). Dus wat dat betreft, geldt hetzelfde als voorheen gezegd: de kant kiezen van de kwetsbaren en zichtbaar weerwerk bieden in de regering.
Zowel Welzijn als Wonen zijn bovendien top of mind bij een brede range aan leeftijdsgroepen en raken een snaar bij de gele hesjes.
Eenvoudig zal het allemaal niet zijn, maar met dit regeerakkoord en deze ministerportefeuilles moet er echt wel een resultaat te behalen zijn dat een stap vooruit betekent voor de burger en voor de partij. Zowel Welzijn als Wonen zijn bovendien top of mind bij een brede range aan leeftijdsgroepen en raken een snaar bij de gele hesjes. Het zijn bevoegdheden waarin je de levens van erg veel mensen raakt. De indruk die je maakt, zal blijven plakken.
WAAR IS HET NOG VOORZICHTIG TREDEN?
Er zijn nog valkuilen. De meest evidente ligt in de begroting. Het voorgestelde evenwicht in 2027 is eerder wankel te noemen. Bovendien vormen vaagheden zoals die over de jobbonus een extra risico. Afhankelijk van wat de federale regering doet, kan dat een bijkomende min zijn op de balans. En eigenlijk sowieso, want fiscaal beleid op federaal niveau zal steeds een impact hebben op de financiën van de gewesten. Als de rekening niet dreigt te kloppen eenmaal de deadline nadert, is men dan sterk genoeg om de druk te weerstaan om de overwinningen opnieuw weg te besparen?
Een tweede gevaar schuilt in de relatie met het middenveld. Het is geen geheim die tijdens vorige regeringen ronduit slecht was. Het middenveld moest zich niet te veel moeien, subsidies werden aangevallen, inspraak werd onder het mom van ‘onafhankelijk bestuur’ ingeperkt. In het huidige regeerakkoord zitten er nog steeds heel wat sporen van die houding, ook al is er her en der flink bijgestuurd. Bovendien worden besparingen deze keer per minister uitgewerkt en niet met een kaasschaaf. Wat kort door de bocht: al die N-VA-ministers gaan dus hun favoriete middenvelddoelwitten mogen kiezen om op te besparen. Als dat scenario zich voordoet, dan zal Vooruit kleur moeten bekennen en tussen N-VA en middenveld komen te staan. Een keuze tussen trouw aan progressieve bondgenoten en trouw aan de coalitiepartners. Omgekeerd zal Vooruit het middenveld ook nodig hebben om echt te scoren op de eigen bevoegdheden. Een al te koele relatie met het middenveld hypothekeert de kansen op succes, niet in het minst op Welzijn. Maar laten we niet té pessimistisch zijn. Zelfs N-VA heeft in het verleden kunnen samenwerken of op zijn minst compromissen kunnen sluiten op specifieke dossiers met middenveld of pakweg vakbonden. Misschien kan Vooruit hen overtuigen dat een minder vijandige houding ook vruchten kan afwerpen.
Misschien kan Vooruit N-VA overtuigen dat een minder vijandige houding ook vruchten kan afwerpen.
Terzijde, het middenveld zal in deze context ook wat aan zelfreflectie moeten doen. Op tal van domeinen zal er nog een harde strijd moeten worden gevoerd, maar op andere liggen er kansen om samen de handen uit de mouwen te steken. Zijn we in staat om na tien jaar harde woorden de politiek weer als bondgenoot te zien en, althans op sommige domeinen, van de protestmodus terug te keren naar compromissen sluiten? En hoe zal een nog steeds erg katholiek zorglandschap omgaan met een socialistische minister?
En dan is er nog de federale olifant in de kamer. In welke richting zal de federale regeringsvorming evolueren? Er zijn daar maar weinig scenario’s te bedenken die voor Vooruit niet leiden tot hetzij meer animositeit binnen de Vlaamse regering, bijvoorbeeld als zij de onderhandelingen opblazen, hetzij een stuk tenietdoen van de successen die zij Vlaams kunnen halen, bijvoorbeeld als een federale regering de sociale afbraak organiseert. Die gordiaanse knoop is misschien wel de allergrootste uitdaging.
WAARHEEN OP DE LANGE TERMIJN?
Op lange termijn zou Vooruit er goed aan doen om deze Vlaamse regering als slechts één ronde in een lange ideologische strijd te zien. En expliciet niet als een mogelijks comfortabel nieuw politiek evenwicht dat nog veel regeringen zal kunnen standhouden. Dat lijkt misschien een open deur intrappen, maar dat is het niet. Het is ook geen zaak van individuen maar van een politieke evolutie die veel breder gaat dan ons kleine lapje grond.
Over heel Europa zien we rechts-nationalistische en populistische stromingen die erg doen denken aan de koers die N-VA vandaag vaart. En op verschillende plekken zien we sociaaldemocraten die – bij gebrek aan een beter woord – wat naar rechts opschuiven op een aantal thema’s om samen met die stromingen te besturen of om ze te proberen beconcurreren.
Dat is meer dan opportunisme. Er zit een zekere politieke logica in. Men zoekt naar een compromis als basis waarop voor een langere termijn politieke coalities gevormd kunnen worden. Zo’n stabiliteit is aanlokkelijk voor partijen en vergroot de kans op regeringsdeelname in de toekomst. Het compromis dat nu gezocht wordt, valt te benoemen als inclusief nationalisme, waarbij solidariteit zich beperkt tot de groep die binnen de lijnen valt die door nationaliteit en bepaalde voorwaarden getrokken wordt.
Als we dat even toepassen op het Vlaams regeerakkoord, dan zijn die voorwaarden om erbij te horen nogal grofweg ingevuld als werken en Nederlands spreken. Dan krijg je recht op solidariteit. Voorwaardelijkheid is ook op zich niet antisocialistisch, kijk maar naar de sociale zekerheid. De risico’s zijn echter ook duidelijk: als je ook bijstand, kinderbijslag, het recht op wonen, enzovoort afhankelijk maakt van die voorwaarden, hoe solidair ben je dan nog?
Een compromis aangaan met een andersgezinde dominante stroom, waar hebben we dat nog gehoord? Juist: in het compromis tussen socialisten en liberalen. Paars smeedde destijds het compromis op de economische as. De ‘markt’ vervelde zo van ongelijkheidsmachine naar motor van te herverdelen welvaart. Simplistisch gesteld werden gelijkheid en herverdeling langzaamaan ingeruild voor gelijke kansen en een geleide, sociaal gecorrigeerde trickle down. Maar na verloop van tijd verdwenen collectieve oplossingen naar de achtergrond en moest men in het defensief tegen de erosie van de sociale zekerheid door privatiseringen en besparingen. De privatiseringsslinger sloeg door, waardoor het socialistische verhaal vooral dreigde te stranden in beperkte sociale correcties. Punten na de komma.
Dit regeerakkoord is verre van perfect, maar er zijn wel kiemen gelegd om aan het einde van de rit een verschil te hebben kunnen maken.
Die vergissing mag niet opnieuw gemaakt worden. Voor alle duidelijkheid: in tegenstelling tot wat sommigen misschien graag willen horen, heb ik daarmee niet gezegd dat Vooruit op zoek is naar een langdurig politiek huwelijk met N-VA. De ambitie is, denk ik, groter dan wat punten na de komma’s van het Vlaams-nationalisme. Dit regeerakkoord is verre van perfect en het wordt nog een hobbelig parcours, maar er zijn wel kiemen gelegd om aan het einde van de rit een verschil te hebben kunnen maken en met een sterkere socialistische partij de volgende ronde aan te vatten. Aan de slag dus!
Samenleving & Politiek, Jaargang 31, 2024, nr. 9 (november), pagina 52 tot 59
HET VLAANDEREN VAN DIEPENDAELE I
Abonneer je op Samenleving & Politiek

Het magazine verschijnt 10 keer per jaar; niet in juli en augustus.
Proefnummer? Factuur? Contacteer ons via
info@sampol.be
of op 09 267 35 31.
Het abonnementsgeld gaat jaarlijks automatisch van je rekening. Het abonnement kan je op elk moment opzeggen. Lees de
Algemene voorwaarden.
Je betaalt liever via overschrijving?
Abonneren kan ook uit het buitenland.
*Ontdek onze SamPol draagtas.